Column

Alle vogels bouwen een nestje. Net als de mens

Wel twintig keer de ziekenhuistas in- en uitpakken. Setjes maken met rompertjes en sokjes. Het zijn typische verschijnselen van nesteldrang, die vaak piekt in de maand voorafgaand aan de bevalling. Maar waar komt dit gedrag vandaan?

‘Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu’

‘Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nu op?’

Onbekende auteur, eerste zin in het Oudnederlands, circa 1100

Wanneer een moedervogel eieren gaat leggen, is ze eerst druk met het bouwen van een nestje. Ze verzamelt bladeren en takken en gaat op zoek naar een perfecte plek ergens hoog in een stevige boom, uit de buurt van katten en andere roofdieren. Het nest zorgt niet alleen voor veiligheid, maar ook voor beschutting van de wind en regen. Als het flink is geïsoleerd, is het bovendien een warme plek. Hier kan ze zich in alle rust terugtrekken om haar eitjes te leggen.

De voorbereiding die nodig is om je klaar te maken voor een nieuwe baby lijkt met andere woorden geworteld in natuurlijke instincten. Onderzoekers gingen na of deze stelling ook geldt bij mensen. Ze deden dit met behulp van een nestvragenlijst: zowel via een onderzoek waarin zwangere en niet-zwangere vrouwen werden vergeleken, als via een longitudinaal onderzoek waarbij vrouwen tijdens de zwangerschap en tot zes weken na de bevalling werden gevolgd en niet-zwangere vrouwen met vergelijkbare tijdsintervallen. Ze ontdekten dat vrouwen wel degelijk nestgedrag vertonen, inclusief ruimtevoorbereiding en sociale selectiviteit (wie de baby mag zien en aanraken). Dat gedrag bereikt een hoogtepunt in het derde trimester van de zwangerschap. Zoals het geval is met niet-menselijke zoogdieren kan nestelen bij vrouwen een beschermende functie hebben.

Maar wat ligt aan de grondslag van nesteldrang? Zoals zoveel veranderingen die plaatsvinden in het lichaam tijdens de zwangerschap wordt de drang om te nestelen gecontroleerd door je veranderende hormonen en dit gebeurt in de hersenen. De hormonen die in de hersenen vrijkomen als de bevalling nadert, kunnen een drang naar het inrichten van een veilige en warme omgeving verklaren. De amygdala speelt hierbij een belangrijke rol, het is het deel van de hersenen dat reageert op het nesthormoon oxytocine, en dit deel regelt ook onze emoties. Daardoor komt het dat hoogzwangeren de laatste weken voor de bevalling huiselijker worden en zich meer terugtrekken, en minder aandacht hebben voor anderen buiten het gezin.

Hoogzwangeren worden de laatste weken voor de bevalling huiselijker trekken zich terug. Ze hebben minder aandacht voor anderen buiten het gezin

Er werd ook aangetoond dat de structuur en de functie in bepaalde delen van de hersenen van zwangere vrouwen erg veranderen. Voor een onderzoek in Nederland vorig jaar werden veertig vrouwen voor, tijdens en na hun eerste zwangerschap gevolgd. Hun hersenen werden gescand, er werden hartfilmpjes gemaakt en via urinemonsters kon het zwangerschapshormoon worden gemeten. Er werd gevraagd naar hun schoonmaakgedrag en naar hun sociale contacten om de mate van nesteldrang te bepalen. De resultaten lieten zien dat zwangerschap leidt tot selectieve en robuuste veranderingen in neurale architectuur en neurale netwerkorganisatie, die het meest uitgesproken zijn in het Default Mode Network. Deze neurale veranderingen correleerden met zwangerschapshormonen, voornamelijk oestradiol in het derde trimester, terwijl er geen verband werd gevonden met andere factoren zoals stress en slaap.

Deze bevindingen suggereren dat er selectieve zwangerschapsgerelateerde wijzigingen in de hersenstructuur en –functie zijn die maternale processen kunnen vergemakkelijken die van cruciaal belang zijn voor de moeder-kind-verbinding. Uit dit onderzoek blijkt dat de hersengebieden veel beter samenwerken dan die van iemand die niet zwanger is. Vooral één gebied, de cuneus, is bij zwangere vrouwen sterk functioneel verbonden met het netwerk.

De sterke toename van de hersenverbindingen zorgt ook voor de grote binding tussen moeder en kind. Hoe sterker deze hersenverbindingen, hoe sterker de band met het kindje na een jaar. Moeders uit het onderzoek met sterke hersenverbindingen gaven ook aan meer plezier te ervaren bij het omgaan met hun kind en minder afwijzende gevoelens te hebben dan moeders met minder sterke. Dit soort onderzoeken zijn belangrijk, want zo krijgen we een beter beeld van wat er gebeurt bij problemen in de zwangerschap of bij de geboorte. Denk aan mentale problemen, postnatale depressie, psychose of moeder-kindbindingsstoornissen.