‘We hebben onze toekomst nog steeds zelf in handen’

De ergste doemscenario’s lijken we vooralsnog te hebben afgewend. Maar wat er met het huidige beleid wél op ons afkomt, willen we ook liever vermijden. Eos sprak met klimaatwetenschapper Joeri Rogelj over de positieve noten in het jongste klimaatrapport, (on)terecht alarmisme en ‘haalbaar en betaalbaar’ klimaatbeleid. ‘Streef naar 1,5 graden opwarming, bereid je voor op 4 graden.’

Het jongste klimaatrapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) bevatte geen grote verrassingen. De aarde warmt steeds meer op: het is inmiddels 1,1 graden warmer dan in het pre-industriële tijdperk en elk van de laatste vier decennia was warmer dan alle voorgaande. De zeespiegel stijgt nu bijna drie keer sneller dan in de eerste helft van de 20ste eeuw. Klimaatverandering beïnvloedt vandaag al weersextremen overal ter wereld. 

‘Code rood voor de mensheid’, noemde VN-secretaris-generaal António Gutterres het rapport, dat voor het eerst expliciet stelt dat menselijke activiteit ‘onmiskenbaar’ de oorzaak van de opwarming is, terwijl het zich eerder altijd in termen van waarschijnlijkheid over de menselijke rol had uitgesproken. 

‘De veranderingen die we zien stijgen inmiddels duidelijk boven de natuurlijke variatie uit’, zegt de Belgische klimaatwetenschapper Joeri Rogelj (Imperial College London), die aan het rapport meeschreef. ‘Daardoor kunnen we nu met zekerheid stellen dat de mens aan de basis van de huidige opwarming ligt.’ Rogelj werkte eerder mee aan het vijfde Assessment Report van het IPCC (2013) en aan het speciale rapport over een opwarming met 1,5 graden in 2018. 

Hoe belangrijk is het dat het IPCC de menselijke rol nu een feit noemt, in plaats van ‘extreem waarschijnlijk’? 

‘Voor jou en mij maakt dat geen fundamenteel verschil. Maar juridisch heeft het consequenties. Wanneer bepaalde activiteiten en beleidskeuzes onomstotelijk aan bepaalde gevolgen kunnen worden gelinkt, hangt daar verantwoordelijkheid aan vast. De huidige formulering biedt een stevig fundament voor klimaatrechtszaken.’ 

Vindt u die rechtszaken een positieve evolutie?

‘Het zou beter zijn mochten zulke rechtszaken niet nodig zijn, maar uiteindelijk zorgen ze ervoor dat beleidsmakers verantwoordelijkheid opnemen en dat de wet wordt nageleefd.’

In de berichtgeving over het rapport domineerde alarmisme. ‘Mondiale klimaatcrisis: onvermijdbaar, ongezien en onomkeerbaar’, kopte de Britse krant The Guardian. Toch viel er ook positief nieuws te rapen, stipte uw collega Piers Forster aan. Hij wees erop dat nu blijkt dat wanneer we de CO2-uitstoot stoppen, de opwarming ook zal stoppen. Was dat nog niet duidelijk dan?

‘Er waren tot voor kort weinig studies die dat expliciet hebben onderzocht. De uitkomst hangt af van hoe de wereldwijde koolstofcyclus op onze uitstoot reageert. Door de opwarming gaat bijvoorbeeld de permafrost dooien, waarbij COen methaan vrijkomen. De impact daarvan hangt dan weer af van hoeveel koolstof ecosystemen kunnen opnemen en hoeveel warmte de oceanen kunnen absorberen. In het slechtste geval zou het mogelijk geweest zijn dat de opwarming nog een tijdje verder gaat, ook al stoten we niets meer uit. Recente studies die daar allemaal rekening mee houden, komen tot de conclusie dat evolueren naar een netto-nuluitstoot de temperatuurstijging zal stoppen.’

Hebben we sinds het vorige rapport iets bijgeleerd over het gevaar van kantelpunten, zoals die dooiende permafrost, het afsterven van het Amazonewoud of het versneld verdwijnen van West-Antarctische ijskap, die de opwarming en haar gevolgen kunnen versnellen?

‘Daar is in dit rapport veel nauwkeuriger naar gekeken. In de meeste gevallen geldt dat die effecten onwaarschijnlijk zijn, maar niet uitgesloten kunnen worden.’ 

Jullie verwachten de rest van deze eeuw een opwarming die evenredig is met onze uitstoot.

‘Ja, maar daar horen twee kanttekeningen bij. De klimaatverandering stopt niet op het eind van de eeuw. En er is weinig bewijs voor globale abrupte veranderingen. Lokaal zijn die wel mogelijk. Zo is het bijvoorbeeld weinig waarschijnlijk dat de hele permafrost plots zal ontdooien, maar kunnen lokaal wel volledige landschappen verdwijnen doordat ijslenzen smelten.’ 

