Studiemethoden: welke werken, en welke niet?

Tien populaire studiemethoden onder de loep.

Vijf hoogleraren psychologie aan Amerikaanse universiteiten hebben een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan naar tien gangbare studiemethoden. Ze spitten daarvoor meer dan zevenhonderd wetenschappelijke artikelen uit.

Vijf studiemethodes kwamen als goed uit de bus. Jezelf overhoren en gespreid studeren zijn bijvoorbeeld uitstekende manieren om het studierendement te verhogen: efficiënt, gemakkelijk toe te passen en effectief. Twee methoden die veel studenten toepassen – onderstrepen en de stof telkens herlezen – hebben weinig nut en kosten bovendien veel tijd.

Andere leermethoden moeten nog nader getest en geanalyseerd worden. In afwachting van de resultaten van dat onderzoek kunnen scholieren, studenten en docenten in het klaslokaal, de collegezaal en thuis alvast gebruikmaken van de methoden die hun nut in de praktijk hebben bewezen. We zetten ze op een rij.

Om het fiat van de specialisten te kunnen krijgen moest een methode bruikbaar zijn in diverse omstandigheden, dus bijvoorbeeld zowel wanneer een student zelfstandig studeert als wanneer hij in een groep werkt. De methode moet geschikt zijn voor leerlingen/studenten van verschillende leeftijden, met verschillende capaciteiten en uiteenlopende niveaus van reeds bestaande kennis – en hij moet getest zijn in een leslokaal of andere situatie in het echte leven.

Studenten moeten de methode in kwestie kunnen gebruiken bij het bestuderen van een grote verscheidenheid aan vakken en hun prestaties moeten vooruitgaan, ongeacht welk type test wordt gebruikt om die vooruitgang te meten. De beste methoden moeten ook leiden tot een blijvende verbetering van kennis en inzicht op de langere termijn.

Gouden medaille

1. Jezelf overhoren

Een scholier of student hoeft niet te wachten op het echte proefwerk of examen, maar kan ook zichzelf thuis oefentests afnemen. Dat kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van geheugenkaartjes (van karton of in digitale vorm) of met behulp van de voorbeeldvragen aan het eind van een hoofdstuk in het studieboek. De meeste studenten zijn bepaald niet dol op tests, maar uit honderden experimenten is gebleken dat oefentests de leerprestaties verbeteren en dat de leerstof beter blijft hangen.

Bij een van die experimenten moesten studenten woordparen uit het hoofd leren. De helft van die woordparen werd vervolgens overhoord. Een week later konden de studenten zich van de woordparen die waren overhoord nog 35 procent herinneren en van de niet-overhoorde slechts 4 procent. Bij een ander experiment kregen studenten paren van een Engels woord en een woord in het Swahili voorgelegd, waarna ze ofwel werden overhoord, ofwel de woordparen opnieuw mochten bekijken. Van de woordparen die waren overhoord onthielden ze 80 procent, van de woordparen die ze opnieuw hadden bekeken slechts 36 procent. Een mogelijke verklaring voor dit effect is dat oefentests een mentale zoektocht in het langetermijngeheugen op gang brengen, waardoor verwante informatie wordt geactiveerd, wat er weer toe leidt dat er meerdere geheugenroutes ontstaan, zodat de informatie gemakkelijker toegankelijk wordt.

Wanneer werkt het?
Iedereen, van kleuterschoolleerlingen tot vierdejaars medicijnenstudenten of volwassenen van middelbare leeftijd, heeft baat bij deze leermethode. Ze kan gebruikt worden voor allerlei soorten feitenkennis, zoals het leren van woorden in een vreemde taal, het maken van spellinglijsten en het in het geheugen prenten van de componenten van een bloem. Zelfs mensen met alzheimer kunnen met deze methode dingen beter onthouden. Korte, regelmatig herhaalde tests zijn het effectiefst, vooral wanneer de student feedback krijgt met betrekking tot de juiste antwoorden.

Oefentests werken zelfs wanneer ze in een andere vorm zijn gegoten dan het echte proefwerk of examen. De gunstige effecten kunnen maanden of jaren aanhouden. Dat is fantastisch nieuws, aangezien het heel belangrijk is dat verworven kennis gedurende lange tijd beschikbaar blijft.

Is het praktisch?
Ja. Deze methode vergt niet al te veel tijd en vrijwel geen training.

