Hoe zinvol is levensstijladvies op basis van DNA-analyses?

Op basis van een DNA-analyse bieden bedrijven gepersonaliseerd voedings- en levensstijladvies aan. Eos deed de test. Experts zijn kritisch: onze genen vertellen niet zo veel, en het advies op maat klinkt vaak bekend en weinig persoonlijk. ‘De meerwaarde van zo’n test voor je gezondheid is erg beperkt.’

Jezelf écht leren kennen. De beste versie van jezelf worden. Een gezonde levensstijl op maat. Met die beloftes prijzen diverse bedrijfjes voedings- en bewegingsadvies op basis van je DNA aan.

Zogenoemde direct-to-consumer genetische tests die je zonder tussenkomst van een arts kunt laten uitvoeren zijn niet nieuw. Amerikaanse firma’s zoals 23andMe en Ancestry.com bieden ze al langer aan, onder meer om de herkomst van je voorouders en je risico op een rist erfelijke ziektes te achterhalen. Ook in België springt een groeiend aantal bedrijfjes op de kar.

'Of je dikwijls geblesseerd raakt, te dik wordt of een hartziekte krijgt, ligt niet alleen aan je genen'

De ondernemingen focussen vooral op voeding en levensstijl. Je stuurt een speekselmonster op en krijgt enkele weken later een rapport met gepersonaliseerd gezondheidsadvies terug. Voor welke sporten is je lichaam het meest geschikt? Aan welke voedingsstoffen heb je meer of juist minder behoefte? Hoe zit het met je gevoeligheid voor stress en behoefte aan slaap? Hoe reageert je lichaam op vetten en koolhydraten? Wat zeggen je genen over je risico op overgewicht, een te hoge cholesterol en hart- en vaatziektes?

Ik was benieuwd naar de antwoorden op die vragen, maar vooral naar de betrouwbaarheid en wetenschappelijke waarde van de tests. Daarom stuurde ik mijn DNA naar twee firma’s, Bevoy en Emma Health. Met mijn twee rapporten, en respectievelijk 249 en 379 euro lichter, stapte ik vervolgens naar enkele experts.

Lettertje verschil

Even een kleine opfrissing: het genoom is opgebouwd uit vier nucleotiden – adenine, cytosine, guanine en thymine – voorgesteld door de letters A, C, G en T. Ons DNA is voor ruim 99 procent identiek, maar op diverse plaatsen bevat het kleine verschillen, zoals een letter A in plaats van een letter G. De genetische tests brengen niet je volledige genoom in kaart. Ze focussen op die zogenoemde enkel-nucleotide-polymorfismen of SNP’s.

Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat sommige SNP’s vaker voorkomen bij individuen met bepaalde eigenschappen. Studies vergelijken telkens twee groepen mensen, bijvoorbeeld met of zonder overgewicht, duursporters en krachtsporters enzovoort. Onderzoekers gaan dan op zoek naar kleine genetische verschillen tussen die beide groepen.

In dat soort studies komen bepaalde verbanden aan het licht. Het is op die verbanden dat de firma’s die gepersonaliseerd gezondheidsadvies aanbieden zich baseren om een profiel te schetsen. Ik blijk te beschikken over SNP’s die mijn behoefte aan ijzer en vitamine B12 ietwat verhogen. Mijn lijf heeft een lichte neiging tot gewichtstoename, en kan niet zo goed cafeïne, suikers en verzadigd vet verwerken. Voor duursport ben ik zeer geschikt, maar tegelijk ben ik gevoelig voor ontstekingen en blessures.

Op meerdere punten spreken beide rapporten elkaar tegen. Zo herstel ik na sportinspanningen volgens de ene test bovengemiddeld snel, en heb ik volgens de andere nood aan extra hersteltijd. Ik blijk tegelijk wel en niet geschikt voor erg intensieve sportinspanningen. Volgens het ene rapport heb ik een normale behoefte aan vitamine B6, volgens het andere is die licht verhoogd. De ene firma ziet in mijn DNA een standaard risico op hart- en vaatziektes terwijl het volgens de andere sterk verhoogd is. Hoe kan dat, en wat heb ik hier nu aan?

