Leuvens onderzoek opent nieuw perspectief voor behandeling Alzheimer

03 december 2012 door Eos-redactie

Onderzoekers hebben een nieuw doelwitmolecule blootgelegd voor de ontwikkeling van een behandeling tegen de ziekte van Alzheimer.

Onderzoekers verbonden aan het VIB en de KU Leuven hebben een nieuw doelwitmolecule blootgelegd voor de ontwikkeling van een behandeling tegen de ziekte van Alzheimer. De ontdekking kan het aangrijpingspunt vormen voor een therapie die de allereerste symptomen van de ziekte onderdrukt en minder neveneffecten heeft dan andere kandidaat-geneesmiddelen. Het onderzoek verschijnt in Nature Medicine.

De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van dementie in de westerse wereld. De huidige geneesmiddelen ondersteunen voor korte tijd het geheugen, maar stoppen het afsterven van de hersencellen niet. Recente inzichten tonen aan dat de ziekte van Alzheimer al vele jaren voordat er dementie optreedt biochemische veranderingen in de hersenen veroorzaakt. Het is belangrijk om medicatie te ontwikkelen die in dat vroege stadium genomen kan worden om de ziekte te voorkomen.

Het Ɣ-secretase-complex
Vele kandidaat-geneesmiddelen werken in op het Ɣ-secretase-complex. Dat speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van abnormale ophopingen van het kleverige eiwit β-amyloïde tussen de zenuwcellen. Die zogenaamde ‘amyloïde plakken’ zijn typisch voor de hersenen van alzheimerpatiënten. Het eiwit β-amyloïde ontstaat wanneer het zogenaamde voorlopereiwit op een verkeerde manier in stukken geknipt wordt door het Ɣ-secretase-complex.

Dit Ɣ-secretase-complex is echter ook betrokken bij het regelen van een reeks andere, levensnoodzakelijke, eiwitten. Veel kandidaat-geneesmiddelen die inwerken op het volledige Ɣ-secretase-complex hebben daarom schadelijke neveneffecten.

Minder neveneffecten
Het merendeel van alle geneesmiddelen grijpt in op een bepaald type eiwitten, de GPCR’s. Die spelen ook een rol bij het ontstaan van Alzheimer door het Ɣ-secretase-complex te reguleren, maar hoe dat precies in zijn werk gaat, is nog niet duidelijk.

Bij het regelen van de activiteit van GPCR’s spelen weer andere eiwitten, de zogenaamde β-arrestins, een rol. Daarom zette Amantha Thathiah onder leiding van Bart De Strooper een studie op naar de betrokkenheid van deze eiwitten bij het ontstaan van Alzheimer. De onderzoekers slaagden er voor de eerste keer in aan te tonen dat β-arrestin 2 een rol speelt bij de regulatie van het Ɣ–secretase-complex en dus bij het ontstaan van de ziekte van Alzheimer. Meer bepaald blijkt β-arrestin 2 te interageren met twee GPCR’s die een rol spelen bij het ontstaan van Alzheimer.

Dit onderzoek opent perspectieven voor de behandeling van Alzheimer. Aangezien β-arrestin 2 slechts op één molecule van het Ɣ-secretase-complex inwerkt, zal het afremmen van β-arrestin 2 minder schadelijke neveneffecten veroorzaken dan de huidige kandidaat-geneesmiddelen die op het volledige Ɣ-secretase-complex inwerken. Dit kan op termijn leiden tot een therapie die de ziekte in een vroeg stadium onderdrukt en minder schadelijke bijwerkingen heeft dan andere kandidaat-geneesmiddelen.