‘We weten beter dan ooit wat ons te doen staat’, zei u zelf op de voorstelling van het rapport.

‘Ja, we begrijpen nu beter dan ooit de fysische processen achter de opwarming en we weten goed hoeveel CO2 we nog mogen uitstoten als we onder bepaalde drempels willen blijven.’

Joeri Rogelj (IC London): ‘Of we de aarde nu met 1,5, met 2 of met 3 graden willen laten opwarmen: we moeten het roer omgooien'

Dit rapport vermindert de onzekerheid over de zogenoemde klimaatgevoeligheid – hoeveel de wereld zal opwarmen bij een verdubbeling van de CO2-concentratie. Dat is tegelijk goed en slecht nieuws.

‘Tot nog toe gingen we ervan uit dat die waarde tussen de 1,5 en 4,5 graden lag. Inmiddels is duidelijk dat ze eerder tussen de 2,5 en 4 graden ligt, met 3 graden als de meest waarschijnlijke waarde. Dat betekent dat we wellicht niet de pech hebben dat het klimaat erg gevoelig reageert op onze activiteiten, maar ook dat we niet het geluk hebben dat het erg weinig reageert. Maar we zijn niet van beide mogelijkheden even zeker: een lagere klimaatgevoeligheid is vrijwel uitgesloten, een hogere niet.’

Het IPCC verkent vijf mogelijke toekomstscenario’s. In elk daarvan blijft de temperatuur nog tot halfweg de eeuw stijgen, tot voorbij de 1,5 graden opwarming. Daar stevenen we sowieso op af?

‘Ja, maar dat neemt niet weg dat we onze toekomst nog steeds zelf in handen hebben. Er is een groot verschil tussen rond de 1,5 graden opwarming blijven hangen, of er voorbij vliegen richting 2,5 of 3 graden opwarming tegen het eind van de eeuw. De komende tien jaar zijn erg bepalend voor de klimaatopwarming waarmee onze kinderen zullen moeten leven. In het minst ambitieuze scenario kan het halfweg de eeuw al een graad warmer zijn dan in het meest ambitieuze scenario.’

De minst ambitieuze scenario’s, waarin we onszelf opzadelen met tot wel 4,4 graden opwarming in 2100, gaan ervan uit dat we massaal fossiele brandstoffen blijven opstoken en klimaatbeleid terugschroeven. Dat lijkt vrij onwaarschijnlijk. 

‘Het IPCC heeft niet het mandaat om een evaluatie te maken van politieke ontwikkelingen en emissietrends. Het is onze taak om de volledige waaier van in de wetenschappelijke literatuur onderzochte mogelijkheden te tonen, van erg lage tot erg hoge emissiescenario’s.’

Sommige critici vinden dat het IPCC in de communicatie te veel de nadruk legt op de hoge emissiescenario’s. Daarmee zou het zich bezondigen aan nodeloos alarmisme.

‘Dat vind ik niet. We mogen niet blind zijn voor emissietrajecten die nog steeds niet uitgesloten kunnen worden. Het is natuurlijk wel belangrijk om daar juist over te communiceren. Ik denk dat er bij het brede publiek inderdaad heel wat onduidelijkheid bestaat over wat die scenario’s precies betekenen. Het IPCC heeft geen mandaat om hun waarschijnlijkheid te evalueren, maar experts en journalisten kunnen wel duiding geven.’

‘De komende tien jaar zijn erg bepalend voor de klimaatopwarming waarmee onze kinderen zullen moeten leven’

Voor het eerst vermeldt het rapport nochtans zelf dat de meest pessimistische scenario’s weinig waarschijnlijk zijn. 

‘Het IPCC is natuurlijk niet ongevoelig voor hoe het brede publiek de verschillende scenario’s begrijpt. In het rapport zelf is er daarom wat meer context gegeven. Maar het is geen officiële evaluatie, die daarom niet is opgenomen in de samenvatting voor beleidsmakers.’

Dreigt door de focus op pessimistische scenario’s niet onderbelicht te blijven hoe impactvol een opwarming met ‘slechts’ 1,5 graden of 2 graden al is?

‘Daar ben ik het mee eens. Dat is deels ook een gevolg van hoe klimaatonderzoek in zijn werk gaat. Veel studies maken gebruik van hoge emissiescenario’s, omdat die duidelijke resultaten opleveren. Dat heeft onder meer tot gevolg dat we bij het vorige Assessment Report vaststelden dat meer bekend was over de impact van opwarming met 2 graden of meer dan over de gevolgen van 1,5 graden opwarming. Nochtans ligt die onderste grens dichterbij, dus zouden we er net meer over moeten weten.’

Het Great Barrier Reef in Queensland, Australië. Bij een opwarming van 2 graden zullen koralen wereldwijd verdwijnen.

