Neonicotinoïden: supergif voor landbouwleven

09 juli 2014 door KV

Bijen, vlinders, vissen, amfibieën en insectenetende vogels, ze lijden allen onder het gebruik van neonicotinoïden, een klasse van populaire pesticiden.

Bijen, vlinders, vissen, amfibieën en insectenetende vogels, ze lijden allen onder het gebruik van neonicotinoïden, een klasse van populaire pesticiden. Wetenschappers dringen aan op een verbod, of op zijn minst een meer gecontroleerd gebruik.

Het wetenschappelijk tijdschrift Nature publiceert deze week een studie van biologen van de Radboud Universiteit en van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Zij legden voor het eerst een verband bloot tussen de lokale achteruitgang van spreeuwen en zwaluwen en de aanwezigheid van het veelgebruikte landbouwgif imidacloprid, een soort neonicotinoïde.

Op plaatsen waar de hoeveelheid imidacloprid in het oppervlaktewater boven de 20 nanogram per liter komt, nemen de vogels in aantal af. En als de hoeveelheid nog hoger ligt, stijgt ook die afname verder. In gebieden met een hogere concentratie dan 20 nanogram, was de achteruitgang van de vijftien onderzochte vogelsoorten gemiddeld 3,5 procent per jaar. Die grenswaarde van imidacloprid in het oppervlaktewater wordt op veel plekken in Nederland ver overschreden.

‘We hebben grondig gekeken naar andere mogelijke factoren die kunnen samenhangen met de lokale achteruitgang van deze vogels, zoals veranderingen in landgebruik’, zegt professor Hans de Kroon, onder wiens leiding het onderzoek werd uitgevoerd, ‘maar de hoeveelheid imidacloprid in het oppervlaktewater komt uit onze analyse naar voren als veruit de belangrijkste verklaring voor de achteruitgang van insectenetende vogels.’

In gebieden waar de waarde hoger is dan 20 nanogram per liter oppervlaktewater verdwijnt elke drie jaar tien procent van de vogels

De onderzoekers weten overigens nog niet hoe de teruggang van de vogels precies tot stand komt. Mogelijke verklaringen zijn een gebrek aan insecten zelf, het eten van vergiftigde insecten of een combinatie van beide. Rechtstreekse vergiftiging door behandeld zaad te eten, is ook een mogelijkheid. De wetenschappers weten nog niet of het broedsucces nu afneemt of de sterfte toeneemt.

Neonicowat?

Wereldwijd zijn neonicotinoïden de meest gebruikte pesticiden om vraatschade aan akkers te vermijden. Het zijn zogenoemde systemische middelen, die door de plant worden opgenomen en zich in alle weefsels verspreiden. Het middel werkt in op het centraal zenuwstelsel van vraatzuchtige insecten. Ze raken erdoor gedesoriënteerd, verlamd en sterven uiteindelijk. Imidacloprid, ontwikkeld door Bayer Cropscience, werd begin jaren 1990 als eerste neonicotinoïde op de markt toegelaten. Andere vaak gebruikte neonicotinoïden zijn thiamethoxam, clothianidine en thiacloprid.

Neonicotinoïden zijn uitgegroeid tot de meest gebruikte insecticiden wereldwijd. Ze doen dienst als sproeistof, bodembehandeling of zaadcoating. Imidacloprid alleen al wordt in meer dan 120 landen op meer dan 140 gewassen toegepast. In België en Nederland worden neonicotinoïden onder meer gebruikt in de fruitteelt, op mais, bieten, groenten zoals kool, sla en wortels maar ook op sierplanten en grasvelden. In tuincentra zijn ze onder meer als sproeistof, sticks en oplosbaar poeder te koop onder de namen Provado, Admire, Pokon (bevatten imidacloprid), Axoris (bevat thiamethoxam) en Calypso (thiacloprid).

Recente studies doen vermoeden dat neonicotonoïden niet altijd selectief werken, maar ook doorwerken in het hele ecosysteem. Daar richten ze heel wat schade aan. Twee weken geleden nog publiceerde een internationale werkgroep van onafhankelijke wetenschappers in het vakblad Environmental Science and Pollution Research een analyse van alle beschikbare onderzoeken – 800 studies – naar de effecten van neonicotinoïden. Ze stelden vast dat niet alleen bestuivende insecten zoals bijen en vlinders hinder ondervinden, maar dat ook vissen, amfibieën, vogels en microben aangetast waren na hoge of langdurige blootstelling.

Door neonicotinoïden te gebruiken, brengen we de infrastructuur die onze voedselproductie mogelijk maakt, in gevaar

Vaak blijven neonicotinoïden nog een aantal jaar aanwezig in de bodem voor ze hun werking verliezen. Dat betekent dat ze blijven ‘bestrijden’, zelfs als dat voor de gewassen niet meer nodig is. Watermonsters uit de hele wereld overschrijden daarom geregeld de toegelaten grenswaarden. Zo wordt de norm op meer dan de helft van de Nederlandse meetpunten al acht jaar overschreden, met pieken die tot 300 keer hoger liggen dan aanvaardbaar. ‘Door neonicotinoïden te gebruiken, beschermen we onze voedselproductie helemaal niet’, besluit hoofdonderzoeker Jean-Marc Bonmatin van het Centre National de la Recherche Scientifique. ‘Integendeel, we brengen de infrastructuur ervan, die de productie mogelijk maakt, in gevaar. Daardoor worden de bestuivers, habitatbouwers en natuurlijke plaagbestrijders bedreigd.’

Verbieden?

De auteurs van de uitgebreide studie hebben ook een raad voor de bevoegde instanties. Die moeten plannen opstellen voor een sterke reductie van de giftige stoffen, en dat liefst over de hele wereld. In de Europese Unie is het gebruik van drie neonicotinoïden sinds december 2013 verboden op gewassen die voor bijen aantrekkelijk zijn. Maar de wetgeving geldt voorlopig tot eind 2015.

‘Sowieso is een beter toezicht op de gebruiksvoorwaarden noodzakelijk’, zei Jeroen van der Sluijs, docent Nieuwe Risico’s aan de Universiteit Utrecht, twee jaar geleden al in Eos (nummer 7, 2012) in een artikel over bijensterfte. ‘Landbouwers mogen geen neonicotinoïden gebruiken als gewassen in bloei staan of in de buurt van bloeiend onkruid – dat moeten ze eerst verwijderen. En als de stoffen in serres worden gebruikt, dan mogen daar geen bijen binnen kunnen. Die richtlijnen zijn niet alleen erg moeilijk na te leven in de praktijk, de kans dat je bij een overtreding tegen de lamp loopt, is zo goed als nul (in België is er helemaal geen controle, red.). Verder zouden imkers toegang moeten hebben tot kaarten waarop ze zien waar en wanneer de producten zijn gebruikt, zodat ze hun bijen kunnen verplaatsen. Om die veranderingen door te voeren, is het wel noodzakelijk dat het probleem erkend wordt. Neonicotinoïden zijn een van de weinige oorzaken van de bijensterfte die we relatief makkelijk kunnen aanpakken. Makkelijker dan bijvoorbeeld op grote schaal de biodiversiteit op te krikken.’

Meer wetenschapsnieuws in ons gratis Eos Weekblad op tablet: