100 jaar Wereldexpo in Gent

01 juni 2013 door KC

100 jaar geleden werd in Gent de 19de Wereldtentoonstelling georganiseerd. Een terugblik.

Aan de vooravond van de Groote Oorlog werd in Gent de 19de Wereldtentoonstelling georganiseerd. De Franse delegatie beconcurreerde er de Duitsers, Vlaamse Gentenaren kwamen in opstand tegen de Franstalige bourgeoisie en kerkleiders hekelden de losse zeden van deelnemers en bezoekers. Toch was het evenement ook een triomf van vooruitgang en consumentisme, en een aanleiding om de stad te vernieuwen.

De huidige nieuwsberichten over fabriekssluitingen en herstructurering van bedrijven staan in schril contrast met het geloof in de industrie van een eeuw geleden. België was toen een van de machtigste industriële naties, wat zich onder meer vertaalde in de organisatie van prestigieuze Wereldtentoonstellingen: Brussel (1888, 1897 en 1910), Antwerpen (1885 en 1894) en Luik (1905). In 1913 was het dan eindelijk de beurt aan Gent, dat zich in de loop van de 19de eeuw tot het Manchester van het Europese vasteland had opgewerkt. Vooral de textielindustrie floreerde, en rond de eeuwwisseling leek het middeleeuwse stadscentrum van Gent wel één groot industrieterrein. Kloosters waren omgevormd tot fabrieken en zelfs in het Gravensteen bevond zich een spinnerij. De organisatie van de Wereldtentoonstelling bood een uitstalraam aan die economische successen. Naar aanleiding van dit internationale evenement besliste het organisatiecomité een grootschalige stadsvernieuwing door te voeren.

Nepmiddeleeuwen

In de aanloop naar de Wereldtentoonstelling kreeg vooral de Gentse binnenstad een facelift. Aan de Graslei werden tal van gevels gerenoveerd en op de Korenmarkt werd het laatgotische en neorenaissancistische Posthotel opgetrokken. Spraakmakend was ook de renovatie van de spits van het Belfort, wat door de jonge architect Valentine Vaerwyck werd uitgevoerd. In de binnenstad werden heel wat huizen en steegjes afgebroken, waarna grote pleinen in de plaats kwamen. Nog een opmerkelijke wijziging in de binnenstad was de aanleg van de Sint-Michielsbrug die resulteerde in een plateau met het overbekende uitzicht op de drie torens: de Sint-Niklaaskerk, het belfort en de Sint-Baafskathedraal. Het ‘goed bewaarde’ middeleeuwse Gent, wat bezoekers en inwoners zo weten te appreciëren, dateert dus slechts uit de jaren en maanden van net voor de Wereldtentoonstelling van 1913. In Het Verdriet van België verwees Hugo Claus naar deze situatie wanneer hoofdpersonage Louis Seynaeve een wandeling door Gent maakt. Een fragment:

‘Louis beschreef zijn wandeling op de Gras- en Korenlei, de gildehuizen, de renaissancegevels, de barokke sierlijkheid, de puien en luifels en het gouden schip boven op een nok. ‘Een droom! De middeleeuwen zelf!’

‘Kinkeltje,’ zei Raf. ‘Dat is daar zomaar bij mekaar gesmeten, alle stijlen dooreen, voor de Wereldtentoonstelling begin van deze eeuw, voor toeristen die van toeten noch blazen weten lijk gij, kinkeltje!’

De stadsvernieuwing in de periode voor de Wereldtentoonstelling beperkte zich uiteindelijk niet tot alleen maar meer mooie toeristische plaatjes. Op vlak van mobiliteit werd onder meer een elektrische tram met bovenleiding aangelegd. Het kanaal Gent-Terneuzen werd uitgediept en tijdens de zomer van 1913 huldigde koning Albert I de vernieuwde haven in. Nieuw was ook het station Gent-Sint-Pieters, dat zich vlak bij het terrein van de Wereldtentoonstelling bevond. Het stationsgebouw werd ontworpen door architect Louis Cloquet en was in die dagen een van de meest moderne stations ter wereld. Vlak bij het station Gent-Sint-Pieters werd het Flandria Palace opgetrokken. Dit paleishotel met 600 kamers opende de deuren pas toen de expo al een tijdje bezig was. Een slechte start die het hotel nooit meer kon goed maken. Vandaag vormt dit gebouw de administratieve zetel van de NMBS Oost-Vlaanderen.

