Brein kiest tussen gen van vader of moeder

27 februari 2017 door AB

Cellen in het brein hebben soms een voorkeur voor het activeren van het gen van de vader of juist het gen van de moeder. Deze bevindingen geven mogelijk meer inzichten in genetische foutjes die betrokken zijn bij hersenaandoeningen.

Van elk gen in ons lichaam hebben we één kopie van de moeder geërfd en de ander van de vader. Slechts één kopie wordt actief in onze cellen. Hersenonderzoekers van de Universiteit van Utah bestudeerden duizenden genen van muizen, apen en mensen en vonden dat sommige hersencellen een hogere mate van expressie hebben voor de genen van één van beide ouders en het andere gen vaker wordt stil gelegd.

De wetenschappers gebruikten een nieuwe statistische methode om de precieze activiteit van de genen te kunnen achterhalen. In het brein van kinderen en jongvolwassenen kent ongeveer 85 procent van de hersencellen een voorkeur. Bij een ontwikkeld brein, ouder dan 25 jaar, is dit tien procent.

Bij autisme en schizofrenie speelt een voorkeur voor één van beide genen een rol

Aanvankelijk dachten wetenschappers dat genen van beide ouders in de meeste cellen ongeveer even vaak actief zijn. Deze studie laat zien dat de voorkeuren afhankelijk zijn van onder andere de leeftijd van de persoon, het celtype, weefseltype en de specifieke plaats in het brein.

Wat deze bevindingen precies betekenen voor onze gezondheid is nog niet duidelijk. Mogelijk geven ze antwoord op de vraag waarom de een kwetsbaarder is voor het ontwikkelen van een hersenaandoening dan de ander.

Af en toe raakt één kopie van een gen beschadigd, of erven we een kopie met een foutje van onze vader of moeder. De andere kopie kan dan tot expressie komen en zo kunnen we dat foutje probleemloos opvangen.

Verder onderzoek moet uitwijzen hoe precies de cel de keuze maakt tussen de twee kopieën

Jammer genoeg wordt soms een gezond gen (tijdelijk) stilgelegd en komt een gemuteerd gen tot expressie. Eerder onderzoek laat zien dat bij verschillende psychische ziekten zoals autisme en schizofrenie een voorkeur voor één van beide genen een rol speelt.

We weten al langer dat bepaalde genen soms een voorkeur hebben via epigenetica. Omgevingsfactoren hebben daarbij een invloed op de genexpressie. Een voorbeeld is X–inactivatie waarbij één van de twee X –chromosomen in bij vrouwen uit wordt gezet. Ook kan er imprinting plaatsvinden, waarbij een van de twee overgeërfde genen wordt stilgelegd.

Verder onderzoek moet uitwijzen hoe precies de cel de keuze maakt tussen de twee kopieën, en of deze voorkeuren verklaren waarom één gen betrokken kan zijn bij verschillende hersenaandoeningen of verschillende uitingen van dezelfde psychische ziekte. Nieuwe therapieën kunnen mogelijk aangrijpen op het opnieuw aanzetten van het stilgelegde gezonde gen.