Hoe moet ik de methode toepassen?
Dat kan bijvoorbeeld met geheugenkaartjes, waarbij op de voorkant een vraag staat en op de achterkant het antwoord, of volgens het Cornell-systeem. Dat houdt in dat u tijdens de les aantekeningen maakt en in een verticale kolom in de marge van uw notitieblok vragen en trefwoorden noteert. U kunt uzelf dan later overhoren door de aantekeningen te bedekken en te proberen de vragen te beantwoorden of de trefwoorden toe te lichten.

Waardering
Zeer goed bruikbaar. Deze methode werkt bij een breed scala van vakken, bij verschillende lesmethoden, bij mensen van uiteenlopende leeftijden en zowel voor kennis die maar kort onthouden hoeft te worden als voor kennis die permanent in het geheugen moet worden opgeslagen.

2. Gespreid leren

Hoe werkt het?
Studenten zijn vaak geneigd bepaalde periodes uit te trekken om intensief te blokken. Ze proppen hun studie in een beperkt aantal dagen of weken. Maar het is veel effectiever om het studeren te spreiden over langere periodes. In een klassiek geworden experiment moesten Engelstalige studenten de betekenis van een aantal Spaanse woorden leren, waarna ze de stof nog zes keer herhaalden.

Een deel van de proefpersonen bekeek de woorden op zes opeenvolgende dagen, een ander deel telkens met tussenpozen van een dag en een derde groep met tussenpozen van dertig dagen. Het bleek dat de studenten in de dertig-dagen-groep de woorden het best hadden onthouden. Uit een analyse van 254 studies, waarbij in totaal meer dan 14.000 proefpersonen waren betrokken, is naar voren gekomen dat studenten die hun studie spreiden gemiddeld 47 procent van de stof onthouden en studenten die alles in een beperkte periode proppen slechts 37 procent.

Wanneer werkt het?
Kinderen van drie jaar hebben al baat bij deze methode, maar ook jonge studenten en oudere volwassenen. Gespreid leren is effectief bij het leren van woorden in een vreemde taal, woordbetekenissen en zelfs vaardigheden als wiskunde bedrijven, musiceren en chirurgische ingrepen uitvoeren.

Is het praktisch?
Ja. Studieboeken zetten de opgaven meestal in clusters bij elkaar naar onderwerp, maar u kunt ze zelf opsplitsen. Dat betekent wel dat u vooruit moet plannen en de bij studenten veel voorkomende neiging om het studeren uit te stellen moet overwinnen.

Hoe moet ik de methode toepassen?
Over het algemeen zijn langere tussenpozen effectiever dan korte. Zo is uit een onderzoek naar voren gekomen dat intervallen van dertig dagen tot betere studieprestaties leiden dan intervallen van slechts een dag. En uit een online-studie naar het leren van triviale feitjes bleek dat de beste resultaten werden behaald wanneer de intervallen tussen de leersessies ongeveer tien à twintig procent bedroegen van de periode waarover de informatie onthouden moest worden. Dus als het de bedoeling is dat u iets een week onthoudt, moet u telkens met tussenpozen van 12 à 24 uur studeren.

Als u iets vijf jaar wilt onthouden, moeten er tussen de studiesessies telkens zes tot twaalf maanden zitten. Het lijkt misschien onwaarschijnlijk, maar zelfs gedurende zulke lange intervallen onthoudt u wel degelijk informatie, en wat u bent vergeten kunt u weer gemakkelijk ophalen. Lange tussenpozen tussen studieperioden zijn ideaal om fundamentele concepten in uw geheugen te prenten die de basis vormen voor een bouwwerk van meer geavanceerde kennis.

Waardering
Zeer nuttig. Gespreid leren is effectief voor leerlingen en studenten van verschillende leeftijden en bij een grote verscheidenheid aan vakken. Het is heel gemakkelijk te doen uit te voeren en heeft zijn nut in de praktijk bewezen in een aantal experimenten bij echte opleidingen.

Zilveren medaille

De volgende drie methoden hebben ook enthousiaste aanhangers, maar ze komen toch niet in aanmerking voor de hoofdprijs, in veel gevallen omdat er te weinig wetenschappelijk bewijs is verzameld om hun effectiviteit te ondersteunen. Sommige methoden, zoals elaborative interrogation en self-explanation, zijn onvoldoende getest in onderwijssituaties in de echte wereld. Een andere methode die de laatste tijd in opkomst is, de zogeheten interleaved practice, wordt pas sinds kort systematisch bestudeerd. Niettemin lijken ze wel zo veel potentie te bezitten dat we ze wel durven aan raden – althans voor bepaalde situaties, die we hieronder kort zullen behandelen.