Het ‘goed bewaarde middeleeuwse Gent’ werd net voor de wereldexpo gebouwd

Net nu de stationsbuurt een eeuw bestaat, zijn er volop nieuwe gebouwen in constructie en het stationsgebouw wordt grondig gerenoveerd. Waar alvast niet aan geraakt wordt, zijn de mooie muurschilderingen in de stationshal, waarop Gent, Brugge en tal van andere steden staan afgebeeld. Weinig pendelaars merken die kunstwerkjes op, maar een eeuw geleden gaven ze veel internationale bezoekers aan de Wereldtentoonstelling zin om nog meer Belgische steden te bezoeken.

Citadelpark

Het 130 hectare grote expoterrein strekte zich uit over het Citadelpark en het huidige Miljoenenkwartier in de wijk Sint-Pieters-Aalst. Gent deed het daarmee in oppervlakte beter dan de meeste voorgaande Wereldtentoonstellingen. Als hoofdarchitect van de Wereldtentoonstelling werd de Gentenaar Oscar Van de Voorde aangesteld. Van de Voorde was leraar aan de Gentse Koninklijke Academie van Schone Kunsten en had al voor de Wereldtentoonstelling een sterke internationale reputatie opgebouwd. In opdracht van de industrieel Empain had hij onder meer gebouwen in China en Egypte ontworpen, en hij had ook al realisaties op zijn naam staan naar aanleiding van andere grote tentoonstellingen. Voor de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1910 ontwierp hij een art-nouveaucottage, die hij nadien in Deurle heropbouwde om het als buitenverblijf te gebruiken.

Voor de Wereldtentoonstelling in Gent stond Van de Voorde in voor de volledige indeling van het expoterrein en het ontwerpen van de belangrijkste gebouwen. Ook ontwierp hij de plannen voor verschillende nationale paviljoenen. Al tijdens de voorbereiding op de expo werd beslist dat de gebouwen nadien zouden worden afgebroken. De meeste gebouwen op het terrein van de Wereldtentoonstelling waren bijgevolg slechts metalen constructies met pleister en hout rond, maar dat belette Van de Voorde niet om er een feestelijk geheel van te maken. De stijl van de hoofdgebouwen werd sterk beïnvloed door de Wiener Sezession en het werk van Otto Wagner, bij wie Van de Voorde in Wenen opleiding had genoten. Voor de kleinere paviljoenen en de dienstgebouwen opteerde hij voor cottages in een meer functionalistische stijl.

Voor sommige nationale paviljoenen werd de architecturale creativiteit beknot omdat landen als Perzië, Nederland en Spanje een eigen traditionele bouwstijl verkozen.

Het grondplan van het expoterrein concentreerde zich rond twee grote lanen. Langs de erelaan, met centraal een grote waterpartij en een standbeeld van de Vier Heemskinderen, bevonden zich de hoofdgebouwen van België, Frankrijk en Groot-Brittannië, de belangrijkste deelnemende landen. Aan het eind van die erelaan kwam je als bezoeker uit op de Natiënlaan, waarlangs zich de nationale paviljoenen van onder andere Italië, Perzië en Nederland bevonden. Aan de andere kant van de spoorlijn Gent-Brussel lag het Citadelpark met onder andere het Feestpaleis en vele kermisattracties.

