Versnellen biologische collecties uitsterven van zeldzame soorten?

22 mei 2014 door Eos-redactie

Amerikaanse onderzoekers beweren dat het overijverige verzamelwerk van biologen mee verantwoordelijk is voor het verdwijnen van bedreigde soorten. ‘Onzin’, antwoorden conservators. ‘Collecties zijn net van onschatbare waarde om dieren van de ondergang te redden.’

Vier Amerikaanse onderzoekers klagen in het vakblad Science aan dat het overijverige verzamelwerk van wetenschappers mee verantwoordelijk is voor de uitsterving van sommige bedreigde soorten. ‘Onzin’, antwoorden meer dan zestig onderzoeksinstituten. ‘Collecties zijn van onschatbare waarde voor de wetenschap en kunnen juist soorten van de ondergang redden.’

Amerikaans onderzoeker Ben Minteer (Arizona State University) en drie collega’s gooiden in april de knuppel in het hoenderhok. De wetenschappers schreven in Science dat het verzamelen van fauna en flora het uitsterven van sommige zeldzame soorten versnelt. Als historisch voorbeeld halen ze de reuzenalk (Pinguinus impennis) aan. Die vogel stierf uit door overbejaging, maar volgens de auteurs zijn ook overijverige wetenschappers die de zeldzame reuzenalk koste wat het kost in hun verzameling wilden hebben mee verantwoordelijk. Ben Minteer en zijn collega’s schrijven dat het verzamelen – en dus doden in naam van de wetenschap - van zeldzame dieren vandaag gewoon doorgaat, hoewel er nieuwe, niet-dodelijke technieken bestaan om diersoorten te catalogiseren, zoals hoge-resolutie fotografie en geluidsopnames.

‘De beweringen in het opiniestuk zijn fout’, zegt bioloog Erik Verheyen van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), dat zo’n 37 miljoen specimens in de collectie heeft. Het zijn historische collecties (sommige nog uit de 18de eeuw), nieuwe verzamelingen, en elk jaar keren onderzoekers van expedities terug met nieuwe specimens. ‘De tijden van ongericht verzamelen zijn al lang voorbij. En het verzamelen van biologisch materiaal is strikt gereglementeerd.’

De auteurs van het artikel onderschatten volgens Verheyen het grote wetenschappelijke belang van collecties en overschatten de negatieve impact die collecties hebben op populaties in het wild. ‘Experts verzamelen niet nodeloos. Onder taxonomen zijn er altijd wel een paar “grote verzamelaars”, maar ze zijn zeker niet typisch voor ons vakgebied. De luttele voorbeelden die in het artikel worden aangehaald zijn ronduit fout. Zo zijn de meeste skeletten van de reuzenalk die vandaag in collecties zitten, verzameld na het uitsterven van de soort, terwijl er in de duizenden jaren ervoor miljoenen alken werden gedood voor voedsel en voor de veren.’

Het Science-artikel brengt volgens Erik Verheyen een internationale groep wetenschappers en instellingen onterecht in diskrediet. ‘Terwijl het omgekeerde waar is: collecties, zowel de historische als de nieuwe, zijn belangrijk om de kenmerken en de verspreiding van soorten te blijven monitoren. Wat we niet kennen, kunnen we niet beschermen.’ Zo identificeerde de onderzoeksgroep van Verheyen enkele jaren geleden een nieuwe West-Afrikaanse antilopensoort (Philantomba walteri) die op de plaatselijke markt massaal als bush meat werd verkocht. ‘Men dacht dat de antilope tot een wijdverspreide soort behoorde, maar uit ons onderzoek bleek het een nieuwe soort, met beperkte verspreiding. Dergelijke bevindingen op basis van biologische collecties kan beleid bijsturen en soorten van de ondergang redden.’

Foto’s en mp3’s volstaan niet

Het verzamelen van specimens dient voor meer dan alleen taxonomie. ‘Verzamelde dieren geven ons ook informatie over veranderingen in het milieu – vervuilende stoffen, omgevingsstress, temperatuursveranderingen, isotopen, enzovoort –, over de impact van parasieten, gewijzigde diëten (maaginhouden) of demografische veranderingen in populaties’, vult Thierry Backeljau (KBIN, gespecialiseerd in weekdieren) aan. Daarom schieten de ‘niet-invasieve’ alternatieven voor het aanleggen van collecties, die Minteer voorstelt, zoals hogeresolutiebeelden, geluidsopnames en weefselstalen tekort voor veel wetenschappelijke disciplines. ‘En soorten beschrijven alleen op basis van levende exemplaren laat niet toe het materiaal later nog verder te onderzoeken en te vergelijken’, zegt Nagy. ‘In de praktijk moet een soort vaak opnieuw onder de loep worden genomen en geherdefinieerd.’

Vandaag onderzoeken wetenschappers oude specimens uit verzamelingen met nieuwe technieken, die de taxonomen destijds nooit hadden kunnen voorzien. Denk maar aan CT-scans, isotopenanalyse of DNA-sequencing. Deze nieuwe gegevens op basis van oude specimens leiden tot nieuwe inzichten die essentieel zijn voor het begrijpen van onder meer klimaatverandering. ‘De mogelijkheden die dergelijke nieuwe technieken bieden, maken de collecties nog waardevoller’, zegt Verheyen. ‘Zelfs voor de volksgezondheid kunnen de verzamelingen van belang zijn, want met DNA-onderzoek kunnen we nu in oude specimens sporen van ziekteverwekkers vinden en zo de evolutie van de ziektekiemen nagaan.’

Collecties staan ten dienste van onderzoekers waar ook ter wereld. Databanken zoals GBIF, iDigBio of DarWIN zorgen ervoor dat geen dubbel werk wordt geleverd. Verheyen: ‘Als Rwandese slangensoorten in Nederlandse collecties zitten, plannen we geen nieuwe expedities om exemplaren te vangen zonder eerst die bestaande verzamelingen te bestuderen. Via de databanken weten we waar we de specimens kunnen vinden.’