Eos Blogs

De klimaatjongeren deden meer dan spijbelen

De jongeren die in 2019 protesteerden voor het klimaat, kregen daarvoor bakken kritiek. Veel volwassenen noemden de protesten een goedkope uitvlucht om te spijbelen. Ons onderzoek bewijst het tegendeel: jongeren ondernamen wel degelijk sterke acties, maar volwassenen merkten die niet altijd op.

Onder leiding van de Zweedse Greta Thunberg ontstonden in 2018 de ‘School Strikes for Climate’. Wereldwijd namen jongeren deel aan marsen voor het klimaat om politieke leiders een geweten te schoppen en een ambitieus klimaatbeleid te eisen. De protesten evolueerden naar een globale beweging in 2019 en kregen heel wat media-aandacht.

Kritiek op de deelnemende jongeren bleef nooit ver weg, niet in het minst in online commentaarsecties van nieuwsmedia. Zo schrijft René in de commentaarsectie op de HLN-website: 'Waarom spijbelen tegen milieuopwarming? Laat die ‘milieuvriendelijke’ jeugd liever staken tijdens Werchter en Pukkelpop en Lokerse Feesten en tijdens al die andere festivals. Dan zal er ook geen berg milieubelastend afval achterblijven'.

Jongeren keren zich niet per se af tegen ‘de politiek’, maar eerder tegen een specifieke vorm van politiek

Hoe zetten jongeren zich in voor het klimaat? Doen ze dat ook online? En waren de klimaatmarsen meer dan een manier om te spijbelen? Met deze vragen in het achterhoofd onderzochten we vanuit de Universiteit Gent hoe het politiek repertoire van jonge burgers eruit ziet in de context van het klimaatthema. Zo’n repertoire omvat alle mogelijke manieren waarop je als burger je stem uit rond een maatschappelijke kwestie: gaande van verkiezingen, tot betogingen, of het veranderen van je profielfoto op Facebook.

Onze resultaten tonen aan hoe jongeren op veel verschillende manieren betrokken zijn bij het klimaatthema. Vaak gingen hun acties breder dan de wekelijkse protesten. Bovendien blijken de motivaties om op verschillende manieren actie te voeren een stuk genuanceerder dan vaak voorgesteld.

Jongeren ontwikkelen nieuwe visie op burgerschap

Jongeren zijn een omstreden doelgroep wanneer het aankomt op politieke participatie, zowel in het wetenschappelijke als maatschappelijke debat. Een veronderstelling die sterk leeft, is dat jongeren niet langer geïnteresseerd zijn in politiek: ze zijn lui, apathisch en niet bereid moeite te doen voor sociale verandering. Om deze argumenten te staven wordt vaak verwezen naar dalende opkomstcijfers bij verkiezingen en een daling in partijlidmaatschappen.

Uit recent onderzoek begrijpen we hoe jongeren zich niet per se afkeren tegen ‘de politiek’ maar eerder tegen een specifieke vorm van politiek. Jongeren vinden namelijk minder aansluiting bij klassieke, vaak door de overheid gefaciliteerde, vormen van politieke participatie (zoals gemeenteraden, partijen en verkiezingen). Steeds vaker gaan ze op zoek naar manieren om zelf een unieke invulling te geven aan hun engagement. Jongeren willen zich kunnen informeren over en inzetten voor thema’s die hen persoonlijk aanbelangen, op een moment dat hen dat uitkomt.

Die flexibele blik op burgerschap uit zich op steeds nieuwe manieren. Denk bijvoorbeeld aan de roze pussyhat mutsen die massaal werden gebreid als protest tegen de vrouwonvriendelijke uitspraken van de Amerikaanse oud-president Trump. Een vorm van activisme die ook craftivism wordt genoemd.

Ook sociale media sluiten naadloos aan bij de drang om een meer individuele invulling te geven aan maatschappelijk engagement. Het laagdrempelige karakter van platformen als Instagram, Twitter, Facebook en TikTok laten toe om tegen een lage kost in te stappen in een sociale beweging, zoals  #MeToo of Black Lives Matter.

Verschillende types klimaatactivisme

De klimaatbeweging wordt evenzeer gekenmerkt door dit soort flexibel engagement. Niet alleen werd ze gedragen door jongeren, er was ook een sterke rol weggelegd voor sociale media om de beweging onder de aandacht te brengen. Via de hashtag ‘#fridaysforfuture’ werden online berichten aan de globale beweging gekoppeld. Facebook evenementen werden dan weer ingezet om lokale protestmarsen aan te kondigen.

We voerden onze studie uit bij 498 Vlaamse en Brusselse jongeren in de middelbare school. Via een vragenlijst vroegen we hen hoe en waarom ze actie hadden ondernomen rond het klimaatthema. Onze resultaten tonen aan hoe jongeren op diverse manieren omgaan met het  klimaatthema en zo vormgeven aan hun persoonlijk participatierepertoire.  

