Eos Blogs

Diepzeemijnbouw, stappen in het duister?

Natuurorganisaties verzetten zich tegen diepzeemijnbouw in onbekend gebied. Ook oceanoloog Jan Stel pleit voor het voorzorgsprincipe: geen commerciële diepzeemijnbouw zolang niet bewezen is dat er géén onomkeerbare milieuschade plaatsvindt.

Mangaanknollen ontstaan op een diepte van 4000 tot 6000 meter op de oceaanbodem. Ze bevatten veel kostbare metalen zoals, koper, nikkel, kobalt en zeldzame aardmetalen voor onze mobiele telefoons en zonnepanelen. In deze blog ga ik in op de mogelijkheden en bedreigingen van het oogsten van ervan. Het Belgische bedrijf Global Sea Mineral Resources, GSR dat tot de DEME-groep behoort, is hierin, gesteund door de Belgische overheid, een koploper. De conclusie is dat vanwege de vele onzekerheden en het schrijnend gebrek aan wetenschappelijke kennis van dit unieke ecosysteem, het voorzorgsprincipe op de diepzeemijnbouw moet worden toegepast. Pas na de uitvoering van de UN Decade of Ocean Science for Sustainable Development (2021-2030) kunnen dergelijke activiteiten worden overwogen.

Relicanthus sp. groeit op een mangaanknol in de diepzee. In eerste instantie dacht men dat het een reusachtige zeeanemoon was. In 2014 werd duidelijk dat het om een onbekend, vleesetend dier gaat dat tot een nieuwe orde van de neteldieren behoort. Foto; Diva Amon, Oct 2013.

In de afgelopen maand zijn drie landen ruimtemissies naar Mars begonnen die in de media de nodige aandacht kregen. De reden omdat juist nu te doen, is dat de afstand tussen de Aarde en de rode planeet optimaal is. China en de VS zullen, als de landing slaagt, met robots het oppervlak ervan verkennen. De satelliet van de Verenigde Arabische Emiraten, een nieuwkomer op dit terrein, zal waarnemingen vanuit de ruimte doen. Dit onderzoek is duur. De kosten van de NASA Mars-missie liggen rond de 2,1 miljard euro.

Iets eerder kroop er een wonderlijk voertuig op rupsbanden over de zeebodem voor de Belgische kust. De Patania II, een robotstofzuiger, van de DEME’s Global Sea Mineral Resources (GRS) werd er getest. Het Belgische bedrijf GRS is onder leiding van de ambitieuze directeur Kris Van Nijen in korte tijd één van de wereldspelers geworden op het terrein van de diepzeemijnbouw. DEME, wat staat voor Dredging Environmental and Marine Engineering, is een Belgische baggergroep van wereldformaat. Met hulp van de Belgische overheid en een aantal handige overnames heeft GRS een snelle opgang in de diepzeemijnbouwwereld gemaakt.

Zo speelde oud-politicus Johan Vande Lanotte, nu adviseur van GRS, een wat merkwaardige rol bij de totstandkoming van noodzakelijke Belgische wetgeving die bedrijven toestaat om grondstoffen te zoeken in de internationale wateren. Ook kocht GRS in 2014 het Oostendse bedrijf G-tec Sea Mineral Resources op. Hiermee verkreeg dit bedrijf een concessie van 15 jaar in de internationale wateren, om in de Clarion-Clipperton Fracture Zone in de Stille Oceaan naar mangaanknollen te zoeken. Later is een samenwerking met de Cookeilanden ontstaan, waardoor het bedrijf ook toegang kreeg tot de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van dat land.

Het Oostendse G-tec Sea Mineral Resources had in 2012 een concessie van 15 jaar van de International Seabed Authority (ISA) gekregen om de mogelijkheden van het oogsten mangaanknollen in een gebied twee keer zo groot als België te onderzoeken. GSR testte vorig jaar de kleine robot Patania I, een prototype van 5 m. Die deed drie wekenlang testritten op de zeebodem, waarbij een balans moest worden gevonden tussen snelheid, prestatie en respect voor het milieu. De robot, die via een 5 km lange kabel en een joystick van op een schip werd bediend, mocht bijvoorbeeld niet te veel troebelheid in het water veroorzaken omdat dat een negatieve impact op het milieu kan hebben.