1. Elaborative interrogation (Blijven doorvragen)

Hoe werkt het?
De mens is van nature nieuwsgierig. We zijn voortdurend op zoek naar verklaringen voor de wereld om ons heen. Een aanzienlijke hoeveelheid onderzoeksresultaten doet vermoeden dat de studieprestaties verbeteren wanneer studenten worden gestimuleerd om zich telkens af te vragen: ‘Waarom?’ Bij deze methode, elaborative interrogation genaamd, produceert de student verklaringen voor feiten, door antwoord te geven op vragen als ‘Waarom is het logisch dat...’ of ‘Waarom is dit waar?’

In een experiment kregen proefpersonen bijvoorbeeld zinnen voorgelegd als ‘De hongerige man stapte in de auto’. De proefpersonen in de elaborative interrogation-groep kregen de instructie antwoord te geven op de vraag ‘waarom?’. Een tweede groep kreeg een kant-en-klare verklaring van de onderzoeksleider, bijvoorbeeld ‘De hongerige man stapte in de auto om naar een restaurant te gaan’. De overige proefpersonen hoefden de zin alleen maar te lezen. Toen de proefpersonen later werd gevraagd welke man welke handeling had verricht, wist ongeveer 72 procent van de elaborative interrogation-groep het correcte antwoord te geven en slechts ongeveer 37 procent van de beide andere groepen.

Wanneer moet ik deze methode gebruiken?
Als u feitelijke informatie in uw geheugen moet prenten – en vooral als u al iets over het onderwerp weet. De methode werkt beter naarmate u over meer voorkennis beschikt. Duitse studenten hadden er bijvoorbeeld meer baat bij wanneer ze iets moesten leren over Duitse deelstaten dan wanneer de lesstof betrekking had op Canadese provincies. Misschien stelt reeds bestaande kennis studenten in staat adequatere antwoorden te verzinnen op de vraag waarom een bepaald feit waar is.

Deze methode lijkt goede resultaten op te leveren in alle leeftijdscategorieën, van basisschoolleerlingen tot universitaire studenten. Het geheugen voor feiten gaat duidelijk vooruit, maar of de methode ook het inzicht vergroot is minder zeker, en er zijn geen afdoende onderzoeksresultaten beschikbaar met betrekking tot de vraag hoe lang de positieve effecten blijven bestaan.

Is deze methode praktisch?
Ja. Ze vereist maar heel weinig oefening kost niet al te veel tijd. Bij een experiment bleek de groep die de elaborative interrogation-methode gebruikte 32 minuten nodig te hebben voor een bepaalde opdracht, terwijl een groep die de tekst alleen hoefde te lezen er 28 minuten over deed.

Waardering
Vrij goed bruikbaar. Deze methode werkt bij allerlei uiteenlopende vakken, maar is misschien niet erg zinvol voor lesstof die complexer is dan een reeks feiten. Leerlingen en studenten zonder voorkennis hebben er wellicht maar in beperkte mate baat bij. Er zal meer onderzoek moeten worden verricht om vast te stellen of deze geschikt gemaakt kan worden voor verschillende situaties en diverse typen van informatie.

2. Self-explanation (Zelf de stof uitleggen)

Hoe werkt het?
De studenten leveren verklaringen voor wat ze leren door hun denkprocessen te observeren aan de hand van vragen als ‘Welke nieuwe informatie haal ik uit deze zin?’ en ‘In hoeverre heeft dit betrekking op wat ik al weet?’ Net als methode 3 kan ook self-explanation helpen om nieuwe informatie te integreren in reeds bestaande kennis.

Wanneer moet ik deze methode gebruiken?
Van de kleuterschool tot de universiteit. Deze methode is geschikt voor alle leeftijden. Ze helpt niet alleen bij het oplossen van rekenkundige of wiskundige opgaven en puzzels waarbij logisch redeneren is vereist, maar ook bij het bestuderen van verhalende teksten en zelfs om de eindspeltheorie bij het schaken onder de knie te krijgen. Jonge kinderen hebben er steun aan bij het ontwikkelen van basale vaardigheden als het leren van cijfers of het herkennen van patronen. De methode verbetert het geheugen, het inzicht en het vermogen om problemen op te lossen – een indrukwekkende lijst successen. Daarbij moeten we echter wel bedenken dat de meeste studies alleen de effecten na slechts enkele minuten hebben gemeten, en dat het niet bekend is of de methode op de lange termijn effecten heeft bij mensen met veel of weinig voorkennis.

