Waar is het hoofd van Carnot? - In het MAS

21 maart 2013 door DH

De Franse wiskundige Lazare Carnot, een tijdlang Antwerps gouverneur, kreeg in de Scheldestad een standbeeld. Maar daarvan zou alleen het hoofd overblijven – en dan nog alleen een kopie. Na de publicatie van een artikel in Eos, kwam het hoofd boven water.

De Franse wiskundige Lazare Carnot, een tijdlang Antwerps gouverneur, kreeg in de Scheldestad een standbeeld. Maar daarvan zou alleen het hoofd overblijven – en dan nog alleen een kopie. Na de publicatie van een artikel in Eos-magazine (21 maart), kwam het hoofd boven water: het lag in het depot van het Museum aan de Stroom (MAS). Het hoofd wordt nu gereinigd en zal worden opgenomen in de tentoonstelling Bonaparte aan de Schelde.


Dit is het oorspronkelijke artikel van Eos-medewerker Dirk Huylebrouck zoals het ter perse is gegaan (Eos, nr. 4, april 2013). En zijn oproep op de regionale zender ATV.




In de centrale hal van een flatgebouw in de Carnotstraat in Antwerpen staat – heel toepasselijk – een beeld van het hoofd van Lazare Carnot. Achter dit beeld gaat een mysterieus verhaal schuil.

Lazare Carnot (1753-1823) overschaduwt soms zichzelf: hij is even prominent als geschiedkundig figuur dan als wiskundige. Carnot speelde niet alleen een belangrijke rol in de geschiedenis van Frankrijk vanaf de Franse Revolutie tot de nederlaag van Napoleon, ook in de projectieve meetkunde was hij een pionier. Het eerste wordt geïllustreerd in de tentoonstelling ‘Bonaparte aan de Schelde’, die van 23 maart tot 30 juni 2013 loopt in het Antwerpse MAS, het Museum aan de Stroom. Aanleiding voor de tentoonstelling is het tweehonderdjarig bestaan van het Willemdok, dat net als het Bonapartedok, eveneens aan de voet van het MAS, werd uitgegraven onder Frans bestuur (1794-1814).

Die laatste maanden van het Franse bestuur over Antwerpen drukte Carnot als gouverneur zijn stempel op de stad. In 1865 kreeg hij er ook een standbeeld. Maar dat werd verwijderd in de jaren 1950, toen de opkomst van Koning Auto overal zorgde voor de verbreding van de straten. Daarna stond het beeld te verkommeren in een depot, en vandaag blijkt het spoorloos.

Hoe een reusachtig bronzen standbeeld zomaar kon verdwijnen is merkwaardig, zelfs als het zou zijn gesmolten om de aanleg van de Singel, de kleine ringweg rond Antwerpen, aan te leggen, zoals op sommige websites wordt beweerd. Sterker: het hoofd van het beeld is bewaard, want volgens een document uit 2008 leende iemand het uit bij het MAS, gedurende twee maanden, om er een kopie van te maken – het MAS in zijn huidige vorm bestond toen nog niet, maar het Hessenhuis deed dienst als depot voor het toekomstige museum. Het is die kopie van het hoofd die in de Carnotstraat staat. Maar het origineel is nooit teruggebracht. De naam van de ontlener staat op het document, en toch blijkt Carnots hoofd onvindbaar, ook niet naar aanleiding van de tentoonstelling in het MAS. Tenzij sommigen zich met medeweten van hogergeplaatsten bepaalde voorwerpen mogen toe-eigenen …



De wiskundige
Niet alleen Antwerpen, maar ook bijna elke grote stad in Frankrijk heeft een Carnotstraat. Die verwijst meestal naar Lazare, al kan de straatnaam ook aan zijn zoon Sadi opgedragen zijn, de fysicus die leerlingen in het secundair onderwijs kennen van de ‘Carnotcyclus’ uit de thermodynamica. Of naar zijn kleinzoon, die ook Sadi heette, en president was van Frankrijk van 1887 tot 1894. De naam Carnot die als een van de 72 prominente wetenschappers op de Eiffeltoren prijkt, verwijst echter wel degelijk naar Lazare. Hij staat op de kant gericht naar het centrum van Parijs.

De jonge Lazare Carnot studeerde aan de militaire ingenieursschool van Mézières. Daar trok hij de aandacht van de Gaspard Monge, bekend bij alle oudere wiskundigen, architecten en ingenieurs vanwege de beschrijvende meetkunde. Carnots interesse ging uit naar de ‘Metafysica van de infinitesimaalrekening’, waar hij in 1797 een boek over schreef. Ook over de meetkunde schreef hij enkele boeken: ‘Verbanden tussen figuren in de meetkunde’ (1801), ‘Meetkunde van de positie (1803), en ‘Verhandeling over de theorie van de sneden’ (1806). Dit laatste woord is een vertaling van ‘transversales’, een in onbruik geraakte wiskundige uitdrukking waarmee rechten werden bedoeld die bepaalde figuren ‘sneden’, zoals in Carnots veralgemening van de stelling van Menelaus (zie ‘Carnot en Menelaus’).

