Wereldwijde voedselverspilling hoger dan verwacht

Eerdere schattingen hielden geen rekening met de effecten van welvaart op het gedrag van consumenten: hoe meer je verdient, hoe meer je verspilt.

Uit een studie van wetenschappers aan de Universiteit Wageningen blijkt dat de omvang van de verspilling in de hele voedselketen hoger ligt dan oorspronkelijk gedacht. In 2005 werd er een schatting gemaakt door de FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties) waaruit bleek dat een derde van het voedsel dat geschikt was voor menselijke consumptie niet werd gegeten. Op basis van die schatting is een corresponderend volume van verspilling in eenheden van calorieën berekend: vierentwintig procent van de calorieën ging verloren en acht procent daarvan werd verspild door de consument.

De wetenschappers van de Universiteit Wageningen onderzochten de relatie tussen voedselverspilling en de welvaart van consumenten. In het onderzoek van de FAO werd immers geen rekening gehouden met het gedrag van de consument. Met behulp van een model van de menselijk stofwisseling, gegevens van de FAO, de Wereldbank en de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) hebben de wetenschappers een dataset gemaakt met schattingen over de wereldwijde, maar ook de landspecifieke voedselverspilling.

Snelle toename

Hun resultaten suggereren dat consumenten mogelijk verantwoordelijk zijn voor negentien procent van de voedselverspilling in plaats van de acht procent die eerder geschat werd. De wetenschappers ontdekten dat zodra de consumentenwelvaart een bestedingsdrempel van 6,70 dollar per persoon bereikt, consumenten voedsel beginnen te verspillen. Naarmate de welvaart van de consument toeneemt, stijgt de voedselverspilling dus ook. In het begin is er een snelle toename en pas vanaf een hoge welvaart stijgt de voedselverspilling langzamer. 

Dat suggereert dat landen met een laag middeninkomen al een risico lopen op een snelle toename van voedselverspilling. Om voedselverspilling wereldwijd te doen dalen, moet de verspilling worden verminderd in landen met een hoog inkomen en een toename worden vermeden in landen die de drempelwaarde bereiken.