Wetenschap tussen geweten en massamoord

Mogen wetenschappers elke grens verleggen of moeten ze hun geweten volgen? En kan een nobel doel barbaarse middelen heiligen? Het zijn vragen die zich stellen wanneer zowel de Amerikanen als de Fransen in augustus 1968 nieuwe massavernietigingswapens testen die fysici en wiskundigen bedacht en uitgewerkt hebben.

‘Een schitterend industrieel, technisch en wetenschappelijk succes!’ Zo bejubelt president Charles De Gaulle op 25 augustus 1968 de eerste test met een Franse waterstofbom op het atol Moruroa, in Frans-Polynesië. Er is acht jaar onderzoek en ontwikkeling aan voorafgegaan door Franse wetenschappers en de explosie is gemonitord vanop een Amerikaans oorlogsschip in de Stille Zuidzee. De verzamelde gegevens gaan naar de wiskundigen en fysici die werken aan de  uitbreiding van het nucleair arsenaal van de Verenigde Staten. Een dikke week voordien, op 16 augustus, mondde hun researchwerk uit in proeflanceringen van de eerste raketten met meer dan één kernkop.

‘Het vrijlaten van atoomkracht heeft alles veranderd, behalve onze manier van denken. Als ik dit had geweten, was ik horlogemaker geworden!’ Albert Einstein

Hiermee gaat de nucleaire wapenwedloop een forse versnelling hoger, uitgerekend in de maand waarin Hiroshima herdacht wordt. Op 6 augustus 1945 viel daar de eerste atoombom. Naar aanleiding daarvan roept Paus Paulus VI alle politieke en militaire leiders op ‘al hun aandacht te wijden aan hun verpletterende verantwoordelijkheid tegenover God en de mensheid.’ Burgemeester Yamada van Hiroshima is nog duidelijker: ‘Veel mensen erkennen nog steeds niet de verschrikking van de atoombom en de waterstofbom.’ Iemand die dat wel deed, was de anderhalf jaar voordien overleden J. Robert Oppenheimer. De geestelijke vader van de bommen die Hiroshima en Nagasaki van de kaart veegden, besefte meteen na de oorlog al dat hij een monster gecreëerd had.

Kettingreactie

En zeggen dat het allemaal begonnen is bij de grootste wetenschapper van de 20ste eeuw, Albert Einstein, die in 1933 het nazi-regime ontvlucht en zijn nieuwe vaderland, de Verenigde Staten, waarschuwt dat Hitler bezig is met het ontwikkelen van een kernwapen. ‘Het is denkbaar,’ schrijft Einstein in augustus 1939 in een brief aan president Roosevelt, ‘dat uranium zal gebruikt worden voor extreem krachtige bommen van een nieuw type.’ Hij raadt de Amerikanen aan om zelf te beginnen experimenteren met de nucleaire mogelijkheden. Najaar 1941 volgt de concrete start van het Amerikaanse bewapeningsprogramma, het Manhattanproject. Einstein maakt geen deel uit van de betrokken wetenschappers.

Einstein raadt de Amerikanen in 1939 aan om te experimenteren met de nucleaire mogelijkheden.

‘Ik beschouw mezelf niet als de vader van het vrijlaten van atoomenergie,’ zegt hij er later over. ‘Mijn aandeel was slechts onrechtstreeks. In feite had ik niet voorzien dat er nog tijdens mijn leven atoomwapens zouden gebruikt worden. Ik geloofde alleen maar dat het theoretisch mogelijk was. Het werd praktisch mogelijk door de toevallige ontdekking van een kettingreactie, iets wat ik niet had kunnen voorspellen.’

