Onze stamboom in een bodemstaal

27 april 2017 door KV

Fossiele overblijfselen zoals beenderen zijn niet noodzakelijk om menselijke evolutie te bestuderen. DNA uit een bodemstaal volstaat.

In nogal wat prehistorische grotten treffen archeologen wel gereedschappen aan, maar geen menselijke overblijfselen. Dat maakt het moeilijk om te achterhalen wie in de grot leefde. Duitse wetenschappers ontwikkelden daarom een methode om dat op basis van genetische informatie in een bodemstaal wel te doen.

Ze analyseerden 85 bodemstalen uit 7 grotten in België, Kroatië, Frankrijk, Rusland en Spanje. Aan de hand van een algemene DNA-analyse vonden ze DNA van twaalf verschillende zoogdieren. Daarbij ook uitgestorven soorten zoals de wolharige mammoet, wolharige neushoorn, holenbeer en grottenhyena. Het genetisch materiaal is tussen 14.000 en 550.000 jaar oud en afkomstig van uitwerpselen of zacht weefsel (huid).

Een meer diepgaande studie van het mitochondriaal DNA – het genetisch materiaal uit de mitochondriën, de energiefabriekjes van cellen - leidde tot de vondst van DNA van prehistorische mensachtigen en uitgestorven neven zoals de Denisovamens en Neanderthaler. Er werd zelfs neanderthaler-DNA gevonden in grotten waarvan nog niet geweten was dat er ooit neanderthalers voorkwamen.