Is deze methode praktisch?
Dat is onduidelijk. Enerzijds hebben de leerlingen maar heel weinig instructie nodig en vergt de methode amper oefening, hoewel bij experiment met 14- à 15-jarige scholieren bleek dat leerlingen die niet hadden geoefend eerder geneigd waren met parafrases op de proppen te komen dan de tekst uit te leggen. Anderzijds zijn er ook studies waaruit blijkt dat deze methode veel tijd kost, soms wel 30 tot 100 procent meer tijd dan andere methoden.

Waardering
Redelijk bruikbaar. Deze methode werkt bij diverse vakken voor leerlingen en studenten van praktisch alle leeftijden. Nader onderzoek moet uitwijzen of deze effecten duurzaam zijn en of de geïnvesteerde extra tijd de moeite loont.

3. Interleaved practice (Switchen tussen verschillende onderwerpen)

Hoe werkt het?
Studenten hebben de neiging hun studie op te delen in blokken, waarbij ze eerst het ene onderwerp of type opgave afmaken alvorens met het volgende te beginnen. Maar recent onderzoek heeft aangetoond dat het heel nuttig kan zijn verschillende soorten informatie of opgaven af te wisselen, een methode die bekend staat als interleaved practice. Zo is er bijvoorbeeld een experiment uitgevoerd waarbij studenten leerden de inhoud van vier verschillende geometrische vormen te berekenen. Een deel van de proefpersonen maakte eerst alle opgaven voor een bepaalde geometrische vorm en begon pas daarna met de volgende vorm. De andere groep maakte de opgaven voor de verschillende vormen door elkaar. Toen de studenten een week later een test deden, bleek de laatstgenoemde groep 43 procent meer correcte antwoorden te geven. De interleaved practice-methode stelt studenten in staat de juiste aanpak voor het probleem in kwestie te kiezen en stimuleert hen om verschillende soorten problemen met elkaar te vergelijken.

Wanneer moet ik deze methode gebruiken?
Als het gaat om min of meer gelijksoortige opgaven, vermoedelijk omdat je, door ze naast elkaar te zetten, beter kunt zien in welk opzicht ze van elkaar verschillen. Als de diverse opgaven weinig gemeen hebben, is het misschien toch handiger ze bloksgewijs te bestuderen – dus alle onderwerpen die tot eenzelfde categorie behoren achter elkaar – omdat dan duidelijker naar voren komt wat ze gemeen hebben.

Misschien werkt deze methode alleen bij studenten die al een bepaald niveau van kennis en vaardigheden hebben bereikt. Ook variëren de onderzoeksresultaten naargelang de inhoud van de lesstof. Deze methode verbetert het vermogen om algebraopgaven op te lossen en bleek ook effectief in een onderzoek waarbij medicijnenstudenten moesten leren de signalen van elektrische meetinstrumenten te interpreteren om hartstoornissen te diagnosticeren. Maar twee andere studies hebben aangetoond dat de methode niet effectief is bij het leren van woorden in een vreemde taal. Niettemin, als we in aanmerking nemen dat veel studenten grote moeite hebben met wiskunde, zou het toch de moeite kunnen lonen bij dat vak de methode van interleaved practice in te zetten.

Is de methode handig praktisch?
Dat lijkt wel het geval te zijn. Een gemotiveerde student kan zonder enige instructie moeiteloos interleaved practice toepassen. Docenten kunnen de methode ook gebruiken in het leslokaal. Nadat een bepaald onderwerp is behandeld, maakt men eerst opgaven die betrekking hebben op dat onderwerp. Zodra een volgend onderwerp aan de orde wordt gesteld, kan de docent dat combineren met voorbeelden van eerder behandelde onderwerpen. Misschien kost dat wat meer tijd dan de bloksgewijze aanpak, maar die vertraging loont naar alle waarschijnlijkheid wel, want zij weerspiegelt cognitieve processen die tot betere studieresultaten leiden.

Waardering.
Redelijk bruikbaar. Deze methode bevordert het leren en onthouden van kennis op het gebied van de wiskunde en stimuleert andere cognitieve vaardigheden. Er bestaat echter nog maar weinig wetenschappelijke literatuur over interleaved practice en daarin worden voldoende negatieve onderzoeksresultaten gerapporteerd om de nodige twijfels te rechtvaardigen. Het kan zijn dat deze methode niet in alle omstandigheden en bij alle vakken werkt of dat hij niet altijd op de juiste manier wordt toegepast. Kortom, er is nog genoeg stof voor nader onderzoek.