Onvolledige kennis

De relatie tussen genvarianten en bepaalde kenmerken is vaak niet eenduidig. In het vakblad Clinical Chemistry wijzen Amerikaanse experts erop dat sommige studies een positief verband vinden tussen bepaalde genetische varianten en eigenschappen zoals kracht en uithouding, terwijl andere een negatief of geen verband vinden. Dat maakt dat de uitslag van een test afhangt van welke SNP’s zijn nagekeken én welke studies zijn gebruikt om hun impact te interpreteren.

Het onderzoek naar de relatie tussen SNP’s en fysieke kenmerken is nog in volle gang, legt geneticus Hilde Van Esch uit. ‘We weten niet hoeveel SNP’s bij bepaalde eigenschappen betrokken zijn, of wat hun onderlinge relatie is. Daardoor is de voorspellende waarde van de bekende SNP’s erg beperkt, aldus Van Esch, verbonden aan het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid aan de KU Leuven.
De onderzoeker haalt er een grafiek bij die laat zien hoe ‘klassieke’ parameters zoals buikomtrek, gewicht en cholesterolgehalte het risico op hart- en vaatziektes vooralsnog beter voorspellen dan genvarianten.

‘Daarnaast laten studies weliswaar zien dat bepaalde genetische varianten vaker voorkomen in groepen mensen met bepaalde eigenschappen, maar dat zijn statistische verbanden waarop altijd uitzonderingen bestaan’, zegt Van Esch. Ze geeft het foliumzuurmetabolisme als voorbeeld. Bepaalde genvarianten komen vaker voor bij mensen met verstoorde foliumzuurverwerking. Maar er zijn ook mensen met die varianten zonder problemen, net als personen zonder die varianten mét problemen. ‘De relevantie van een bepaalde SNP voor een individu is daardoor onduidelijk.’

Beide bedrijven maken zich sterk dat ze zich baseren op de best beschikbare kennis. Toch kijken ze niet altijd naar dezelfde SNP’s en komen ze soms tot verschillende conclusies. Wat er precies in mijn DNA is vastgelegd, blijkt afhankelijk van wie het leest.

Beperkte impact

Blijkt een bepaalde genetische variant duidelijk gelinkt met een kenmerk, dan is het nog maar de vraag hoe groot dat effect is. Er bestaan honderden SNP’s waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij de regulatie van ons lichaamsgewicht. Maar in het vakblad Nutrients wijzen onderzoekers erop dat die samen slechts 6 procent kunnen verklaren van de variatie in BMI tussen mensen.

De Britse geneticus David C­urtis (University College London) merkte in het magazine Wired iets soortgelijks op. Wanneer er een genvariant wordt gevonden die pakweg beïnvloedt hoeveel vitamine D je nodig hebt, dan is het effect daarvan doorgaans zo beperkt dat het nauwelijks relevant is voor je eetpatroon.

‘Vaak kunnen de bekende genvarianten slechts een paar procent van de verschillen tussen mensen verklaren’, zegt Van Esch. ‘Daaruit blijkt dat we nog maar een klein stukje van de genetische puzzel hebben gelegd. En vaak is de rol van omgevingsfactoren veel belangrijker.’ Of je dikwijls geblesseerd raakt, te dik wordt of een hartziekte krijgt, ligt niet alleen aan je genen. Beide rapporten vermelden expliciet en terecht dat DNA slechts één factor is, naast levensstijl. DNA is geen veroordeling, maar evenmin een vrijgeleide.

Dat heeft tot gevolg dat het ‘gepersonaliseerde’ advies vaak hetzelfde is, ongeacht je genetische aanleg. Ook wie geen aanleg heeft voor overgewicht, schranst er beter niet op los. Een goede opwarming is ook belangrijk wanneer je niet, zoals ik, bovengemiddeld blessuregevoelig bent. Zo leveren mijn respectievelijk normale en sterk verhoogde risico op hartzieke mij vrijwel hetzelfde advies op. ‘Het is correct dat een gezonde levensstijl altijd belangrijk is’, zegt hoogleraar huisartsengeneeskunde Dirk D­evroey (VUB). ‘Maar wat is dan het nut van de dure test geweest?’

