Chemotherapie bij borstkanker vaak overbodig

Veel borstkankerpatiënten ouder dan vijftig zien hun overlevingskansen niet dalen als ze geen chemotherapie krijgen.

Nadat de tumor is verwijderd, ondergaan heel wat vrouwen met borstkanker chemotherapie. Dat moet verdere uitzaaiingen voorkomen. Die behandeling is niet altijd nodig, blijkt uit een grootschalig Europees onderzoek geleid door professor oncologie Martine Piccart (Vrije Universiteit Brussel).

Aan de studie namen 6.693 achttien- tot zeventigjarige vrouwen uit 112 ziekenhuizen in negen landen deel. Bij elk van de vrouwen was in een vroeg stadium borstkanker gediagnosticeerd. De kankercellen waren nog niet ruim verspreid – artsen hadden geen sporen van uitzaaiingen vastgesteld. Bij alle patiënten namen de onderzoekers een stukje kankerweefsel weg. Vervolgens brachten ze zeventig tumorgenen in kaart. Analyse van die genen en verder klinisch onderzoek moesten uitwijzen hoe hoog het risico op uitzaaiingen was.

Deelnemers met zowel een hoog genomisch als klinisch risico op uitzaaiingen kregen na het verwijderen van de tumor chemotherapie. Deelnemers met een laag genomisch en klinisch risico kregen enkel hormonale therapie. Bij ruim tweeduizend deelnemers was het ene risico hoog en het andere laag. Deze vrouwen werden willekeurig opgedeeld in twee groepen, waarbij de ene groep wel en de andere geen chemotherapie onderging. Alle individuen werden vervolgens zeven à acht jaar opgevolgd.

Hormonaal effect

Uit de resultaten bleek dat de overlevingskansen van vrouwen ouder dan vijftig met een laag genomisch risico even goed waren zonder als met chemotherapie. De vrouwen met een laag genomisch risico die wel een voordeel ondervonden van chemotherapie waren allen jonger dan vijftig. Een mogelijke verklaring kan zijn dat chemotherapie bij jongere vrouwen de functie van de eierstokken onderdrukt. Dat heeft een indirect hormonaal effect.

Volgens de onderzoekers kan chemotherapie bij bepaalde patiëntgroepen veilig worden weggelaten. Daarmee verdwijnen ook vermoeidheid, misselijkheid, haaruitval en andere onaangename bijwerkingen van de therapie