Eos Blogs

Wetenschap voor en door vrouwen: een insider story

Vrouwen en wetenschap, is dit in ons huidige maatschappij een goede match? Op basis van onze eigen ervaringen als vrouwelijke onderzoekers, trachten we op deze vraag een antwoord te vinden.

Foto: Labo Moleculaire Celbiologie (VIB-KU Leuven Center voor Microbiologie) in Leuven.

Onderzoeksters Liesbeth Demuyser, Mart Sillen en Jade Michiels van het VIB-KU Leuven Center voor Microbiologie en UCLL, vertellen hoe het is als vrouw in de wetenschappelijke wereld, welke moeilijkheden ze ondervinden in hun onderzoek maar belichten ook waar het goed gaat. 

In het lab voor Moleculaire Celbiologie wordt onderzoek gedaan op Candida schimmels. Dit zijn micro-organismen die infecties veroorzaken bij mensen. Vertel je aan vrienden of familie, vrouwen dan vooral, dat je werkt op schimmels, dan zeggen ze in negen van de tien situaties: ‘Ja, schimmelinfecties, die ken ik, ik heb daar ook regelmatig last van’. Het gaat dan om de vaginale gistinfecties waarmee 75% van de vrouwen minstens eenmaal in hun leven te maken krijgt. 5% van de vrouwen wereldwijd heeft jaarlijks minstens viermaal te maken met dergelijke infectie. Toch wordt er nog erg weinig onderzoek naar gedaan. Akkoord, het is geen levensbedreigende ziekte, maar de gevolgen voor de vrouwelijke bevolking zijn toch wel substantieel te noemen. Er wordt ook nauwelijks over gesproken, zelfs onder onderzoekers. Uit gevoel van misnoegdheid, besloot ik zelf een onderzoeksproject op te zetten in het labo, waarin we op zoek zouden gaan naar nieuwe geneesmiddelen tegen dit soort infecties. We besloten ons te focussen op het gebruik van probiotica, geneesmiddelen die bestaan uit levende, gezondheidsbevorderende micro-organismen, daar deze de ziekteverwekkers op een natuurlijke en duurzame manier zouden kunnen bestrijden. Ondertussen zijn we enkele jaren verder en hebben we al significante vooruitgang gemaakt in ons onderzoek, werken samen met andere labo’s, hebben contact met bedrijven en zijn er hoe langer hoe meer van overtuigd dat we ons doel kunnen bereiken. Toch ondervinden we nog obstakels omdat we als vrouwen of voor vrouwen onderzoek doen.  

Vrouwelijke wetenschappers

Onder het mom: als het goed gaat, moet je het ook zeggen, kunnen we stellen dat we ons als vrouwen niet minderwaardig voelen in het laboratorium. Zeker in de biologische en medische sector zijn er vele vrouwelijke onderzoekers. In de chemie, wiskunde en ingenieurswetenschappen werken er typisch minder vrouwen, maar dat hoeft niet per se een probleem te zijn. Mannen en vrouwen hebben nu eenmaal andere interesses. De overgrote meerderheid van de collega’s hecht net evenveel waarde aan een vrouwelijke dan aan een mannelijke onderzoeker. Ik denk dat heel wat wetenschappers de voordelen van een evenwichtige mix wel kunnen appreciëren. We hebben ook nooit nadelen van ons vrouw-zijn ondervonden tijdens onze opleiding of de uitvoering van onze job. Op dit vlak kunnen we stellen, toch voor zover onze ervaringen veralgemeend kunnen worden, dat de wetenschappelijke wereld best een aangename plek is voor een vrouw om te werken. 

We leven in een tijd waarin mannen nog steeds vaker topposities bekleden

Wanneer we kijken naar de mogelijkheden die een vrouw heeft om haar carrière te ontwikkelen, lijkt de situatie iets complexer. We leven in een tijd waarin mannen nog steeds vaker topposities bekleden. Hierdoor wordt het je als vrouw al snel duidelijk dat de weg naar de top net iets moeilijker zal zijn voor jou dan voor een man. Dit maakt velen onder ons onzeker. Een onzekerheid die boven op een reeds grotere gevoeligheid voor faalangst en twijfel komt. Er worden de laatste jaren zeker waardevolle initiatieven opgezet die de balans tussen mannen en vrouwen willen herstellen. Allerlei instellingen willen maar al te graag meer vrouwen in hun rangen, zowel onder het personeel als in het kader. De manier waarop men dit wil bereiken, is echter niet altijd zo duur4zaam. We moeten opletten dat vrouwen niet het gevoel krijgen dat ze enkel aangenomen worden om de gender quota in evenwicht te brengen. Op die manier begin je als vrouw nog meer te twijfelen aan je kwaliteiten. Als er voor een bepaalde functie tien mensen solliciteren en er zit één vrouw tussen, is de kans, puur statistisch gezien, klein dat die vrouw de beste kandidaat is voor de job. In plaats dus van die ene vrouw aan te nemen, en in te boeten op kwaliteit, kan je er beter voor zorgen dat er meer vrouwen solliciteren, dan hoef je helemaal geen compromis te maken tussen genderevenwicht en geschiktheid. Eerder dus, dan artificieel een evenwicht te forceren, kan je best inzetten op de duurzame begeleiding van vrouwen naar topposities. Enerzijds kan je werken naar een meer vrouwvriendelijk milieu aan de top van bedrijven, anderzijds moet sensibilisering op jonge leeftijd onzekerheid bij meisjes verminderen.

Historisch onevenwicht

Misschien wel een gevolg van het historische onevenwicht tussen mannen en vrouwen in de wetenschap, wordt er ook minder aandacht besteed aan onderzoek naar vrouwspecifieke condities, zoals vaginale gezondheid en fertiliteit. Zowel uit eigen ervaring, als blijkt uit gesprekken met collega’s, stellen we vast dat er nog steeds minder kans is op financiering van een vrouwgerelateerd onderzoeksproject. Ondanks het grote deel van de bevolking dat te maken krijgt met een vaginale schimmelinfectie, lijkt het onderwerp in de wetenschap niet bijster relevant of interessant. Dit staat in fel contrast met de belangstelling die we krijgen voor ons werk onder vrienden en familie. Terwijl deze vrouwen ons persoonlijk aansporen om te blijven verderwerken, omdat het toch zo’n ongelooflijk vervelende infecties zijn, botsen we steeds tegen dezelfde muur als het gaat over funding. Wanneer er geen geld is, is er geen onderzoek, zo eenvoudig is het. We kunnen deels de geschiedenis verantwoordelijk stellen voor dit soort situaties. Vrouwen waren jarenlang van ondergeschikt belang in wetenschappelijk onderzoek. Zelfs voor ziektes die op het eerste zicht niet gender gebonden zijn, weten we dat er verschillen kunnen optreden tussen vrouwen en mannen in de effectiviteit van het middel en het soort bijwerkingen. Door in het verleden enkel mannen te includeren in klinische studies, heeft men nauwelijks weet van hoe vrouwen reageren op bepaalden medicijnen of hoe aandoeningen tot uiting komen. Het is dan ook te begrijpen dat er al zeker niet veel kennis is over de ziektes die enkel vrouwen treffen. We hebben dus een inhaalmanoeuvre te maken. Enkel door deze aandoeningen meer onder de aandacht te brengen, zullen we de algemene opinie over het belang van vrouwspecifiek onderzoek doen kantelen in de juiste richting.