‘Het risico op herval is eindelijk meetbaar’

Kanker laat sporen achter in ons bloed en in onze urine. Artsen kunnen ze steeds beter detecteren.

Vloeibare biopsieën zijn een hot item in de medische wereld. Artsen nemen een bloed- of urinestaal en speuren daarin naar stoffen die wijzen op kanker. Die methode zou eenvoudiger en veiliger zijn dan een vaste biopsie, waarbij artsen een stuk weefsel uit het lichaam verwijderen. Sabine Tejpar, o­ncoloog aan het UZ Leuven en de KU Leuven, geeft een stand van zaken.

Waarnaar zoeken artsen met een vloeibare biopsie?

‘Dat kunnen restanten of afbraakproducten van afgestorven tumorcellen zijn, zoals DNA, RNA of eiwitten. Ook actieve afscheidingen die levende kankercellen produceren en zelfs hele kankercellen hebben ze in het vizier. Voor elk van deze stoffen zijn er specifieke opsporingstechnieken. De stoffen komen eerst in het bloed terecht, maar omdat de nieren het bloed filteren, zitten ze ook in urine.’

Wanneer breekt de methode door?

‘Dat hangt af van hoe gevoelig de technieken moeten zijn. Tumordeeltjes zitten in onooglijk kleine hoeveelheden tussen het DNA, RNA en de eiwitten die ook je normale cellen afscheiden. Het DNA kunnen we al vrij nauwkeurig opsporen. De sequencing-technologie waarmee we dat doen, kende de voorbije tien jaar een enorme vooruitgang. RNA, eiwitten en levende cellen opsporen, is veel moeilijker. Daar hebben we nog veel werk.’
‘Van elke techniek moet je het klinisch nut kunnen bewijzen. Als je iets kan meten zonder dat je er de juiste beslissing door neemt, gaat de meerwaarde voor de patiënt verloren. Om het nut van een techniek aantoonbaar te maken, moet je gerandomiseerde studies laten uitvoeren. Dat werk neemt gemiddeld één à twee jaar in beslag.’

Vandaag gebruiken artsen vloeibare biopsieën wel al in een aantal specifieke gevallen.

‘Het schoolvoorbeeld is een uitgezaaide longkanker die wordt veroorzaakt door een mutatie in de groeifactorreceptor EGFR. Bij dit type kanker geeft een arts aan de patiënt EGFR-inhibitoren, geneesmiddelen die zich aan de groeifactorreceptor binden. De longkankercellen proberen eraan te ontsnappen door een andere, resistente mutatie te ontwikkelen. Dat was jarenlang een probleem, tot onderzoekers een tweede generatie geneesmiddelen ontwikkelden die ook die resistentiemutatie kon stoppen. Artsen behandelen patiënten nu eerst met de klassieke EGFR-inhibitoren en nemen regelmatig vloeibare biopsieën om opkomende mutaties in de gaten te houden. Daarna schakelen ze over op die nieuwe geneesmiddelen.’

Werkt dat ook voor andere kankertypes?

‘Om de bovenstaande behandeling te kunnen toepassen, moet er een eigenschap zijn waar de uitgezaaide kanker afhankelijk van blijft. Je moet dat mechanisme kennen en er moet een geneesmiddel voor bestaan. Bepaalde longkankers voldoen aan die voorwaarden. Borstkanker met een mutatie in het HER2-gen ook, net als GIST-tumoren in maag en darmen. Maar de meeste kankers weten op duizend-en-een manieren te ontsnappen.’
‘Vloeibare biopsieën passen we ook toe bij patiënten met een niet-uitgezaaide tumor. We gebruiken ze om hun risico op herval in te schatten. Dat konden we tot voor kort niet. Nu nemen we vlak voor de operatie en zes weken erna bloed af bij de patiënt. Daarin gaan we op zoek naar tumorgerelateerd materiaal. Is de tumor volledig verdwenen uit het lichaam, dan mag je er in het bloed na zes weken geen enkel spoor meer van terugvinden. Is dat wel zo, dan is het risico op herval beduidend groter.’

En wat met het screenen van gezonde mensen?

‘Je kan in een bloedstaal op zoek gaan naar alle mogelijke mutaties die alle mogelijke tumorcellen ooit kunnen ontwikkelen. Vind je niets, dan is het onwaarschijnlijk dat de patiënt kanker heeft. Vind je wel een afwijking, dan heeft hij ergens in zijn lichaam kanker. Waar dat dan is, kunnen we met de tests nog niet achterhalen. Verschillende kankers hebben overlappende afwijkingen.’

‘Commerciële bedrijven in Amerika verkopen dit soort tests vandaag al. Dat is te vroeg, want er was nog geen maatschappelijk debat. Voordat de tests hier beschikbaar worden, moeten we grondig nadenken over de gevolgen ervan. Niet iedereen wil vanaf zijn geboorte al weten welke ziektes hij in de loop van zijn leven gaat krijgen.’