Na Hiroshima en Nagasaki keert Einstein zich, zoals bekend, helemaal af van het kernwapenprogramma. In 1945 zegt hij al: ‘Het vrijlaten van atoomkracht heeft alles veranderd, behalve onze manier van denken. De oplossing van dit probleem kan alleen door de mensheid worden geleverd. Als ik dit had geweten, was ik horlogemaker geworden!’ Tegen het eind van zijn leven zegt hij badinerend: ‘Ik weet niet met welke wapens de Derde Wereldoorlog zal worden uitgevochten, maar de Vierde Wereldoorlog zal met stokken en stenen worden beslecht.’

‘It worked!’

Ook Oppenheimer zelf zet zich dan al een tijdje in tegen het gebruik van atoomwapens. In 1947 houdt hij zijn collega’s een confronterende spiegel voor. Uiteraard hebben wetenschappers de atoombom ontwikkeld op vraag van staatshoofden en in oorlogstijd. Maar dat ontslaat hen niet van hun morele verantwoordelijkheid stelt Oppenheimer, want: ‘Toen de door hen bedachte wapens ook effectief gebruikt werden, zwengelden ze de onmenselijkheid en het pure kwaad van de moderne oorlogsvoering genadeloos aan.’

'Er zijn grenzen aan wetenschappelijke nieuwsgierigheid' Filosoof Johan Braeckman

Een gewetenskwestie en dus een complexe problematiek, beseft de Amerikaanse natuurkundige. Want wat betekent dat voor de toekomst van de wetenschap? In geen geval een inperking van de vrijheid van onderzoek, benadrukt hij in 1949. ‘In de wetenschap is geen plaats voor dogma’s. Een wetenschapper is vrij en moet vrij zijn om elke vraag te stellen, om te twijfelen aan elke veronderstelling, om op te zoek te gaan naar elk bewijs en om elke fout recht te zetten.’

Alleen, tegelijkertijd is er nog altijd dat zinnetje uit het heilige hindoeboek Bhagavad Gita, dat op 16 juli 1945 door zijn hoofd flitst als de eerste test met een Amerikaanse atoombom slaagt: ‘Nu ben ik de Dood geworden, de Vernietiger van Werelden.’ Een voorbeeld van instant wetenschappelijk berouw? Of van de innerlijke strijd die gepaard kan gaan met technologische innovaties met voorspelbaar zware gevolgen. Niemand kan later bevestigen wat Oppenheimer op dat moment denkt. Wel wat hij zegt, en dat is volgens zijn eveneens aanwezige broer een heel ander zinnetje: ‘It worked!’

Ivy Mike vs. Tsar Bomba

Hoe dan ook, Oppenheimer werkt niet verder mee aan de ontwikkeling van de waterstofbom, net als de meeste andere vooraanstaande wetenschappers. Maar twee van hun ex-collega’s in het Manhattanproject zitten niet met dezelfde gewetensvraag. Edward Teller en Stanislaw Ulam hebben een aantal dingen gemeen. De zogenoemde Vaders van de Waterstofbom zijn, om te beginnen, allebei opgeleid door wetenschappelijke genieën. Mathematicus Ulam door Stefan Banach, de grondlegger van de functionaalanalyse, en natuurkundige Teller door Werner Karl Heisenberg, een van de grondleggers van de kwantummechanica. Daarna krijgt Teller aan de universiteit van Kopenhagen zelfs les van Nobelprijswinnaar Niels Bohr, een van de grondleggers van de atoomfysica.

Na Hiroshima en Nagasaki keert Einstein zich helemaal af van het kernwapenprogramma.

In het kielzog daarvan zijn ze complementair. Ulam reikt in 1951 de oplossing aan voor het probleem waarop een eerder ontwerp voor een waterstofbom van Teller jarenlang vastliep: het ontstekingsmechanisme. Een triomf op de ontwerptafel, en in 1952 bewijst de praktijktest met proefbom Ivy Mike dat de theorie klopt. Alleen, wat zijn de potentiële gevolgen?