‘We zien nu al hoe een opwarming van iets meer dan 1 graad tot frequentere extremen leidt. Het lijkt mij dat we als maatschappij onvoldoende beseffen wat de gevolgen van een opwarming met 2 graden zijn. Het is een wereld waarin koralen en arctische ecosystemen verdwijnen en waarin hitte-extremen die vroeger om de vijftig jaar voorkwamen om de vier jaar zouden voorkomen.’

‘Persoonlijk vind ik het ook niet zo relevant om te weten wat er zal gebeuren bij een opwarming van 6 graden. Omdat ik denk dat we daar nooit zullen geraken. Onze samenleving zal het al bij een veel lagere opwarming moeilijk krijgen om te blijven functioneren zoals we dat vandaag gewoon zijn. Dan wordt het moeilijk om voldoende economische groei te realiseren, met de bijbehorende emissies, om die hoge opwarming te bereiken.’ 

In het meest ambitieuze scenario houden we de opwarming tegen het eind van de eeuw onder de 1,5 graden. ‘Overduidelijk fantasie’, volgens ecomodernist Ted Nordhaus, die verwees naar de negatieve emissies op ongeziene schaal in dat scenario.

‘Om de temperatuur te stabiliseren hebben we die grootschalige negatieve emissies niet nodig. Hoe warm het wordt, hangt af van de cumulatieve emissies op het moment dat we een netto-nuluitstoot realiseren. Om daarin te slagen moeten we wel op kleinere schaal koolstof uit de lucht halen, omdat emissies niet in alle sectoren even makkelijk te elimineren zijn.’

‘We beseffen als maatschappij te weinig wat de gevolgen van een opwarming met 2 graden zijn’

‘Maar als we netto-nuluitstoot hebben bereikt, en we vinden dat de temperatuur waar we dan opgezadeld zitten te hoog is, dan hebben we wel verdere negatieve emissies nodig om de temperatuur terug te laten dalen. De natuurlijke en technologische manieren om dat te doen zijn bekend, maar niet goedkoop. Zolang je koolstof ook gewoon in de atmosfeer kunt lozen, zal niemand daar op grote schaal werk van maken.’ 

Willen we meer dan 80 procent kans maken om de opwarming onder de 1,5 graden te houden, dan mogen we nog 300 miljard ton CO2 uitstoten. Zijn we tevreden met 50 procent kans, dan is dat nog 500 miljard ton. Met de huidige 40 miljard ton jaarlijkse uitstoot is dat budget over een decennium of wat al opgebruikt.

‘Precies. Dat is waarom we, als we onder die 1,5 graden opwarming willen blijven, tegen halfweg de eeuw naar netto-nuluitstoot moeten evolueren. Dat moet de focus blijven. Maar die 1,5 graden is geen klif en niet alles is verloren als we die grens overschrijden. Hoe lager we de temperatuur kunnen laten pieken, hoe beter. Door nadien koolstof uit de lucht te halen kunnen we weliswaar de opwarming omkeren. Maar andere processen, zoals de zeespiegelstijging die we in gang zetten, zijn onomkeerbaar – in elk geval op tijdschalen die voor ons relevant zijn.’ 

‘Die grens van 1,5 graden is geen klif en niet alles is verloren als we hem overschrijden’

Is er geen risico dat we door te blijven vasthouden aan de haalbaarheid van die 1,5 graden opwarming, te weinig aandacht besteden aan adaptatie?

‘Dat zou in elk geval onterecht zijn. Streef naar 1,5 graden opwarming, bereid je voor op 4 graden. Dat is een goede instelling. En we zien vandaag dat we onvoldoende zijn voorzien op de impact die we nu al ervaren, dus ook op dat vlak is er nog veel werk voor de boeg.’ 

Op welke spoor zitten we op dit moment?

‘Op basis van het huidige klimaatbeleid stevenen we af op een opwarming met 2,7 tot 3,1 graden tegen het einde van de eeuw. Houd je ook rekening met gemaakte beloftes, dan wordt dat 2,4 graden. Maar dat is een erg optimistische lezing, want de meeste landen die zeggen naar een nuluitstoot te streven zitten niet op een traject om dat doel ook effectief te halen.’ 

De klimaatopwarming tegengaan is belangrijk, maar het moet wel ‘haalbaar en betaalbaar’ blijven, zeggen politici zoals Mark Rutte en Zuhal Demir.

‘Een beetje langetermijnvisie kan nooit kwaad. Dit is een globaal probleem, waarover je als klein land weinig beslissingsmacht hebt. Wat als het roer plots om moet? Dan is het beter om een economie en industrie te hebben die daarop voorbereid zijn, met mensen die zijn opgeleid in de sectoren waarvan we weten dat ze noodzakelijk zijn. Voor alle duidelijkheid: op een gegeven moment zal het roer omgegooid worden. Of we de planeet nu met 1,5, 2 of 3 graden willen laten opwarmen: een netto nuluitstoot bereiken is onvermijdelijk. En hoe meer opwarming, hoe groter de gevolgen. Dus kunnen we er maar beter zo snel mogelijk werk van maken.’