Drie types mineraalafzettingen

Wat de diepzeemijnbouw betreft, gaat het om drie types van minerale afzettingen die elk een eigen aanpak vergen wat de exploitatie ervan betreft. De langst bekende zijn polymetallische- of mangaanknollen, die vol kostbare metalen en zeldzame aardmetalen zitten. Toen in de jaren 1960 het oceaanonderzoek opbloeide werd al snel duidelijk dat ze overal op de oceaanbodem op een diepte van 4000-6000 meter voorkomen. Daar vind je de eindeloze, op het eerste gezicht saaie, abyssale vlaktes die ongeveer 40% van de bodem van de diepzee uitmaken. In het economische klimaat van toen was de exploitatie ervan niet haalbaar. Dat is nu wel even anders. Onderzoek in de afgelopen twintig jaar heeft duidelijk gemaakt dat ook hier speciale levensgemeenschapen zijn, die we echter nog maar nauwelijks kennen.

Het tweede type zijn metaalsulfiden in de buurt van actieve of uitgedoofde diepzee-warmwaterbronnen. Deze werden in 1977 voor het eerst ontdekt bij de Galapagoseilanden, op een diepte van circa 2000 meter. Ondertussen zijn ze overal in de diepzee aangetroffen, waar er vanwege de platentektoniek scheuren in de oceanische aardkorst zijn. Door de vulkanische activiteit lossen mineralen in het grondwater op. Op sommige plaatsen komt dit water aan het oppervlak en vormt zwarte of witte geisers op de oceaanbodem. Beide geisers bevatten veel mineralen die bij het afkoelen en als bijvoorbeeld koper- en zinksulfiden neerslaan. Rondom deze warmwaterbronnen zijn unieke levensgemeenschappen ontstaan. Het derde type betreft korsten van kobaltrijke korsten die ook het resultaat van vulkanisme zijn.

Van wie is de oceaan?

Daarover is tijdens de derde zeerechtconferentie (1973-1982) onder toezicht van de Verenigde Naties uitvoerig van gedachten gewisseld. Jaarlijks kwamen delegaties van zo’n 160 landen een paar weken bijeen om te onderhandelen. In 1982 was het werk af en tekenden 159 landen het UNCLOS- verdrag dat tot op de dag van vandaag het gebruik van de zee regelt. UNCLOS staat voor het Verdrag van de Verenigde Naties over het zeerecht. Het internationale zeegebied dat bijna de helft van de oppervlakte van de aarde beslaat, is de High Sea. Hiervan werd alleen het gebruik van de oceaanbodem gereguleerd. Het gebruik van de oceanische ruimte erboven, is dat niet.

Om de visserijproblematiek van die dagen op te lossen, werd er een Exclusieve Economische Zone (EEZ) van 200 zeemijlen ingesteld. Dat was de grootse ‘landroof’ in de geschiedenis van de mens. Kleine eilandstaten en kuststaten werden hierdoor ineens enorme ’oceaanstaten’, waarbij ze de zeggenschap verkregen, over uitgestrekte zeegebieden en de grondstoffen erin. Weliswaar is er de verplichting deze grondstoffen duurzaam te beheren, wat met mineralen uiteraard niet kan. Toch duurde het nog ruim tien jaar voor het van kracht werd. Een van de grootste tegenstanders was de VS. Dat had vooral te maken met een speech Arvid Pardo (1914-1999) die een meer rechtvaardige wereld schetste en het feit dat de Amerikanen een gevaarlijk spel speelden met de Sovjet-Unie.

