Fantoompijn bestrijden met een computer, kan dat?

Wanneer een lichaamsdeel geamputeerd wordt, leidt dat vaak tot fantoompijn. Kan een brain-computer interface, die hersensignalen omzet naar computeracties, een oplossing bieden?

Fantoompijn is een zenuwpijn die optreedt in een lichaamsdeel dat er niet meer is, zoals een geamputeerde arm of been. Een verklaring voor dit fenomeen is dat het lichaamsdeel is weggehaald, maar het hersengebied dat de prikkels van dat lichaamsdeel verwerkt er wel nog steeds is. En omdat het geen prikkels meer binnenkrijgt, wordt het behoorlijk gevoeliger. Er wordt geschat dat tot wel 80 procent van alle mensen die een amputatie hebben ondergaan fantoompijn ervaren.

Er zijn momenteel al verschillende mogelijkheden om fantoompijn te bestrijden. Bart Morlion, pijnarts aan het UZ Leuven, legt uit: ‘Enerzijds is er medicatie. Het gaat dan om atypische pijnstillers, bijvoorbeeld specifieke soorten antidepressiva of middelen tegen epilepsie. Maar daarnaast is het veel belangrijker te beseffen dat een deel van het probleem de mismatch is tussen signalen die normaal van het geamputeerde lichaamsdeel zouden komen en het breinnetwerk. Die mismatch kunnen we via allerlei technieken aanpakken.’

Brain-computer interface

Een mogelijke techniek om die mismatch aan te pakken is het gebruik van een brain-computer interface, een techniek waarbij hersensignalen worden gemeten en door een computer in acties worden omgezet. Onderzoekers aan de Universiteit van Osaka (Japan) hebben deze piste verder onderzocht in een nieuwe studie en vonden positieve resultaten.

Om de connectie tussen het geamputeerde lichaamsdeel en de bijbehorende hersenregio te doorbreken, werd ervoor gezorgd dat patiënten het hersengebied behorend bij een lichaamsdeel dat wel nog aanwezig is ook zouden koppelen aan het beeld van het missende lichaamsdeel. De deelnemers van de studie moesten daarvoor eerst oefeningen doen met hun intacte hand. Nadien moesten ze hetzelfde doen met hun fantoomhand, waarbij ze op het scherm een beeld kregen van een virtuele hand die ze zo konden besturen. De beweging van die hand was gebaseerd op hersensignalen van de deelnemer die gemeten werden met magneto-encefalografie (MEG), waarbij ook de eerdere hersensignalen die hun intacte hand bestuurden in rekening werden gebracht.

In de praktijk?

Het bleek een doeltreffende methode, waarbij de pijn van de patiënten de eerste dag al afnam en het effect vijf dagen aanwezig bleef. Maar hoewel de techniek veelbelovend lijkt, zijn er ook veel kanttekeningen te maken. Morlion verklaart: ‘De aanzet is interessant, maar de behandeling zit zeker nog in een onderzoeksfase. Alle apparaten die de onderzoekers hebben gebruikt zijn op dit ogenblik geen standaardapparatuur in ziekenhuizen om patiënten te behandelen. En zoiets gaat pas zinvol zijn als men ook kan aantonen dat het effect langer dan enkele dagen duurt.’

‘De nieuwe studie met de brain-computer interface is een geavanceerd voorbeeld van hoe we de mismatch tussen signalen van het lichaamsdeel en het brein kunnen aanpakken. Maar een gelijkaardige strategie wordt bijvoorbeeld ook toegepast in spiegeltherapie, wat veel goedkoper is. Als patiënten bijvoorbeeld een arm kwijt zijn, doen ze oefeningen met hun intacte arm terwijl er dwars voor hun neus een spiegel staat. Door in die spiegel te kijken lijkt het visueel alsof je arm die er niet meer is, mee aan het oefenen is. Als je dat regelmatig doet kan je zo het vertekend beeld van je brein weer normaliseren’, aldus Morlion. ‘Daarnaast is er een vorm van therapie met gebruik van virtual reality, waarbij je ook oefeningen kan doen alsof je missende ledemaat aanwezig is. Ook daarvan is aangetoond dat het helpt, en zelfs net iets beter dan de spiegeltherapie.’

Neuropsychologie

Sandra Veenstra is medisch psychologe in Tilburg met expertise in behandeling van fantoompijn. Ook zij is kritisch voor de Japanse studie: ‘Het materiaal dat gebruikt wordt is ontzettend duur en heel complex. Het is wel mooi onderzoek en interessant om van te leren, maar ik zie het nog niet meteen als een nieuwe vorm van therapie.’ Zelf maakt ze in haar praktijk ook gebruik van spiegeltherapie waarmee ze goede resultaten kan boeken. Ze combineert dit bovendien met andere technieken, zoals bepaalde neuropsychologische oefeningen. 

‘Omdat het hersengebied zo in de war raakt door de amputatie, kan ik sommige patiënten aanraken op hun wang en voelen ze dat in hun fantoomhand. Dat gebeurt omdat het hersengebied van de hand tegen het hersengebied van het gezicht aanligt en de hersenen het onderscheid niet goed meer maken. Ik kan daar dan gebruik van maken in de therapie, door bijvoorbeeld die specifieke plekken op het aangezicht te stimuleren met trillende apparaatjes. Ik stimuleer daarbij beide kanten van het gezicht afwisselend, en zo dus beide hersenhelften. Ik heb zo wel een dertigtal verschillende oefeningen die patiënten kunnen helpen.’

Welke techniek ook gebruikt wordt om fantoompijn te bestrijden, de behandeling blijft tijdsintensief. De patiënten moeten de oefeningen namelijk blijven herhalen. Maar ze zijn er zeker bij gebaat. Bij sommige patiënten kan de pijn zelfs voor lange periodes verdwijnen.