Franse steun

In totaal namen een twintigtal landen deel aan de Wereldtentoonstelling. Opmerkelijk was de grote Franse delegatie die naar België was afgezakt. Hun enthousiasme voor deelname had onder meer te maken met een taalconflict in Gent. In de jaren voorafgaand aan de Wereldtentoonstelling was de eis voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit steeds sterker beginnen doorklinken. Door een sterke aanwezigheid hoopte Frankrijk steun te bieden aan de overwegend Franstalige Gentse bourgeoisie, die de economische macht van de stad in handen had en de Wereldtentoonstelling organiseerde.


Paviljoen van de stad Parijs.

In de aanloop naar de Wereldtentoonstelling werd aanvankelijk enkel in het Frans gecommuniceerd, maar ook daar kwam vanuit Vlaamse hoek kritiek op. Dat blijkt onder meer uit volgend pamflet: ‘Onze vijanden wonen op eigen bodem! Enkele rijke families, aangedikt door een hoopken parvenu’s, trachten zich van het volk te onderscheiden met een andere taal dan de Volkstaal te spreken. Zoo willen zij hun meesterschap, dat hun geld en eer oplevert, over het volk bestendigen.’

Om de eis voor meer Vlaamse inbreng kracht bij te zetten, probeerde het voor de gelegenheid opgerichte ‘Vlaamsch Comiteit voor de Tentoonstelling te Gent in 1913’ de taalwetten te laten toepassen. Met succes, want uiteindelijk gaf koning Albert I zijn steun om op de tentoonstelling de beide landstalen aan bod te laten komen. Tijdens de Wereldtentoonstelling flakkerde het taalconflict af en toe op. Pamfletten met de eis tot de vernederlandsing van de universiteit werden uitgedeeld, en op een Franse galavond zongen enkele flaminganten het Vlaamse volkslied.

Het taalconflict in Gent was echter niet de enige reden voor de Fransen om hun invloed te laten gelden op de Wereldtentoonstelling. Frankrijk wilde zich ook manifesteren tegenover de Duitsers die aanvankelijk niet zouden deelnemen. De Duitse inbreng beperkte zich in Gent tot een paviljoen. De Deutsche Halle, die in grote mate gesponsord werd door het Krupp-concern, was een bijzonder modern complex naar een ontwerp van architect Curt Leschnitzer. Aan het interieur werkte ook Henry Van de Velde mee. Behalve een showruimte van industriële producten, handelswaar en kunst was dit Duitse paleis ook ingericht als een galerij ter ere van keizer Wilhelm. Volgens waarnemers uit die dagen een provocatie.

Het Duitse paviljoen, net naast dat van Parijs.

Om aan de Wereldtentoonstelling toch een pacifistische boodschap te koppelen, vond in het najaar van 1913 een bijeenkomst plaats voor een betere verstandhouding tussen Duitsers en Fransen. Veel wereldschokkends leverde dat niet op, want een jaar na de Wereldtentoonstelling stonden de Duitsers met veel meer manschappen en in heel andere omstandigheden in Gent. Van de Fransen was er toen geen spoor…

Op de Wereldtentoonstelling in Gent werden er geen echt spectaculaire of nieuwe uitvindingen gepresenteerd. Toch vielen er voor de bezoekers heel wat hoogstandjes van technologie, voedingsindustrie en kunst te ontdekken. Voor internationale of veelbelovende merken was de Wereldtentoonstelling een ideaal marketingmoment. Gouden medailles waren er bijvoorbeeld voor de whisky van Jack Daniel’s, die op hun flessen voor de Amerikaanse markt tot op vandaag nog steeds een afbeelding van de medaille in Gent hebben staan.

Pralines van Leonidas

Een gouden medaille was er ook voor de Griekse banketbakker Leonidas Kestekides, die als lid van de Amerikaanse delegatie naar Gent was gereisd. Hij werd verliefd op een Belgische dame, opende in Gent een tearoom en zou enkele jaren later vanuit Brussel zijn pralines verder commercialiseren.