Ivy Mike maakt meer dan 660 keer de explosie-energie vrij van de atoombom die in Hiroshima 78.000 directe dodelijke slachtoffers maakt en tegen eind 1945 al 140.000 als gevolg van de straling. In de perverse logica van de wapenwedloop moeten de Russen dit overtreffen. Op 30 oktober 1961 volgen zij met de Tsar Bomba: nog vijf keer krachtiger dan Ivy Mike, een paddenstoelwolk die 64 km hoog reikt en tot 900 km verderop ruiten aan diggelen doet vliegen.

Puur amusement

Wat drijft Teller en Ulam? Allebei zijn ze op de vlucht gegaan voor een totalitair regime. Ulam, een Poolse Jood, is samen met zijn broer door hun vader in 1939 op een boot naar Amerika gesmokkeld. De rest van het gezin overleeft de vervolgingen in hun door de nazi’s en de Sovjets verdeelde vaderland niet. Teller, een Hongaarse Jood, komt van de regen in de drop terecht als hij het antisemitische regime van dictator Miklós Horthy in zijn geboorteland inruilt voor Duitsland, waar kort daarna Hitler de macht grijpt. En na de Tweede Wereldoorlog zien ze hoe het fascisme in Hongarije en Polen vervangen wordt door een even totalitaire ideologie van een net zo genadeloze tiran: het communisme van Jozef Stalin, met zijn miljoenen slachtoffers in onder meer concentratiekampen.

Dit brengt ons bij een morele vraag die elk concreet tijdperk overstijgt: verantwoordt de wreedheid van een regime de uitvinding en bijgevolg de mogelijke inzet van een wapen met verschrikkelijke gevolgen voor onschuldige burgers? Teller is daar altijd bijzonder resoluut over en geeft aan dat hij helemaal in het reine is met zijn geweten. ‘Ik heb alleen maar geprobeerd mijn steentje bij te dragen tot de nederlaag van het communisme. Als dat niet meer dan 1 procent is geweest, dan is dat 1 procent van iets enorms. Als wij toen niet doorgezet hadden met de ontwikkeling van de waterstofbom, dan spraken we nu allemaal Russisch.’

‘Edward was een briljante, multidimensionele en zeer gefocuste man,’ zegt zijn naaste medewerker Ralph Moir jaren later. ‘Hij wilde iets geven aan de mensheid, maar hij was ook sterk geïnteresseerd in wetenschap en alles wat nieuw is. Wetenschap was puur amusement voor hem. Hij vond het patriottisch om een sterke defensie te hebben en tegelijkertijd zag hij het als fascinerende wetenschap.’

Koude Oorlogslogica

Filosoof Johan Braeckman (Universiteit Gent) heeft begrip voor de wetenschappers die meewerkten aan de eerste kernwapens. ‘Het is moeilijk om zoveel jaren later af te komen met “Ik zou dit”- of “Ik zou dat”-scenario’s. Je moet dat bekijken in de context van toen. Stel je maar eens voor dat Hitler een atoombom zou hebben gehad. In die zin was het ontwikkelen van die bom vanuit wetenschappelijk oogpunt een verantwoord project. Je kunt je uiteraard wel afvragen of het gebruik even verantwoord was. Men had de kracht van die bom net zogoed kunnen demonstreren zonder honderdduizenden slachtoffers te maken.’

‘Als wij niet doorgezet hadden met de ontwikkeling van de waterstofbom, dan spraken we nu allemaal Russisch’ Edward Teller

‘Wetenschappers zijn gefocust op onderzoek, resultaten, eer: niets menselijks is hen vreemd. Maar dat brengt risico’s met zich mee. Fundamenteel vind ik dat we niet alles moeten trachten te weten komen, als de negatieve effecten te groot kunnen zijn. Er zijn grenzen aan wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Bij het ontwikkelen van de atoombom kun je je nog de bedenking maken dat het uiteindelijke doel de wereldvrede was. Als je weet dat de vijand bezig is met een kernwapenprogramma, dan kan het net goed zijn om duidelijk te maken dat je er zelf ook mee bezig bent. Die Koude Oorlogslogica heeft gewerkt, want de Koude Oorlog is koud gebleven. Maar je komt natuurlijk al snel in een situatie waarbij de irrationaliteit van de first strike-logica zou kunnen doorwegen.’