Twee beroemde spionageschepen uit de jaren 1970. Om het nieuwe, innovatieve, Amerikaanse schip Glomar Explorer te kunnen gebruiken om de gezonken, hightech, Sovjet onderzeeër K-129 te bergen, werd het rookgordijn van het oogsten van mangaanknollen bedacht. © Wikipedia 

In februari 1968 vertrok de hypermoderne onderzeeër K-129, van de marinehaven op het schiereiland Kamtsjatka aan de Stille Oceaan. Het had kernrakketten aan boord en de meest geavanceerde codeermachines. Het schip voer naar een station in het noordelijk deel van de oceaan en daarna werd het stil. Na drie maanden bleek het gezonken te zijn. Uiteraard wilden de Russen het schip met zijn geheime lading bergen. Maar dat lukte niet. De noodzakelijke technologie ontbrak. Ze namen aan dat niemand technologisch in staat zou zijn de onderzeeër te bergen. En dat was dan weer precies wat de CIA deed.

Daarvoor was wel een goed verhaal nodig. En dat werd gevonden in de ontwikkeling van een speciaal schip de Glomar Explorer voor het winnen van mangaanknollen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de activiteiten van de excentrieke, Amerikaanse multimiljardair Howard Hughes (1905-1976), die er om bekend stond dat hij goud in zijn handen had met alles wat hij deed. Al snel werden er met Amerikaans belastinggeld academische studies verricht, congressen georganiseerd en ontstond er een diepzeemijnbouw-boom. De hele onderneming was een geloofwaardig rookgordijn voor het lichten van het wrak van de K-129, wat uiteindelijk maar deels lukte. De geheime operatie lekte in maart 1975 uit door een inbraak. Uit gestolen documenten bleek de link tussen de CIA en Hughes. Nadat het verhaal was gepubliceerd werd het project Azorian gestopt.

Common Heritage of Mankind

De Maltese ambassadeur Arvid Pardo zag de grote technologische verschillen tussen de rijke landen en ontwikkelingslanden. Hij nam deel aan de onderhandelingen over het nieuwe internationale zeerechtverdrag en maakte zich hierover zorgen. De kans was immers groot dat de vele ontwikkelingslanden die geen goede oceanografische infrastructuur hebben en waar geen grote internationale bedrijven hun hoofdkwartier hebben, de grote verliezers worden. Op 1 november 1967 hield hij zijn magistrale pleidooi voor het concept van het ‘gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid’ of wel de Common Heritage of Mankind, CHM.

Pardo voorzag dat het gebruik van de oceanische ruimte alleen maar zou toenemen. Ook voorzag hij het gevaar van deze menselijke activiteiten: vervuiling, onrechtvaardige verdeling van de rijkdommen, ongelimiteerde mijnbouwactiviteiten, lozing en dumping van afval. Daarom pleitte hij voor een gezamenlijk beheer en gebruik van wat we nu vaak de ‘global commons’ noemen. Zijn concept omvat dan ook vier dimensies die betrekking hebben op de economie, ecologie, ethiek en vrede. Met deze holistische aanpak was Pardo zijn tijd ver vooruit. Eigenlijk ging het om wat we nu duurzame ontwikkeling noemen. Een complex begrip dat regelmatig ‘misbruikt’ wordt of gewoon wat wordt aangepast aan de doelstellingen van bedrijven. Zo kun je op de website van GRS lezen: “Repsonsible Deep-sea Mining for Sustainable Development”. Het is maar hoe je het bekijkt.

Pardo kreeg maar gedeeltelijk zijn zin. Uiteindelijk werd immers slechts het gebruik van de internationale zeebodem, ‘the Area’ en de oceanische ruimte binnen de EEZ gereguleerd. Wat de exploratie en exploitatie van de diepzeebodem betreft is de International Seabed Authority, ISA hiervoor verantwoordelijk sinds 1994. Bizar is dat op dit moment er wel wordt gewerkt aan de invulling van zijn visie. Bescherming van de oceanische biodiversiteit staat sinds 2017 hoog op de VN- agenda. Het was de bedoeling dat dit jaar de vergaderingen voor een nieuw verdrag (BBNJ) binnen UNCLOS af te ronden. Maar de corona pandemie zorgt ook hier voor uitstel. BBNJ staat overigens voor: de bescherming en het duurzame gebruik van mariene biodiversiteit in gebieden buiten de nationale jurisdictie.