Wat werkt niet?

Hier volgen vijf methoden die een laag rapportcijfer krijgen omdat ze inefficiënt zijn of alleen nut hebben bij bepaalde vormen van leren en wanneer de stof slechts korte tijd onthouden hoeft te worden. Naar eigen zeggen hebben de meeste studenten de gewoonte de tekst verschillende keren te herlezen en bepaalde woorden en zinnen te onderstrepen of te markeren met een viltstift. Deze methoden leiden echter niet in alle gevallen tot betere studieprestaties en ze houden de studenten af van een meer productieve aanpak. Andere hieronder vermelde methoden zijn eigenlijk een vorm van tijdverspilling.
 
1. Onderstrepen en/of markeren
Scholieren en studenten vertellen vaak dat ze woorden en zinnen in de te bestuderen tekst onderstrepen of met een viltstift markeren of kruisjes, uitroeptekens en dergelijke in de kantlijn zetten. Dat is een snelle en gemakkelijke methode – maar hij leidt niet of nauwelijks tot betere studieprestaties. Deze methode is wetenschappelijk getest met verschillende soorten proefpersonen – rekruten van de Amerikaanse luchtmacht, kinderen, scholieren met leerproblemen en universitaire studenten – en ze bleken er geen van allen baat bij te hebben. Onderstrepen werkte niet, ongeacht de lengte van de tekst of het onderwerp, of het nu ging om aërodynamica, de filosofische scholen bij de oude Grieken of de economische en politieke ontwikkelingen in Tanzania.

Sterker nog: deze aanpak kan zelfs een nadelig effect hebben op de prestaties bij ‘hogere’ mentale taken. In een onderzoek onder studenten aan een lerarenopleiding bleek dat ze als gevolg van het onderstrepen minder goed in staat waren logische conclusies af te leiden uit een studieboek over geschiedenis. Wellicht raakt door het onderstrepen de aandacht gefocust op afzonderlijke onderwerpen, zodat de student de samenhang tussen de verschillende onderwerpen uit het oog verliest.
 
Wat dan wel te doen?
Onderstrepen of markeren kan nuttig zijn wanneer het als het ware de eerste stap is van een reis: als de gemarkeerde informatie vervolgens wordt omgezet gebruikt voor geheugenkaartjes of als materiaal om jezelf te overhoren. Aangezien studenten naar alle waarschijnlijkheid deze populaire methode toch wel zullen blijven gebruiken, kan het onderzoek zich maar beter richten op manieren om de studenten bij te brengen hoe ze op een meer effectieve manier kunnen markeren. Dat zal er waarschijnlijk op neerkomen dat ze het terughoudender moeten doen (de meeste studenten zijn geneigd veel te veel aan te strepen) en de gemarkeerde informatie vervolgens moeten gebruiken als basismateriaal voor een effectievere studiemethode.
 
2. Herlezen
In een onderzoek onder studenten van een elite-universiteit zei 84 procent studieboeken of aantekeningen te herlezen. Dat is een methode die geen oefening vereist, niet al te veel tijd kost en enigszins blijkt te werken voor geheugentests en invuloefeningen. Maar de aanwijzingen dat herlezen ook het inzicht in de stof verbetert, zijn verre van eenduidig en er is ook nog bedroevend weinig onderzoek gedaan naar de vraag of de effecten berusten op kennis of op vaardigheden. De tweede lezing lijkt het grootste voordeel op te leveren – elke volgende herlezing heeft steeds minder rendement. Er is nog geen enkel onderzoek verricht dat gebruikmaakt van gegevens die zijn verzameld bij opleidingen in het echte leven. Dat is vrij ironisch, gezien het feit dat studenten zeggen dat ze deze methode in de praktijk het meest toepassen.
 
Wat dan wel te doen?
Verspil uw tijd niet. Bij een-op-een-vergelijkingen scoort herlezen veel slechter dan meer actieve methoden, zoals elaborative interrogation (waarom-vragen stellen), self-explanation (de stof zelf uitleggen) en practice testing (jezelf overhoren).
 
3. Nog drie twijfelachtige methoden
Drie minder vaak gebruikte studiemethoden kwamen eveneens als inferieur uit onze evaluatie naar voren. Imagery for text learning (de tekst visualiseren) moet eerst nader worden onderzocht voordat we het eventueel zouden kunnen aanbevelen, terwijl summarization (samenvatting) en keyword mnemonic (trefwoorden visualiseren) alleen maar een ineffectieve vorm van tijdverspilling lijken.
 
