'Suïcidaal gedrag is erg complex. De breinstructuur is één factor die hieraan kan bijdragen'

Bij sommige jongeren met suïcidale gedachten en gedragingen is er een subtiel maar significant verschil in de hersenstructuur, zo blijkt uit onderzoek. 'Het resultaat vertelt wellicht meer over de mechanismen bij suïcidaal gedrag in een specifieke subgroep', zeggen postdoctoraal onderzoeker Laura van Velzen (universiteit Melbourne) en hoogleraar Anne-Laura van Harmelen (universiteit Leiden).

Zelfdoding is een van de meest voorkomende doodsoorzaken bij jongeren. Een recent Nederlands onderzoek wijst uit dat maar liefst één op zes jongeren tussen 12 en 25 jaar eraan denkt om een einde te maken aan zijn of haar leven.

Hoe ontstaan gedachten over zelfdoding? En welke factoren spelen een rol bij suïcidaal gedrag? De antwoorden op zo’n vragen zijn belangrijk voor preventie en interventie en moeten we zoeken in de complexe combinatie van psychische, sociale en biologische factoren. De hersenen spelen een rol, maar tot hiertoe was er weinig en enkel kleinschalig onderzoek over de relatie tussen het brein en suïcidaal gedrag bij jongeren.

De universiteiten van Leiden, Melbourne, Southern California, Yale en Cambridge vormden samen het internationale ‘HOPES’ & ‘ENIGMA Suicidal Thoughts and Behaviours’ consortium en verzamelden wereldwijd data over duizenden deelnemers uit meer dan zeventig studies voor verder onderzoek.

Frontaal hersengebied

Om te achterhalen of er een verband is tussen suïcidaal gedrag bij jongeren tussen 8 en 25 jaar en de structuur van hun hersenen, onderzocht het consortium bij honderden jongeren per hersengebied de dikte van de buitenste laag van de hersenen (de cortex) en de oppervlakte ervan.

Van Velzen: “Bij de meeste jongeren vonden we geen verschillen in de hersenstructuur, of ze nu wel of geen suïcidale gedachten en gedrag vertoonden. Dit is uiteraard geruststellend en belangrijk nieuws. Maar bij een kleine groep jongeren met stemmingsklachten (zoals depressie, angst en bipolaire stoornissen) die ooit probeerden om zichzelf van het leven te beroven, zagen we wel subtiele verschillen in de grootte van de ‘frontal pole’. Dit hersengebied - belangrijk voor de hogere cognitieve functies die een rol spelen bij de regulering van emoties en gedrag - is bij hen kleiner in vergelijking met jongeren met stemmingsklachten maar zonder suïcidaal gedrag.”

De oppervlakte van de hersengebieden ligt al vroeg in de ontwikkeling vast en is grotendeels genetisch bepaald. De hypothese van de onderzoekers is dan ook dat de hersenstructuur vooraf gaat aan suïcidaal gedrag bij specifieke jongeren. Toont het een aangeboren kwetsbaarheid? Van Harmelen: “Het is een stukje van de puzzel als het gaat over suïcidaal gedrag bij jongeren. Geen enkel stukje is een verklaring op zichzelf, maar samen spelen ze wel een rol.”

Complexe samenhang van factoren

Met het oog op preventie en interventie moeten verdere studies uitwijzen hoe de verandering in de hersenstructuur bij deze groep jongeren zou bijdragen aan het risico op suïcidaal gedrag. Of met andere woorden: wat gebeurt er precies in dit frontale hersengebied?

“Maar ook de samenhang met sociale en psychische factoren is belangrijk”, vertelt van Velzen. “Suïcidaal gedrag is erg complex en de breinstructuur is maar één factor die hieraan kan bijdragen. De grote dataset laat toe om de interacties tussen alle factoren te onderzoeken en vergroot de zekerheid over de associaties die we vinden tussen de hersenstructuur en suïcidale gedachten en -gedrag.”

Wie vragen heeft over zelfdoding, kan in België terecht op het gratis nummer 1813 en www.zelfmoord1813.be.

In Nederland kan je praten over zelfdoding bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0900-0113 of 113.nl.