‘Ook wetenschappers hangen nog voor een stuk af van het prehistorisch brein van de mens, de in/out-group-redenering, de clanmentaliteit, wij tegen zij. Dan is het bezit van kernwapens een groot risico, al ben ik zeker niet pessimistisch. Eigenlijk wijkt alleen Noord-Korea momenteel af van de consensus dat je die wapens niet gebruikt, tenzij het niet anders kan. Ik pleit voor internationale afspraken hierover. Laten we alstublieft leren uit de geschiedenis en nooit nog een Hiroshima of Nagasaki meemaken, want vandaag zou de impact ervan tot de tienduizendste macht gaan.’

‘Kijk, het is voor mij vrij evident dat niet alles moet kunnen in de wetenschap, ook al zijn de mogelijkheden en de wil er. We doen bijvoorbeeld geen proeven op kleine kinderen of op mensen in het algemeen, omdat er nu eenmaal dingen zijn zoals autonomie, zelfbeschikking en mensenrechten. Je gaat ook geen medicijn tegen ebola testen door duizenden mensen te besmetten en zien of ze het overleven. Of je kan niet, zoals het Amerikaanse ministerie van Volksgezondheid tussen 1932 en 1972 heeft gedaan in de stad Tuskegee in de staat Alabama, honderden arme zwarten bewust níet behandelen tegen syfilis om te zien hoe ze daarop zouden reageren. Dat was een historische ontsporing, zoals er wel meer zijn geweest. Daartegen bestaan nu codes en ethische commissies, en zeer terecht.’

Mei ‘68

De Vaders van de Waterstofbom hebben nog iets gemeen. De wetenschappelijke overlevering en de geschiedenis doen hen met die sinistere bijnaam namelijk niet helemaal recht aan. Ulam (1909-1984) vindt ook, en daar is hij het meest trots op, de kernpuls-aandrijving uit. En jazeker, Teller (1908-2003) blijft tot zijn laatste snik vurig pleiten voor nucleaire bewapening. Maar hij werkt ook –  zonder succes weliswaar –  aan een schone waterstofbom. Even krachtig, maar zonder dat er radioactiviteit vrijkomt, zodat ze kan ingezet worden in de mijnbouw of bij het aanleggen van wegen. En ook al komt hij daar later op terug, Teller waarschuwt in 1957 als een van de eerste wetenschappers voor de opwarming van de aarde als gevolg van het verbranden van fossiele brandstoffen. Hij richt daarnaast Teller Plowshare op, een experiment om nucleaire wapens in de bouw te gebruiken. Teller is ook groot voorstander van kernenergie als propulsiemiddel voor ruimteschepen, en nucleaire tests in de ruimte. Hij stelt, tenslotte, een ultieme energiebron voor, de zogenaamde thoriumreactor, maar geen enkele van deze ideeën is ooit realiteit geworden.

En hoe vergaat het de Fransen na 25 augustus 1968? Bij hen zindert Mei ‘68 nog na. Tijdens die roemruchte maand zelf al hebben twee onderofficieren op de legerbasis op Hao, een onderdeel van Moruroa, gewetensbezwaren tegen de nakende kernproef. Drie maanden ná die proef beginnen enkele jonge militairen zelfs met een spontane staking, wetende wat er nog allemaal op het nucleaire programma staat. Omdat de sociale toegevingen van generaal De Gaulle als gevolg van de revolte in mei een enorme financiële impact hebben op de Franse staatskas, wordt het budget voor nieuwe kernwapenproeven op Moruroa voor 1969 geschrapt. In totaal worden er tussen 1966 en 1996 41 bovengrondse en 174 ondergrondse tests gedaan door de Franse krijgsmacht.