Stad lokt mezen in de val

20 januari 2017 door Eos-redactie

Mezen in verstedelijkte gebieden brengen minder jongen groot, maar toch blijven hun aantallen constant. Hoe kan dat?

Mezen in verstedelijkte gebieden brengen minder jongen groot, maar toch blijven hun aantallen constant. Hoe kan dat?

Op het eerste gezicht lijkt de stad nog niet zo'n slechte plek voor vogels. In de kleine stukjes groen die onze dorpen en steden kleuren, weerklinkt doorgaans nog steeds een vrij vrolijk gekwetter.

Maar schijnt bedriegt, suggereert het thesisonderzoek waarmee de Zuid-Afrikaanse masterstudent Jacques de Satgé (Universiteit Antwerpen) zonet de Ornithologieprijs in de wacht sleepte. Mezen in de stad, zo bleek uit video-opnames, brengen hun jongen heel wat minder voedsel. Bovendien zijn dat slechts zelden de rupsen die ze zo graag lusten, want die zijn daar bij gebrek aan inheemse bomen eerder zeldzaam.

En dat blijft niet zonder gevolgen, ontdekte de Satgé. De jongen van stadsmezen zijn gemiddeld 10% lichter, en wat erger is: er vliegen er per nest zo'n 30% minder uit dan in bossen het geval is. Toch lijkt de populatie stand te houden. Hoe kan dat?

de Satgé vermoedt dat dat komt omdat de stad voor de mezen een soort 'ecologische val' is, waar elke generatie opnieuw vogels naartoe trekken met de belofte van veel groen en veilige nesten. Dat valt uiteindelijk lelijk tegen, want die verhuizing levert hen vooral een knagend hongergevoel en een erg karig nageslacht op.

Het zou dus een misvatting zijn om zomaar aan te nemen dat vogels het in de stad ook wel redden. Als de bossen zouden verdwijnen, kan de stedelijke populatie niet langer nieuwe immigranten aantrekken, en dan zouden de vogels op termijn wel eens helemaal kunnen verdwijnen. (tv)