Zo identificeerden we een groep jongeren die specifiek focuste op deelname aan de wekelijkse klimaatprotesten (16.67% van de steekproef). Opvallend is hoe deze jongeren ook sterk gebruik maakten van sociale media om hun engagement aan te vullen. Zo communiceerden ze frequent over het klimaatthema via instant messaging (Facebook Messenger) en gebruikten ze Facebook evenementen om hun engagement te signaleren naar hun online netwerken (door zich op ‘aanwezig’ te plaatsen).

Critici veronderstelden dat jongeren die zich online engageerden, niet meer bereid zouden zijn om deel te nemen aan ‘echte’ offline vormen van participatie

Een andere groep (14.26%) werd gekenmerkt door de diversiteit van hun klimaatengagement. Niet alleen deden deze jongeren vrijwilligerswerk en namen ze ook in weekends deel aan protestmarsen, ze spraken zich ook online sterk uit over het klimaatthema. Door berichten te posten, petities en evenementen te delen en lid te worden van online groepen rond het klimaatthema, droegen de jongeren sterk bij aan de online boodschap van de klimaatbeweging.

Ten slotte vonden we hoe bijna een vijfde van de jongeren uit de studie (19.48%) voornamelijk actief waren rond het klimaatthema binnen gesloten groepen op Facebook en via instant messaging. Hun exclusief online engagement heeft een eerder privaat karakter en is daardoor ook geen voor de hand liggende vorm van activisme. Niettemin tonen deze jongeren een zekere alertheid voor het klimaatthema en zijn ze begaan met het onderwerp, zij het niet op een erg zichtbare manier. Het is dan ook best mogelijk dat deze jongeren in de toekomst overgaan tot andere vormen van engagement, wanneer ze dat zouden willen.

Protest online: luiheid of echt activisme?

Een vaak geuite kritiek rond jongerenactivisme heeft betrekking op de rol die sociale media spelen in hun engagement. Online vormen van activisme, zoals het delen van petities of het veranderen van je profielfoto op Facebook, worden immers vaak weggezet als irrelevant ‘slacktivisme’. Die term is een portmanteau van slacker en activisme en verwijst naar het idee dat personen die zich online engageren dat vooral doen uit gemak en luiheid, zonder dat ze enige maatschappelijke impact hebben.

Bovendien ontstond een soort morele paniek rond dit soort activisme: onderzoekers en critici veronderstelden dat personen die zich online engageerden, niet meer bereid zouden zijn om deel te nemen aan ‘echte’, offline vormen van participatie. Vooral jongeren zouden vatbaar zijn voor dit slacktivisme en daardoor niet meer naar de stembus trekken.

Wetenschappelijke studies vinden weinig steun voor deze hypothese. Hoewel het inderdaad zo is dat jongeren zich sterk aangetrokken voelen tot sociale media als politiek actiemiddel, toont ook onze studie hoe dit vaak gebeurt in combinatie met andere, vaak offline actievormen (zoals protest of vrijwilligerswerk). Sociale media zijn dan voornamelijk een manier een beweging te versterken en aandacht te vestigen op een problematiek, door een nieuw publiek aan te spreken en de boodschap breed te verspreiden.

Ook de motivaties van jongeren worden vaak onterecht in twijfel getrokken. Deelname aan de klimaatprotesten werd verondersteld gewoon een manier te zijn om te kunnen spijbelen. Online zouden jongeren dan weer voornamelijk bezig zijn met het opsmukken van hun eigen reputatie. Opnieuw wijst onze studie op het tegendeel. De groep jongeren wiens engagement voornamelijk draaide rond deelname aan de protesten, werd voornamelijk gedreven door bezorgdheid om de klimaatopwarming. Bovendien gaven de jongeren aan sociale media voornamelijk te gebruiken als een manier om anderen te overtuigen, te mobiliseren en te informeren rond het klimaatthema. De motivatie om zichzelf positief te presenteren bleek helemaal geen impact te hebben op het online engagement van de jongeren.

Kortom, jongeren worden vaak misbegrepen, zowel in het maatschappelijke debat als binnen wetenschappelijk onderzoek. Wanneer het gaat over hun politiek engagement en activisme is dat niet anders. Recente inzichten wijzen op een meer genuanceerde situatie, waar jongeren zich voornamelijk willen inzetten rond thema’s die hen nauw aan het hart liggen, op een moment en manier die voor hen past.

Onze studie toonde dit aan in de context van de klimaatprotesten in 2019, waar jongeren zowel online als offline actie ondernamen om aandacht te vragen voor het klimaat. Hoewel de aandacht vooral ging naar het ‘klimaatspijbelen’, bleef een belangrijke (online) zijde van het jongerenengagement onderbelicht in het maatschappelijke debat. Om een correct beeld te krijgen van activisme vandaag, kunnen we sociale media niet negeren.