Overzicht van de Exclusieve Economische Zone (donkerblauw) en gebieden met mangaanknollen (lichtgroen). Uit: James R. Hein et al, 2020.Deep-ocean polymetallic nodules as a resource for critical materials. Nature Reviews Earth & Environment volume 1, pagina's 58–169. 

International Seabed Authority

Bij de oprichting door de VN in 1994 kreeg de ISA als taak: de internationale zeebodem beschermen tegen ernstige schade, haar hulpbronnen te ontwikkelen en ervoor zorgen dat de exploitatie ervan ten goede komt aan Pardo’s CHM. Even terugkomend op de vraag van wie de oceaan is, kunnen we concluderen dat een groot deel ervan nu onder de nationale jurisdictie van kust- en eilandstaten valt. Immers door de EEZ kwam hen een gebied van 149 miljoen km2 toe. Dat is bijna evenveel als het landoppervlak! De rest is de High Sea, waar voor de mijnbouwactiviteiten, met dank aan Howard Hughes, speciale vergunningen nodig zijn. Die worden afgegeven door de International Seabed Authority (ISA), in Kingston, Jamaica.

Op dit moment zijn er dertig exploratiecontracten goedgekeurd. Gezamenlijk gaat het om een gebied met een oppervlakte van 1,3 miljoen km . Dat is evenveel als de helft van India. Maar wat de oceaan betreft is het slechts 0,3 % van de diepzeebodem. Hierbij zijn 22 landen betrokken, waaronder België met als uitvoeder DEME-GSR en Nederland met de Koninklijke IHC. Andere landen zijn bijvoorbeeld China, India, UK, Duitsland. Polen en Frankrijk. Omdat de VS UNCLOS niet heeft geratificeerd, kan het geen voorstellen indienen. Via samenwerkingsverbanden met landen die het verdrag wel hebben geratificeerd, bezitten Amerikaanse bedrijven zoals Lockheed Martin toch exploratiecontracten. Slechts twaalf contracten worden gesponsord door ontwikkelingslanden, zoals Cooks Island.

Er is veel kritiek op de gang van zaken binnen ISA. Er is een gebrek aan transparantie. Zo zijn bijvoorbeeld de vergaderingen van de ‘Legal and Technical Commission’ besloten en zijn de persberichten uiterst vaag. Zo kende ISA in 2018 een exploratiecontract van 10.000 km2 op de Mid- Atlantische Rug, aan Polen toe. Bizar is dat het gebied grenst aan ‘Lost City’, een uniek veld methydrothermale bronnen dat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Wetenschappers en natuurbeschermers hebben hier uiteraard bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar of dat veel uithaalt is zeer de vraag.

Tot nu toe zijn er geen exploitatievergunningen verstrekt. Wel wordt er binnen ISA hard gewerkt aan een Mining Code, waarvan men verwacht dat die er binnenkort zal zijn. Over het concept dat zowel de milieukundige als de financiële en administratieve aspecten van de komende diepzeemijnbouw betreft, wordt nu druk onderhandeld. Michael Lodge, de secretaris-generaal van ISA, is er enthousiast over. Hij haalt alles uit de kast om aan te tonen dat een dergelijke code dringend nodig is. En daar zijn de directeuren van de diepzeemijnbouwbedrijven zoals die van GRS het uiteraard mee eens. Vaak wordt verwezen naar de bevolkingsgroei, de blauwe economie en de duurzaamheidstransitie als argument om mijnbouw in de diepzee te gaan doen. De schrik slaat je echter om het hart als je de verwoestende sporen van mijnbouwactiviteiten op het land ziet. Het is de vraag of vergelijkbare activiteiten in de nauwelijks verkende diepzee wel verstandig zijn. Hoe dan ook, als de code er komt, dan zal het toch nog een paar jaren duren voor deze van kracht is. De eerste activiteiten worden door de ISA rond 2027 verwacht.

