Geen ‘game over’ voor bejaarde hersenen

05 september 2013 door Eos-redactie

Ouderen die een speciaal ontworpen videospelletje speelden, konden beter multitasken, onthouden en de aandacht vasthouden.

Ouderen die een speciaal ontworpen videospelletje speelden konden beter multitasken, onthouden en de aandacht vasthouden. Dat blijkt uit een Amerikaanse studie deze week. Tachtigers gameden op den duur even goed als twintigers die het spel voor het eerst speelden.

Videospelletjes voor vijftigers en zestigers die hun hersenen in vorm willen houden, zijn in opmars. Veel wetenschappelijke evidentie dat die veel zoden aan de dijk zetten, was er vooralsnog niet. Uit een Britse studie die enkele jaren geleden in Nature verscheen bleek dat gamende grootouders weliswaar beter werden in het spelletje zelf en de specifieke vaardigheden die daarvoor vereist waren, maar dat dat nauwelijks een positief effect had op hun prestaties in het dagelijkse leven.

Sommige zwartkijkers suggereerden zelfs dat het mogelijk niet zonder gevaar was de krimpende capaciteit van bejaarde breinen te forceren om steeds beter te worden in ‘onnozele’ spelletjes: wie weet welke andere vaardigheden zouden de hersenen daarvoor noodgedwongen moeten opofferen.

Vandaag titelt Nature echter ‘Game changer’ op zijn voorpagina, met een glooiend groen landschap waarin een juichende opa in een ouderwetse auto een slingerende weg volgt. De inspiratie daarvoor komt van een computerspel, ‘NeuroRacer’, waarin spelers er met hun linkerhand voor moeten zorgen dat hun voertuig niet van de weg raakt en met hun rechterhand bepaalde verkeersborden moeten wegklikken.

Meer nog dan oog-handcoördinatie, waarvan eerder al werd aangetoond dat ze beter is bij mensen die veel videogames spelen, vergt een dergelijke dubbele bezigheid volgehouden aandacht, voldoende werkgeheugen en de vaardigheid om tegelijkertijd meerdere doelen voor ogen te houden.

Multitasken als een twintiger

Uit een eerste test met deelnemers van 20 tot 79 jaar oud bleek het succes in dat spel met de leeftijd af te nemen. Dat hadden de wetenschappers van University of California ook verwacht, want ouderen klagen wel vaker dat ze moeite hebben met ‘multitasken’, al is dat in onze maatschappij steeds belangrijker geworden.

Na een training van vier weken (waarin 3 keer per week een uur gespeeld werd) bleken de bejaarden het echter net zo goed te doen als twintigers die het spel voor de eerste keer speelden. Dat bleek niet het gevolg van een verbeterd stuur- of wegklikvermogen, of een verhoogde impulsiviteit, maar van een toegenomen vaardigheid om beide opdrachten te combineren.

Belangrijker nog was dat die verbetering zich ook manifesteerde tijdens tal van andere proeven die peilden naar verwante vaardigheden die bij ouderen vaak achteruitgaan, zoals werkgeheugen en het vasthouden en verdelen van aandacht, en dat de verbetering bovendien minstens zes maanden behouden bleef.

Daarmee is dus aangetoond dat spelletjes die focussen op specifieke vaardigheden die het bij bepaalde doelgroepen laten afweten, in principe in staat zijn ons brein te trainen met het oog op betere prestaties in het dagelijkse leven.

Dat is volgens de wetenschappers goed nieuws, niet alleen voor wie kampt met problemen wat aandacht en werkgeheugen betreft (waarvoor ze hun spelletje op termijn op de markt willen brengen) maar mogelijk in de toekomst ook voor mensen met ADHD, depressies of dementie. (tv)