Een bijzonder populaire bezienswaardigheid op de Wereldtentoonstelling was ‘Oud Vlaendren’. In deze enclave, waar bezoekers destijds voor moesten bijbetalen, waren heel wat huizen uit verschillende Vlaamse steden waarheidsgetrouw nagebouwd. Dit geïdealiseerd stukje Vlaanderen werd gecreëerd door Valentin Vaerwyck en zijn kompaan Armand Heins, die in Aalst, Brugge en andere steden al die huizen was gaan schetsen en opmeten. Elders op de Wereldtentoonstelling werd het Vlaams dorp van de toekomst gepresenteerd. In dit zogenaamde ‘Modern Dorp’ bevond zich onder meer een kerk, een gemeentehuis, een school en andere typische gebouwen. Net zoals de nationale paviljoenen werden ook deze constructies slechts tijdelijk behouden, al werden nadien wel enkele gebouwen volgens eenzelfde ontwerp toch daadwerkelijk gerealiseerd. Een voorbeeld daarvan is onder meer het gemeentehuis van het Oost-Vlaamse Zomergem.

Kolonialisme en exotisme

Een van de opvallendste gebouwen van de Wereldtentoonstelling was het koloniale paleis aan het einde van de Natiënlaan. In 1913 was België nog een koloniale mogendheid en daar mocht mee gepronkt worden. In het koloniale paleis bevond zich een panorama van 15 meter hoog en een omtrek van maar liefst 150 meter. Op het panorama, een werk van kunstschilder Alfred Bastien, stond uitgebeeld hoe België van haar kolonie Congo een nog mooiere, een nog betere plek had gemaakt… De Congolezen zelf mochten deze keer thuisblijven. Bij voorgaande Wereldtentoonstellingen in België, zoals in Antwerpen in 1884 en die van Brussel in 1910, was er steeds een Congolees dorp gereconstrueerd, compleet met inwoners.

Op Wereldtentoonstellingen was het in die periode een echte traditie om gekoloniseerde volkeren op te voeren. Tijdens de Wereldtentoonstelling van Gent ging die weinig benijdenswaardige eer naar Senegalezen en Filippijnen. Het Senegalese dorp bevond zich in het Citadelpark. Meer dan 100 Senegalezen toonden daar dagelijks hun leefgewoonten en voerden dansen op. ‘s Avonds werd er door de Senegalezen ook geregeld een bal georganiseerd om bezoekers en Gentenaars te amuseren.

De Filipino’s presenteerden zich nog wat authentieker. In hun dorp maakten ze vuur, bouwden ze hutten en toonden ze hun jachtprestaties en fysieke kracht. Zowel de Senegalezen als de Filipino’s werden begeleid door een impresario, die met hen de (westerse) wereld rondreisde. Vandaag is dit een compleet achterhaald en mensonwaardig idee, maar destijds waren deze menselijke dierentuinen werkelijk een topattractie. Voor veel bezoekers van de tentoonstelling was het trouwens de eerste keer dat ze een kleurling in het echt zagen, met alle racistische reacties vandien. Ook in de toenmalige media en literatuur. Zo omschreef Karel van de Woestijne de Senegalezen als ‘menschenetende negers’. En Cyriel Buysse klonk al even racistisch: ‘een mengselproduct van menschen en barbaren’.

Of waren beide heren jaloers? De Filipino’s en zeker de Senegalezen vielen in de smaak van de vrouwelijke bezoekers en de Gentse dames. Na de Wereldtentoonstelling, bij het afscheid, zou het perron vol hebben gestaan met treurende vrouwen. En enkele maanden later volgden enkele baby’s. In ‘Zwart of Wit’, een Gents theaterstuk, wordt de draak gestoken met die situatie. Een fragment: ‘Bij Urbain, die een Senegalees bij zijn vrouw betrapt heeft, is twijfel ontstaan, …misschien kan ze tijdens haar omgang met de zwarten ‘verschoten’ hebben…? Hoe zal zijn toekomende erfgenaam zijn: Wit of Zwart?’

