Sponzen gaven oceanen zuurstof

12 maart 2014 door Eos-redactie

De eerste dieren gaven de oceaan zuurstof, en niet andersom.

Tot nu toe dacht men dat een onbekende geologische gebeurtenis de hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer en later de oceaan verhoogde, wat de weg vrijmaakte voor complex leven. Onderzoekers aan de University of Exeter stellen nu in Nature Geoscience dat de dieren zelf, en meer bepaald sponzen, betere levensomstandigheden creëerden.

Miljarden jaren lang was er geen zuurstof in de diepe oceanen te vinden. Slechts de ondiepe wateren kenden een laag zuurstofgehalte. Daar leefden enkel kleine en eenvoudige soorten omdat complexe dieren zoals wij veel zuurstof nodig hebben voor bijvoorbeeld onze hersenen. In die bovenste waterlagen zorgden bacteriën dankzij fotosynthese voor zuurstof. Die zuurstof werd onmiddellijk geconsumeerd door microben of later opgebruikt in het rottingsproces van dode organismen. 700 miljoen jaar geleden kwamen de sponzen, en zij brachten een keten van veranderingen op gang die uiteindelijk leidde tot een hoger zuurstofgehalte.

Deens onderzoek bracht eerder al aan het licht hoe sponzen kunnen overleven in een erg zuurstofarme omgeving. In de prehistorische oceaan haalden sponsdieren organisch materiaal uit water, waaronder ook dode organismen. Daardoor steeg het zuurstofgehalte omdat er minder verloren ging aan rottingsprocessen. In het helderdere water bloeiden vervolgens de grotere eencellige organismen zoals algen, die ook zuurstof produceren door fotosynthese. Dode algen bleven bovendien niet in de bovenste waterlagen rotten maar zonken door hun hoger gewicht naar de zuurstofloze oceaanbodem, wat opnieuw meer zuurstof gaf bovenaan. Het hele proces leidde uiteindelijk tot een zuurstofrijke oceaan en de grote hoeveelheid aan complexe, mobiele diersoorten die we vandaag kennen. (tn)