Klimaatverandering deed paarden krimpen

23 februari 2012 door Eos-redactie

Een vroege voorouder van het huidige paard was niet veel groter dan een kat. Het dier kromp door klimaatverandering.

Een vroege voorouder van het huidige paard was niet veel groter dan een kat. Het dier kromp door klimaatverandering.

Stond er zo'n 55 miljoen jaar geleden een paard in de gang, dan had u het misschien niet eens opgemerkt. Sifrhippus, de voorouder van het moderne paard die toen leefde, woog ongeveer 6 kilogram. Rond die tijd maakte het klimaat een opvallende verandering door: tijdens het Paleoceen-Eoceen Thermaal Maximum (PETM), dat zo'n 175.000 jaar duurde, nam de gemiddelde temperatuur op aarde met 10 graden toe. Dat had ook gevolgen voor Sifrhippus.

Net zoals een derde van de zoogdiersoorten die toen leefden, kromp Sifrhippus: met 30 procent, tot het dier nog ongeveer 4 kilogram woog en even groot was als een kleine huiskat. In de laatste 45.000 jaar van het PETM, toen het weer koeler werd, nam het primitieve paard opnieuw in omvang toe tot het ongeveer 8 kilogram woog. Dat hebben Amerikaanse wetenschappers afgeleid uit fossiele paardentanden.

Dat dieren vaak groter zijn in streken met een koeler klimaat, is een wetmatigheid die bekend staat als de regel van Bergmann, naar de Duitse bioloog die het fenomeen beschreef. Grotere dieren zijn immers beter in staat warmte vast te houden, want ze hebben een kleinere oppervlakte in verhouding tot hun volume. Maar hoewel ongeveer 2/3 van alle zoogdieren de regel lijkt te volgen, is niet helemaal duidelijk of dat puur  te wijten is aan temperatuurverschillen, dan wel aan andere factoren zoals de beschikbaarheid van voedsel.

Volgens de onderzoekers tonen hun bevindingen aan dat wel degelijk de temperatuur zelf verantwoordelijk is voor de veranderingen in omvang. Uit het onderzoek bleek namelijk dat het klimaat niet alleen warmer, maar ook vochtiger werd, waardoor er net meer voedsel beschikbaar was. Desondanks krompen de paarden. (ddc)