Pornografie

Behalve de bals in het Senegalese dorp en de Filipijnse acts viel er voor de bezoekers van de tentoonstelling nog veel meer ambiance te beleven. Anders dan op de allereerste Wereldtentoonstellingen, waar de nadruk lag op de technologische vooruitgang, was ook het onderdeel entertainment van groot belang. In Gent concentreerde het amusement zich vooral in het Citadelpark, waar heel wat kermisattracties stonden. De place to be was het Feestpaleis, dat naar een ontwerp van Oscar Van de Voorde was opgetrokken. Het Feestpaleis is het enige gebouw van de Wereldtentoonstelling dat ons vandaag rest, al is er in de loop van de 20ste eeuw met onder meer de velodroom ‘het Kuipke’ wel heel wat aan bijgebouwd en gerenoveerd. Tijdens de Wereldtentoonstelling in Gent werd in het Feestpaleis onder andere de Gentse Floraliën georganiseerd.

Een tikkeltje pikanter ging het er aan toe in het Paleis van de Schone Kunsten (niet te verwarren met het huidige Museum van Schone Kunsten in het Citadelpark). In dit paleis liep een ophefmakende tentoonstelling, die aan het begin van de 20ste eeuw als pornografisch werd beschouwd. Althans volgens sommige bezoekers. Kunstcriticus en professor Adolf de Ceuleneer, die volgens Karel van de Woestijne brakend naar buiten kwam, omschreef de tentoonstelling als volgt: ‘Wat al naaktheden! Er zijn zalen, waar men om zoo zeggens niets anders ontwaart. Die schilders – laat ons hun geen kunstenaars noemen, want zij verlagen de kunst – schilderen naaktheden om het plezier van ze te schilderen, zonder zich af te vragen of het onderwerp het bijbrengt, al of niet. Men ontkleedt zich om een bad te nemen, niet om in ‘t gras te gaan zitten of in fruit te bijten. ’t Is de omgekeerde natuur. Doch deze manier van schilderen bevalt aan die krabbers..., en meer dan eens is het een bewijs van machteloosheid, want dikwijls is het gemakkelijker een naakt lichaam te schilderen, dan het wel te drapeeren.’

De boodschap van de Ceuleneer kwam terecht bij kardinaal Mercier, die prompt een oproep deed aan gelovigen om bepaalde delen van de tentoonstelling niet te bezoeken. Van de Woestijne volgde het debat op de voet en maakte de Nederlandse krant NRC de volgende bedenking: ‘Wat denken bij dit alles de hooggeplaatste overheden der expositie, waarvan de helft katholiek zijn, de leiding der katholieke partij in handen hebben, en… nimmer hebben geprotesteerd tegen deze zoogenoemde pornographie, op het oogenblik dat zij nog heel gemakkelijk kon geweerd? En wat moeten de zeer katholieke ministers zeggen, die al deze onzedelijkheid, met vloeden hyperbolische welsprekendheid, niet alleen hebben gehuldigd, maar misschien zelfs den volke ontdekt?...Het is toch maar van je vrinden dat je t’ moet hebben!’

De socialisten lieten het alvast niet aan hun hart komen. Aan de rand van het Citadelpark hadden zij hun volkscafé tijdens de Wereldtentoonstelling, en in 1913 werd ook het feestlokaal van de Vooruit ingehuldigd. Het ontbrak de bezoekers dus niet aan plezier en vertier in Gent. In totaal bezochten negen miljoen mensen de Wereldtentoonstelling. Maar de hoop op een decennium van vooruitgang stokte enkele maanden later bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog… Het was uit met de pret. (Uit: Eos Memo, nr. 6, juni 2013)

Op basis van authentieke plannen, foto’s en historische documenten werd een 3D-model van de Wereldtentoonstelling gecreëerd. Op www.gent1913virtueel.be kunt u uitgebreid door de 3D-maquette wandelen. U vindt er ook online tentoonstellingen over verschillende deelaspecten van de expo.

Foto’s: Universiteitsbibliotheek Gent; Stadsarchief Gent, De Zwarte Doos