Column

Academische grabbelton

Externe belangen kunnen de academische vrijheid onder druk zetten. Maar wat houdt die vrijheid precies in? Wetenschapsfilosoof Sylvia Wenmackers over competitie, censuur en contracten.

Ik heb altijd aan een universiteit willen werken om vrij onderzoek te kunnen doen en de resultaten ervan te verspreiden. Dat deed ik zeventien jaar lang via korte aanstellingen. Twee jaar geleden pas kreeg ik voor het eerst een vast contract, waaruit ontslag enkel mogelijk is in geval van ernstige professionele fouten of als de hele faculteit wordt opgedoekt. Tenure heet dat in het Engels, de huidige taal van de wetenschap.

In de periode ervoor voelde ik een paar keer een knoop in mijn maag. Bijvoorbeeld toen ik korte tijd voor de UGent werkte als assistent en er een eed moest afleggen. Royalist of niet: elk academisch personeelslid moest eerst getrouwheid zweren aan de koning. Of toen ik deelnam aan een Nederlandse doctoraatsjury, waar de beslissing afgeklopt werd op de Statenbijbel. En toen ik mijn voorlopige contract bij de KU Leuven ondertekende, waarin stond dat ik niets mag doen wat de universiteit schade kan toebrengen.

Telkens wrong dat met mijn verlangen naar vrijheid van onderzoek, wars van commerciële belangen, politieke wenselijkheid, religieuze of andere dogma’s en andere vormen van externe druk. Academische vrijheid betekent dat academici zelf mogen bepalen welke onderwerpen ze willen onderzoeken. Zij zijn immers het best op de hoogte van de huidige stand van de kennis, de controverses en de hiaten, evenals de methodes om vooruitgang te boeken. Deze vrijheid houdt ook in dat onderzoekers hun resultaten mogen publiceren en erover mogen onderwijzen.

Door wetenschappers te beschermen tegen censuur en inhoudelijke inmenging op basis van externe belangen en hypes bescherm je ook de maatschappij tegen verstarring en totalitarisme. Het feit dat de academische vrijheid teruggaat tot de middeleeuwse universiteiten, betekent niet dat ze een definitieve verworvenheid is. Zelf zie ik het als een ideaal, waarvan het feitelijke peil schommelt. Bovendien kan deze vrijheid, net als de democratie zelf, gekaapt worden of zich van binnenuit opheffen.

Momenteel staat die vrijheid bijvoorbeeld onder druk door de manier waarop we onderzoek financieren. Dit gebeurt steeds vaker door competitieve projectaanvragen. Het doel daarachter is prima: publiek geld spenderen aan het meest beloftevolle onderzoek. Bovendien gebeurt de beoordeling door collega-wetenschappers, waardoor de koers in handen blijft van specialisten.

Academische vrijheid is geen vrijblijvende toelating, maar een plicht om het onderzoek te verdedigen dat je echt waardevol vindt en om je uit te spreken binnen en buiten de universiteit

Toch hypothekeert het systeem de vrijheid van onderzoek. Om te beginnen lopen de meeste juryleden niet zo warm voor aanvragen uit andere domeinen, ten koste van thema’s waarin er wereldwijd maar een handvol specialisten zijn. Bovendien staan sommige financieringskanalen enkel open voor onderzoek naar vooraf vastgelegde toepassingen.

Er bestaan gelukkig ook beurzen die in principe bedoeld zijn voor onderzoek dat louter drijft op nieuwsgierigheid. De eventuele praktische voordelen ervan zijn onbekend of in het beste geval verre-toekomstmuziek. Toch vragen de invulformulieren zelfs bij deze beurzen naar meerjarenplannen en naar de toepasbaarheid van de verwachte resultaten.

De expliciete en impliciete verwachtingen wegen door vanaf de ontwerpfase. Aanvragers weten donders goed dat ze hun mooie plannen enkel kunnen uitvoeren als hen een beurs wordt toegekend. Daardoor stellen ze vaak niet het onderzoek voor dat ze oprecht het meest waardevol vinden, maar een project waarvan ze denken dat het goed zal scoren bij de juryleden.

Het heeft jaren geduurd voor ik inzicht kreeg in deze processen, maar sinds mijn verblijfsvergunning voor de academische wereld definitief werd, daagde me ook iets over mijn eigen taak. Plots besefte ik dat de voorbeelden die ik in het begin aanhaalde slechts kleine ongemakken waren met een grotendeels symbolische waarde.

Academische vrijheid kreeg voor mij een grotere betekenis: het is geen vrijblijvende toelating, maar juist een plicht om het onderzoek te verdedigen dat je echt waardevol vindt en om je uit te spreken binnen de universiteit zelf en erbuiten. Professor en Nobelprijswinnaar Toni Morrison verwoordde het goed in een interview uit 2003. ‘Ik zeg aan mijn studenten: ‘Wanneer je die banen krijgt waarvoor je zo briljant opgeleid bent, onthoud dan dat je echte baan is dat als je vrij staat, je iemand anders vrij moet krijgen. Als je een beetje macht hebt, dan is het jouw taak om iemand anders macht te geven. Dit is niet gewoon een grabbelton met snoep.’’