Kritiek op methode om designerbaby's te ontwikkelen

04 oktober 2013 door Eos-redactie

Gentse en Leuvense bio-ethici uiten kritiek op de toekenning van een patent op software om kenmerken van toekomstige kinderen te voorspellen.

Gentse en Leuvense bio-ethici uiten in het vakblad Genetics in Medicine kritiek op de toekenning van een patent op software om kenmerken van toekomstige kinderen te voorspellen. De methode zou het immers mogelijk kunnen maken om designerbaby's te ontwikkelen.

Het gaat om een patent dat het Amerikaanse bedrijf 23andMe eerder deze week ontving om kenmerken van toekomstige kinderen te voorspellen. De software waarover het gaat, kan op basis van het genetisch materiaal van potentiële ouders kenmerken van mogelijke kinderen voorspellen. Het gaat uitsluitend om positieve eigenschappen, waaronder oogkleur en sportieve aanleg. Het risico op genetische aandoeningen kan er niet mee voorspeld worden.

Hoewel dat voorlopig nog niet de bedoeling zou zijn, vrezen de bio-ethici toch dat dit patent de weg opent naar de ontwikkeling van zogenaamde designerbaby's, met de exacte eigenschappen die hun ouders wensen. Prof. Sigrid Sterckx (Bioethics Institute Ghent – UGent) en haar co-auteurs stellen in het commentaarstuk dat het publieke vertrouwen cruciaal is om het succes van het onderzoek op het vlak van menselijke genetica te blijven garanderen. Ze dringen bij alle betrokkenen aan op maximale transparantie rond onderzoeksdoelstellingen en rond patentering.

De werkwijze die 23andMe volgens het patentdossier hanteert, is gebaseerd op een geautomatiseerde vergelijking van de genotypische gegevens van de biologische moeder en vader van het kind. Deze methode kan vanzelfsprekend niet garanderen dat het kind de gewenste eigenschappen heeft, maar het is volgens de Amerikanen wel haalbaar om een eicel en zaadcel te selecteren die de waarschijnlijkheid vergroten dat de “gewenste kenmerken” aanwezig zullen zijn.

De bio-ethici stellen dat een geautomatiseerd proces voor het selecteren van een bepaalde eicel en een zaadcel om een baby te maken met een bepaald fenotype grote implicaties heeft en dat zowel 23andMe als het US Patent and Trademark Office zich daarover grondiger hadden moeten beraden. De auteurs merken op dat de implicaties van dit patent niet ten volle werden beschouwd tijdens de beoordeling van de patentaanvraag, en dat de Patent Office Examiner zich op geen enkel moment afgevraagd heeft of het wel gepast is om voor zaken zoals deze methode voor het bekomen van designerbaby's, die ethisch gezien zeer controversieel zijn, patenten te verlenen.