Bekende adviezen

Ann Meulemans, die aan de KU Leuven de onderzoeksgroep Klinische voeding leidt, ziet in mijn gepersonaliseerde rapporten vooral ‘overprijsde en klassieke voedingsadviezen, in een modern jasje’. Matig met alcohol, suiker en verzadigd vet. Veel groenten, fruit en volkoren producten. Voldoende bewegen. Eten op regelmatige tijdstippen. Het klinkt vaak bekend. ‘De adviezen zijn op zich correct, maar ze gelden voor iedereen’, zegt Meulemans.

Dat is ergens ook logisch, vindt Meulemans. Ze wijst op een grote Amerikaanse studie die eerder dit jaar werd aangekondigd. Vijf jaar lang zullen wetenschappers bij tienduizend proefpersonen monitoren wat ze eten en hoe hun lichaam daarop reageert, door bijvoorbeeld hun bloedsuikerspiegel en microbioom te controleren. De onderzoekers zullen ook naar het DNA van de proefpersonen kijken, in de hoop meer te leren over welk voedingspatroon bij wie past. ‘Dergelijke grote en dure studies staan nog in de kinderschoenen’, zegt Meulemans. ‘De huidige stand van de wetenschap laat echt gepersonaliseerd voedingsadvies simpelweg nog niet toe.’

Een soortgelijke boodschap krijg ik van de Nederlandse geneticus Hidde Haisma (Rijksuniversiteit Groningen). Haisma werkt op dit moment mee aan een studie die probeert verbanden te leggen tussen de genen en fysieke eigenschappen van profvoetballers, in de hoop dat die kennis zal toelaten atleten beter te begeleiden. ‘Maar op dit moment is het nog te vroeg om aan zo’n test sterke conclusies te verbinden.’

Omgekeerd effect

Dat het nog te vroeg is om dit soort testen aan te bieden, daar is arts en Emma Health-oprichter Servaas Bingé het niet mee eens. ‘Wachten tot de kennis compleet is, staat de evolutie van de geneeskunde in de weg’, aldus Bingé. ‘Wij volgen de literatuur op en als inzichten veranderen, dan geven we die informatie aan onze klanten mee.’

Ook bij Bevoy zijn ze ervan overtuigd dat gezondheidszorg steeds gepersonaliseerder zal worden. ‘Uiteraard moet die wetenschap nog groeien, en daar dragen we graag ons steentje aan bij’, zegt oprichter Christophe Ballet. Ballet wijst erop dat de klassieke adviezen weliswaar bekend zijn, maar dat mensen ze zelden volgen. ‘Op basis van je DNA-analyse weet je welke risicofactoren jij extra in de gaten moet houden. Mettertijd zullen adviezen specifieker worden.’

Kan informatie over hun genen mensen motiveren om zich een gezonde levensstijl aan te meten? Een overzichtsstudie in het British Medical Journal besluit dat daar geen bewijs voor is. Mensen gingen door hun risicoprofiel niet minder roken, meer bewegen of gezonder eten. Meulemans waarschuwt voor het omgekeerde effect. ‘Mensen die zich beschermd wanen door ‘goede genen’ zouden net minder belang kunnen hechten aan de gangbare adviezen. Onterecht uiteraard.’

‘Voorlopig zijn onze klanten vooral mensen die al met gezondheid bezig zijn en nog meer willen weten’, zegt Bingé. ‘Mariette, 55 jaar oud en met een hoge cholesterol en hoog risico op diabetes, bereiken we nog niet. Maar het is eigen aan elke nieuwe technologie dat er early adopters zijn en er een kritische massa nodig is voor ze doorbreekt.’

‘Als zo’n test mensen die geld genoeg hebben ertoe kan aanzetten om zich aan de gangbare adviezen te houden, dan is dat prima’, vindt Meulemans. ‘Al is het zonde om daar zoveel voor te betalen.’ ‘Deze bedrijven misbruiken nieuwe kennis om de indruk te wekken dat ze een groot verschil kunnen maken voor hun klanten’, oordeelt Devroey. ‘Terwijl de meerwaarde voor je gezondheid, laat staan voor de volksgezondheid, erg beperkt is.’