Oppositie

Uit wetenschappelijke hoek en vanuit de natuurorganisaties komt veel oppositie tegen de voorgenomen activiteiten in onbekend gebied. Op internationaal niveau bundelen de laatsten hun krachten in de Deep Sea Conservation Coalition. Dit samenwerkingsverband pleit, vanwege het gebrek aan kennis, voor de toepassing van het voorzorgsprincipe. Dat betekent dat en geen commerciële diepzeemijnbouw mag gebeuren zolang niet bewezen is dat er géén onomkeerbare milieuschade plaatsvindt.

Op Europees niveau wees Seas at Risk in 2018 op de door de GSR opgemaakte “Environmental Impact Statement” voor de tweede fase van het onderzoek in de Clarion-Clipperton Fracture Zone en een brochure hierover. Beide waren nodig vanwege de ISA-regelgeving. Ook nu is deze organisatie zeer actief op het terrein van de diepzeemijnbouw. Op nationaal niveau leidde dit tot reacties van de WWF, Natuurpunt, de Bond Beter Leefmilieu en Greenpeace. In hun ogen is de Belgische overheid niet consequent omdat ze aan de ene kant de bescherming van de oceaan bevordert, terwijl ze aan de andere kant de diepzeemijnbouwsector stimuleert.

Op Europees niveau gebeurt overigens hetzelfde. Aan de ene kant wordt het wetenschappelijk onderzoek van de diepzee gestimuleerd en aan de andere kant het technologisch onderzoek dat nodig is voor diepzeemijnbouwactiviteiten zoals het oogsten van mangaanknollen. Een goed voorbeeld hiervan is het onlangs met succes beëindigde Blue Nodules project dat door de Nederlandse scheepsbouwer Koninklijke IHC, werd gecoördineerd. Binnen dit project is een jaar geleden met succes de Appolo II dat ook een prototype voor oogsten van mangaanknollen is, voor de Spaanse kust getest. De naam van deze futuristische robot past overigens goed in de notie van de oceanische ruimte.

De kritiek van de Belgische natuurorganisaties vond deels gehoor. Maar dit verstomt niet een algemene tendens waaruit blijkt dat wetenschappers, beleidsmakers, politici en het bedrijfsleven de ontwikkelingen nauwlettend proberen te volgen. Ook kwam er een roep om een moratorium dat in 2018 steun vond bij het Europees Parlement. Op 24 juni was er een hoorzitting in het Belgisch parlement over hetzelfde onderwerp. De meningen liggen ver uiteen. Aan de ene kant zijn de meeste wetenschappers en uiteraard natuurorganisaties er wel van overtuigd dat dit een goede zaak zou zijn. Maar bedrijven zoals DEME GRS voelen hier vanzelfsprekend weinig voor en koppen dan ook, zoals in het persbericht van 25 juni 2010, dat “Experts agree, seabed mining should only proceed after careful evaluation”.

Toch is er in de afgelopen jaren veel onderzoek gepubliceerd waaruit klip en klaar nog maar eens blijkt hoe weinig wij van het leven in de diepzee en het ecosysteem zelf weten. Op en onder de mangaanknollen die sommigen zo graag willen oogsten, leeft een ons grotendeels onbekende microwereld. Door het weghalen van de knollen slaan we soms letterlijk de bodem uit het bestaan van sessiele diepzeedieren zoals anemonen en sponzen weg. Ook weten we uit dat het bijzonder lang duurt voordat een omgeploegd stuk diepzeebodem weer bewoonbaar is.

Mijnbouwactiviteiten leiden tot verstikkende sedimentpluimen en geluidsoverlast, waar pelagische organismen last van hebben. In dit plaatje gaat het om het winnen van mangaanknollen (centrum). De schaal in dit plaatje wijkt af van de werkelijke dimensies. Uit: Jeffrey C. Drazena et al., 2020. Midwater ecosystems must be considered when evaluating environmental risks of deep sea mining. PNAS, 7 juli 2020.

