Vlaamse Commissie Wetenschappelijke Integriteit van start

08 oktober 2013 door RV

De commissie kan een ‘second opinion’ verstrekken bij gevallen van wetenschapsfraude aan onze universiteiten en kenniscentra. De commissie moet ook een expertisecentrum worden voor onderzoeksfraude.

Een aantal recente fraudegevallen aan Vlaamse universiteiten en de enquête van Eos – waarbij een op de twaalf medische onderzoekers fraude toegaf – maakt de nood aan een commissie duidelijk. Initiatiefnemer Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) beklemtoont wel dat het voordien al, in 2011, eerste stappen zette om wetenschappelijke integriteit beter op te volgen.

Als een onderzoeker wanpraktijken rond zich ziet en dat wil melden, kan hij naar een commissie voor wetenschappelijke integriteit stappen aan de eigen onderzoeksinstelling. Alle universiteiten in Vlaanderen hebben er een, de Universiteit Hasselt sinds dit jaar. Indien de klacht gegrond wordt geacht, stelt de commissie een onderzoek in, met woord en wederwoord van de betrokkenen. De commissie oordeelt daarna of er sprake is van fraude, waarna de werkgever eventueel een sanctie kan treffen. Als de klager of de beklaagde ontevreden zijn over de uitspraak, kunnen ze vanaf vandaag ook een ‘second opinion’ vragen bij de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit. ‘Lokale’ commissies aan universiteiten kunnen de VCWI ook advies vragen voor ze zelf een uitspraak doen in een bepaald dossier. En de VCWI zal ook raad geven over algemene vragen rond wetenschappelijke integriteit.

‘We willen uitgroeien tot een expertisecentrum’, zegt voorzitter André Van Steirteghem, emeritusprofessor aan de VUB. ‘We hebben gemerkt dat universiteiten nood hebben aan begeleiding bij de afhandeling van fraudezaken. Er is nood aan overeenstemming over wat we als fraude bestempelen en hoe we sanctioneren. We geven wel alleen advies, de eindbeslissing blijft altijd bij de universiteiten zelf.’

Meldpunt

Uit de Eos-enquête bleek al dat wetenschappers vaak wanpraktijken zien in hun omgeving, maar weinig geneigd zijn ze te melden. De voorbije jaren werden slechts een twintigtal klachten gegrond verklaard. Van Steirteghem: ‘Onderzoekers vrezen vandaag te veel dat een klacht als een boemerang terugkomt. Universiteiten moeten duidelijk aangegeven meldpunten hebben, een neutrale instantie waar een klacht onbevooroordeeld besproken kan worden. Wij gaan ook een stappenplan uitwerken om het voor onderzoekers duidelijk te maken waar ze terecht kunnen, en hoe de procedures verlopen.’

Openheid

In Nederland bestaat al sinds 2003 een dergelijk overkoepelend orgaan, het Landelijk Orgaan voor Wetenschappelijke Integriteit (LOWI). Op hun website worden de rapporten anoniem gemaakt en gepubliceerd. Ook Nederlandse universiteiten zelf maken de rapporten over fraudegevallen vaak openbaar op hun website. Voorzitter Van Steirteghem pleit ook hier voor openheid: ‘Tot nu toe werden de meeste gevallen van wetenschapsfraude binnenskamers gehouden’, zegt Van Steirteghem. ‘Universiteiten moeten af van het idee dat fraude hun schuld is. Het is een internationaal fenomeen, het gebeurt overal.’ Als het aan Van Steirteghem ligt, zullen de uitspraken van de VCWI online gepubliceerd worden, zonder de naam van de onderzoeker te vernoemen. ‘We hopen dat andere onderzoekers de cases zullen lezen, en het hen ervan zal weerhouden zich aan fraude te bezondigen.’