De ‘Stelling van Carnot’ verwijst dan weer naar een merkwaardig verband tussen een driehoek en zijn in- en omgeschreven cirkels. Vandaag wordt het werk van Carnot gezien als een mijlpaal tussen dit van Gérard Desargues (1591-1661) en Jean-Victor Poncelet (1788-1867).

Carnots wiskundige verwezenlijkingen werden recent onder de aandacht gebracht door de Fransman Alain Juhel. Hij schreef er in 2010 een artikel over in The Mathematical Intelligencer, een tijdschrift voor beroepswiskundigen, en veroorzaakte zo ook hernieuwde aandacht voor het beeld van Carnot.

De militair
Vanuit de militaire school was de stap naar een hoge functie bij het leger snel gezet. Al moest Carnot toch enige politieke behendigheid tonen: in 1793 trad hij toe tot het ‘Comité voor Publieke Veiligheid’ tijdens de beruchte regering van Robespierre. Hij organiseerde er militaire vraagstukken ‘met wiskundige efficiëntie’.

Nadat het Schrikbewind in ongenade viel, veranderde hij van kamp, en als eerste secretaris voor landsverdediging zou hij een luchtmacht oprichten. In 1784 had hij het experiment van de gebroeders Montgolfier gezien, die een grote bemande luchtballon veertig minuten de lucht in konden houden. Tien jaar later hingen er ballonnen boven een veldslag in Fleurus, bij Charleroi.

In 1795 kreeg Carnot de officiële bijnaam van ‘Organisator van de overwinning’, een algemene titel, die niet verwees naar een bepaalde veldslag. Napoleon roemde zijn militair inzicht, en stelde, in het bijzijn van alle officieren, dat Carnots verdediging van de stad Maubeuge (1793) ‘het meest heldhaftig wapenfeit van de Revolutie’ was.

Toch had Carnot geen goed oog op Napoleon, want tijdens zijn bewind trok hij zich terug uit het openbare leven. Carnot bood opnieuw zijn diensten aan nadat Napoleon de slag van Leipzig (oktober 1813) had verloren en verbannen werd naar Elba. Bij Napoleons terugkeer in Frankrijk na zijn ontsnapping hoopte Carnot op een koersverandering en engageerde hij zich in de ‘Honderd Dagen’, de periode tot de definitieve nederlaag in Waterloo (1815). Toen werd de monarchie hersteld en Carnot zelf verbannen. Hij trok naar Polen en Duitsland, en overleed daar in Maagdenburg.

De Antwerpenaar
Maar wat deed Carnot dan in Antwerpen? Twee maanden na Napoleons nederlaag in Leipzig werd Carnot benoemd tot gouverneur van de stad. Napoleon had Antwerpen de voorgaande tien jaar uitgebouwd tot de belangrijkste oorlogshaven van zijn keizerrijk. Met tienduizend man verdedigde gouverneur Carnot de stad tegen de coalitietroepen van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Groot-Brittannië.

Hij zou weerstand bieden tot 4 mei, hoewel Napoleon al op 6 april 1814 gedwongen werd om afstand te doen van de troon. Ook hier ging hij met wiskundige doortastendheid te werk: hij liet de wijken Kiel en Berchem platbranden, als ‘verdedigingstrategie’. Andere wijken spaarde hij, en dat zou verklaren waarom hij uiteindelijk, in 1865, een standbeeld kreeg in Borgerhout, al werd het niet op unanieme vreugde onthaald.

Het beeld werd verwijderd in de jaren 1950, en opgeslagen in een depot. Een foto in de Atlas van Antwerpen (ed. 1975) toont de auteurs Roger Binnemans en George Van Cauwenbergh voor het beeld, in 1974. Daarna wordt het spoor van het beeld verward. Wel blijkt nog een kopie van het hoofd van het beeld te staan in de Residentie Carnot in de Carnotstraat. Er hangt een bord bij dat stelt: ‘Uniek resterend gedeelte van het voormalig standbeeld op het ‘Carnotplein’ heden het ‘Laar’ genoemd te Borgerhout en vernield tijdens W.O. 1940-45.’ Dat laatste is duidelijk in tegenspraak met de foto uit het boek van Binnemans en Van Cauwenbergh.

Het is merkwaardig dat de tekst de illusie schept dat het beeld tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren ging. Toen we opzoekingswerk deden naar aanleiding van het artikel van Alain Juhel hadden we blijkbaar interesse gewekt bij enkele Antwerpenaars. Prompt verscheen op de Borgerhoutse blog ‘Krugerplein & Peperbus’ het document uit 2008 waaruit blijkt dat kunstrestaurateur Luc Rossen van de Essense firma Raymakers-Rossen de opdracht had gekregen om een kopie van het hoofd van het beeld van Carnot te maken. De naam van de opdrachtgever was onzichtbaar gemaakt, net als enkele andere gegevens.

Waar is het originele beeld dan? We informeerden bij het MAS, maar medewerkster Leen Beyers kon het hoofd niet terugvinden. E-mails naar verantwoordelijken leverden ook niets op. Het is moeilijk te begrijpen: enerzijds een beeld laten ontvreemden, waarbij men naam en woonplaats van de dader kent, en anderzijds een tentoonstelling organiseren over de periode in de geschiedenis van Antwerpen waar dat beeld symbool voor staat. Want dat staat vast: Carnot speelde toen een ‘hoofd’-rol.