Een voorbeeld hiervan is het beroemde, DIS-turbance and re-COL-onization experiment (DISCOL) onder leiding van de Duitse, mariene ecoloog Hjalmar Thiel, in 1989. Hij was het niet eens met de manier waarop de industrie de milieueffecten van diepzeemijnbouw wilde meten. Dus ontwierp hij zijn eigen test. Hierbij werd een deel van de zeebodem omgeploegd om te weten te komen wat de schade van sedimentpluimen is en hoelang het duurt tot de oorspronkelijke situatie is teruggekeerd. Uit een studie die op 29 mei 2019 in de Scientific Reports van Nature werd gepubliceerd, blijkt dat de sporen hiervan nog zijn terug te vinden in het zo drastisch verstoorde ecosysteem.

Wanneer deze resultaten worden geëxtrapoleerd naar de Clarion-Clipperton-Zone zullen de effecten bij echte mijnbouwactiviteiten daar vele malen groter zijn en zal dat tot onomkeerbare milieuschade leiden. Uit onderzoek van Jeffrey Drazen en zijn collega’s van 28 juli jl. blijkt dat sedimentpluimen ook een gevaar vormen voor andere cruciale ecosystemen in de oceanische ruimte, zoals de Twilight Zone, het grootste ecosysteem op aarde. De kern van dit alles is eenvoudig: blijf er voorlopig vanaf want we weten te weinig. Mijn voorstel zou zijn te wachten tot tenminste de resultaten van de komende UN Decade of Ocean Science for Sustainable Development (2021-2030) bekend zijn.

Compensatiefonds

Tot slot zijn er andere sociologische aspecten waarover slechts sporadisch wordt gesproken. In de EIA van SGR werd hieraan geen aandacht besteed, volgens het commentaar van de Belgische WWF. In lijn met Pardo’s CHM en met zijn opdracht, dient ISA zich ook te buigen over de vraag op welke manier de mensheid kan delen in de opbrengsten van de komende exploitatie. En dat is iets anders dan het instellen van een Hulpfonds voor landen die nu grote leveranciers zijn van de grondstoffen die dan in de diepzee zullen worden geëxploiteerd. In een rapport hierover wijst ISA erop dat er dertien - vooral Afrikaanse - landen zijn die schade kunnen ondervinden van mijnbouwactiviteiten in de diepzee.

Om hen te steunen denkt het ISA-secretariaat aan een Hulpfonds uit de opbrengsten van de diepzeemijnbouwactiviteiten. Hiermee kunnen die landen dan worden gecompenseerd voor de geleden schade. Eigenlijk is dit idee te gek om los te lopen. Hiermee treed je de zo geroemde, neoliberale marktwerking met de voeten. Ook is het volstrekt tegen de geest van Pardo’s CHM-concept. Bovendien stimuleer je op deze manier indirect een ontwikkeling waarvan we niet weten wat de milieuschade is. Hebben we dan niets geleerd van de historische ontwikkeling van de fossiele brandstoffenindustrie die tot klimaatverandering, het grootse probleem van de 21ste eeuw, heeft geleid?

Ondanks mijn bewondering voor het technologische vernuft van een bedrijf als DEME-GRS dat ik in dit blog toevallig als voorbeeld heb genomen, moeten we oppassen. Dit bedrijf is een koploper in de sector wat het exploiteren van mangaanknollen betreft. Ook is het de bedoeling om het volgend jaar in een nieuw pilootproject met de in de Noordzee geteste Patania II voor het eerst mangaanknollen te oogsten in de Stille Oceaan. Zo kan men het productiesysteem nog eens testen voordat er besloten wordt om de laatste fase van dit unieke en gewaagde project in te gaan.

Het is ook duidelijk dat er nog veel economische en technologische onzekerheden zijn. Er is veel te weinig en wetenschappelijk onderbouwd, inzicht in het functioneren van het diepzee-ecosysteem. En er zijn duidelijke signalen voor blijvende milieuschade. Het zou daarom verstandig zijn het voorzorgsprincipe toe te passen op de huidige ontwikkeling van de diepzeemijnbouw. De kans is groot dat onze kleinkinderen ons daar dankbaar voor zullen zijn. Maar het woord is weer aan de politici. En dat kon wel eens juist het probleem zijn.

Fotocredit boven: AFP PHOTO / JAMSTEC