Bij summarization selecteert de student de belangrijkste punten in een tekst en laat bijzaken links liggen. Of deze methode werkt is moeilijk te zeggen, want hij wordt op een heleboel verschillende manieren toegepast. Het is onbekend of je beter kleine stukjes tekst kunt samenvatten of grote lappen tekst en of ook de lengte, de leesbaarheid en de structuur van de tekst verschil maken.
 
Bij keyword mnemonics gebruikt de student beelden om de stof beter te onthouden. Als een Engelstalige student bijvoorbeeld het Franse woord dent (‘tand’) leert, kan hij denken aan het etymologisch verwante Engelse woord dentist en in gedachten het beeld oproepen van een tandarts die een grote tand in zijn hand houdt. Deze methode schijnt te werken bij het leren van woorden in een vreemde taal, woordbetekenissen en medische terminologie, maar er is nog niet aangetoond dat dat effect blijvend is, en het verzinnen van beelden bij trefwoorden zou per saldo wel eens meer tijd kunnen kosten dan besparen.
 
Een andere methode die gebruikmaakt van mentale beelden is imagery for text learning (de tekst visualiseren), waarbij de student bij elke alinea die hij leest een beeld moet verzinnen. Het onderzoek naar deze aanpak heeft een lappendeken van strijdige resultaten opgeleverd en het effect lijkt op de lange termijn niet te blijven bestaan. Docenten zouden hun studenten misschien in overweging kunnen geven deze methode te proberen bij teksten die gemakkelijk beelden oproepen, maar voorlopig is er onvoldoende bewijs dat hij echt nut heeft.

Conclusies

Waarom hanteren scholieren en studenten geen effectievere studiemethoden? Blijkbaar brengen de docenten hen niet de beste methoden bij, omdat ze daar zelf tijdens hun opleiding niets over geleerd hebben. Toen wij zes leerboeken over onderwijspsychologie analyseerden, ontdekten we dat slechts één methode – ‘trefwoorden als geheugensteuntje’ – in alle zes boeken werd vermeld. Geen van de leerboeken gaf duidelijke aanwijzingen voor wat betreft het toepassen, de effectiviteit of de beperkingen van de diverse studiemethoden.
 
Een tweede probleem is wellicht dat in het onderwijssysteem de nadruk ligt op de inhoud van de stof en op het aanleren van vaardigheden om kritisch te denken. Er wordt maar weinig tijd uitgetrokken om de leerlingen en studenten bij te brengen hoe ze moeten leren. Het gevolg kan zijn dat leerlingen die op de basisschool en aan het begin van de middelbare school – wanneer ze intensief worden begeleid – aanvankelijk uitstekend presteren, maar later in de bovenbouw en op de universiteit in moeilijkheden komen – omdat daar van hen wordt verwacht dat ze zelf hun studie indelen.

Sommige kwesties, zoals de vraag op welke leeftijd scholieren of studenten het best kunnen beginnen met een bepaalde methode en hoeveel oefening en aanmoediging ze daarvoor nodig hebben, moeten nog nader worden onderzocht. Maar ook nu al kunnen docenten de meest succesvolle strategieën in hun lessen integreren, zodat de leerlingen en studenten die zelf kunnen toepassen. Om een voorbeeld te noemen: als een docent een nieuw hoofdstuk gaat behandelen, kan hij beginnen door de studenten eerst een test te laten maken die betrekking heeft op belangrijke aspecten van het vorige hoofdstuk, en daarbij directe feedback te geven.
 
De studenten kunnen dan de nieuwe opgaven afwisselen met verwante opgaven uit vorige hoofdstukken. Docenten kunnen gespreid studeren bevorderen door belangrijke onderwerpen in de loop van meerdere lessen aan de orde te stellen. Ze kunnen de studenten stimuleren zelf de stof uit te leggen door hen te laten nadenken over vragen als ‘In hoeverre is de stof nieuw voor mij?’ en ‘Waarom zou dit waar zijn?’

Deze studiemethoden zijn geen panacee. Ze werken alleen als de scholier of student gemotiveerd is en in staat ze te gebruiken. Toch denken wij dat bij een verstandige toepassing van deze methoden scholieren en studenten beter zullen presteren tijdens de les, bij examens en gedurende hun hele leven. (Uit Psyche&Brein, nr. 5, 2013)