‘Zelfbeheersing kun je leren’

10 december 2015 door FJ

Ruim 40 jaar geleden onderzocht psycholoog Walter Mischel wilskracht bij kinderen. Zijn ‘marshmallow-test’ legde de fundering voor het moderne onderzoek naar zelfcontrole.

Hoeveel we in het leven bereiken, hangt onder andere af van de vraag hoe goed we in staat zijn af te zien van een onmiddellijke beloning, in de verwachting dat dat op de lange termijn een grotere beloning zal opleveren. Psycholoog Walter Mischel, onderzocht ruim 40 jaar geleden wilskracht bij kinderen. De experimenten waarbij hij die ‘marshmallow-test’ gebruikte, legden de fundering voor het moderne onderzoek naar zelfcontrole.

Voorspelt iemands vermogen om op vierjarige leeftijd op een lekkernij te wachten al of hij/zij op latere leeftijd succesvol zal zijn?
Kinderen die zich goed kunnen beheersen, letten meestal ook goed op wanneer er op de kleuterschool of de basisschool iets wordt uitgelegd. Zij kunnen zich beter concentreren, beter leren. Daardoor behalen ze al op jonge leeftijd successen, en dat versterkt weer hun zelfvertrouwen. Dat zagen we ook in ons experiment: veel kinderen die erin waren geslaagd te wachten, aten de marshmallows of de koekjes niet eens op, maar namen ze mee naar huis om ze aan hun ouders te laten zien. Ze waren heel trots op zichzelf. Deze kinderen beseften dat ze zich dingen konden voornemen en die ook verwezenlijken.

En de kinderen die daartoe niet in staat zijn, schoppen het niet zo ver in het leven?
Uit ons longitudinale onderzoek bleek dat mensen die als kind langer op een beloning konden wachten, gemiddeld een hoger opleidingsniveau bereikten, minder drugs gebruikten en ook nog een lagere body-mass-index hadden.
Maar dan hebben we het dus over gemiddelden. Een concrete voorspelling voor een bepaald individu kun je op grond van de score op de marshmallow-test niet geven. Het idee dat het mogelijk zou zijn de toekomst van een mens met zekerheid te voorspellen op grond van de vraag hoe lang hij in staat is af te zien van een beloning is nonsens.

Hoe kunnen ouders hun kinderen helpen zelfbeheersing te ontwikkelen?
Het eerste gebod luidt: als ouders een kind iets beloven, moeten ze die belofte ook nakomen. Dat geeft kinderen een gevoel van zekerheid, en dat is onontbeerlijk om uiteindelijk te leren dat ze, wanneer ze hun best doen, ook echt iets kunnen bereiken.
In de tweede plaats is het van belang dat er, vooral tijdens de eerste levensjaren, zo weinig mogelijk stress heerst in het gezin. Maar aan de andere kant moeten ouders hun kinderen ook weer niet te veel beschermen.

En wat als een kind al problemen heeft op het gebied van de zelfbeheersing?
Zelfbeheersing kun je heel gemakkelijk leren – met behulp van rollenspellen, geheugentraining, oefeningen waarbij het kind hardop tegen zichzelf zegt wat het moet doen. Die strategieën zouden al in het kinderdagverblijf en op de basisschool aangereikt moeten worden. Dat is een belangrijke opdracht, omdat je daarmee de sociaal-economische kloof tussen degenen die in de maatschappij een betere en een slechtere uitgangspositie hebben kleiner kunt maken.  


Ieder mens heeft van nature de potentie te veranderen – dat is een boodschap die ook de politiek ter harte zou moeten nemen. Zelfs mensen die als gevolg van genetische factoren minder goed in staat zijn zich te beheersen, slagen er met behulp van eenvoudige oefeningen vaak toch in meer controle over zichzelf te krijgen. Met de juiste aanpak is niemand een hopeloos geval.
Mensen hebben dikwijls goede voornemens, maar ze ook in daden omzetten is vers twee. Hoe moet je dat aanpakken?
Het mislukt vooral vaak doordat het ontbreekt aan een concreet plan. Veel mensen nemen zich bijvoorbeeld voor ‘meer aan sport te gaan doen’. Maar als dat een vaag plan blijft, houdt men het meestal niet lang vol.


De beste methode is simpele ‘als-dan’-regels op te stellen. ‘Als het op dinsdag acht uur is, dan ga ik naar de sportschool.’ Punt. Een heel concreet plan. Een twaalfjarige die huiswerk voor school moet maken, maar eigenlijk liever met zijn smartphone wil spelen, zou zich bijvoorbeeld kunnen voornemen: ‘Als ik met mijn huiswerk bezig ben, zet ik mijn mobieltje uit.’ Als je zulke eenvoudige strategieën vaak oefent, worden ze een automatisme. Net als tandenpoetsen voor het slapengaan – dat is ook geen natuurlijk gedrag, maar toch doen de meeste mensen het.

Het complete interview kunt u lezen in het nieuwste nummer van Psyche&Brein, dat nu in de winkel ligt.