Niet alle Hunnen waren barbaren

23 maart 2017 door SST

Opgegraven skeletten laten zien dat de Hunnen soms ook vreedzaam samenleefden met de inwoners van de buitenprovincies van het Romeinse Rijk.

Het is altijd gemakkelijk om de schuld van je eigen fouten op een ander te steken. Dat is nu zo, en dat was vroeger zo. Zo lezen we in onze schoolboeken nog altijd dat de val van het Romeinse Rijk een direct gevolg was van de invallen van wrede en plunderende barbaren uit Azië – met de meest moordlustige stam, de Hunnen, in een hoofdrol.

De toevloed van vreemdelingen was niet de enige verklaring voor de ondergang van het oude Rome

Waren de invallen van die steppevolkeren in de eerste helft van de 5de eeuw wel zo problematisch voor de Romeinen als de historische literatuur doet uitschijnen? Nee, zo blijkt uit onderzoek van Britse archeologen. Zij ontdekten dat in de oostelijke grensprovincies de boeren en de gearriveerde Hunnen elkaar niet altijd naar het leven stonden. Sterker, een deel van de Romeinen nam zelfs de nomadische levensstijl over, en sommige Hunnen vonden schik in een vreedzaam bestaan als boer.

De archeologen groeven botten en beenderen van mensen uit de 4de eeuw op in Hongarije, dat in de Romeinse tijd tot de provincie Pannonia behoorde. Uit de analyse van de tanden kwam een gevarieerd dieet naar voren, met zowel vlees (typisch voor de nomadische Hunnen) als groenten (typisch voor de Romeinse boeren). Bovendien bleken vele mensen tijdens hun leven van eetpatroon te zijn veranderd. De onderzoekers zagen ook dat bijna de helft van mensen afkomstig was uit andere streken (dat waren dus Hunnen), terwijl ze toch niet apart lagen begraven.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alle Hunnen doetjes waren, en dat de druk op de buitengrenzen het Romeinse Rijk niet parten speelde. Maar het mag duidelijk zijn dat de toevloed van vreemdelingen niet de enige verklaring is voor de ondergang van het oude Rome.