Meeste depressietheorieën missen voldoende bewijs

De meeste theorieën over het ontstaan, in stand houden en terugkeren van een depressie zijn niet voldoende wetenschappelijk onderbouwd.

Over depressies bestaan heel wat theorieën. Bruikbaar, want zo kunnen er behandelingen tot stand komen. Toch blijken die theorieën niet zo evident als gedacht. Zo concludeert de onderzoeksgroep van Claudi Bockting, hoogleraar Klinische psychologie in de psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam UMC, locatie AMC). De laatste jaren zijn er veel wetenschappelijk inzichten opgedaan over depressies, bijvoorbeeld in de neurowetenschappen. ‘Toch blijven de behandelingen al zo’n dertig jaar even effectief’, vertelt Bockting. ‘Omdat die behandelingen voortkomen uit de bestaande theorieën, vond ik dat we die theorieën moesten bestuderen. Want wat voor wetenschappelijke bewijzen kennen ze eigenlijk?’

Alle bestaande studies onder de loep

Bockting voerde met haar twee collega’s (Brouwer en Kennis) twee grote meta-analyses uit. Alle theoretische wetenschappelijke studies over factoren die zorgen dat een depressie ontstaat, voortduurt of terugkeert werden onderzocht. Bijna 140 000 studies in totaal. ‘We namen alleen de publicaties onder de loep waarvan de factoren uit de theorie, bijvoorbeeld stress, nare levensgebeurtenissen, persoonlijkheidstrekken of bepaalde manieren van denken, al gemeten werden vóórdat er een depressie werd vastgesteld. Anders is het niet duidelijk of die factor daadwerkelijk de depressie veroorzaakte’, vertelt Bockting.

Biologische theorieën

De eerste meta-analyse raakte alle theorieën waarbij biologische factoren, bijvoorbeeld bepaalde hormonen, neurotransmitters, eiwitten, ontstekingsstoffen en zelfs de darmen, een rol speelden bij het ontstaan, de instandhouding en terugval van een depressie. Wat bleek? Geen enkele factor kon voorspellen of iemand al dan niet een depressie zou ontwikkelen.

Psychologische theorieën

De tweede analyse keek naar alle theorieën waarbij psychologische factoren zorgen voor de terugkeer van een depressie. Drie van de vijf hoofdtheorieën bleken voldoende wetenschappelijk bewijs te kennen: de cognitieve (over de manier van denken), gedragsmatige en op persoonlijkheid gebaseerde theorie bleven overeind staan. 

'We zijn verbaasd dat deze veelgebruikte theorieën niet voldoende wetenschappelijk bewijs hebben, of helemaal niet zijn onderzocht' Claudi Bockting, hoogleraar Klinische psychologie in de psychiatrie (UvA)

De twee andere theorieën bleken onvoldoende geldig onderzocht. Een van deze is het bekende en veel gebruikte kwetsbaarheid-stressmodel. De theorie houdt in dat iedereen een bepaalde aanleg of gevoeligheid met zich mee draagt. Door levensellende, bijvoorbeeld het overlijden van je partner, is de kans groter dat er een depressie ontstaat. ‘Deze theorie blijkt dus nooit op een goede manier onderzocht te zijn’, vertelt Bockting. Ook voor de psychodynamische theorie van Freud vonden de wetenschappers geen bewijs. Hoewel er wel studies naar waren gedaan, ondersteunden de resultaten Freuds theorie niet. In die theorie worden depressieve klachten verklaard vanuit het onbewuste. ‘We zijn verbaasd dat deze veelgebruikte theorieën niet voldoende wetenschappelijk bewijs hebben, of helemaal niet zijn onderzocht’, zegt Bockting.

Een nieuwe theorie

Zijn alle theorieën nu onzin? ‘Nee. Er zijn te weinig studies gedaan naar bepaalde theorieën. Ze hoeven daarom niet meteen verworpen te worden, maar ze moeten anders onderzocht worden.’ De onderzoeksgroep is daarmee gestart. De wetenschappers gaan ook ‘terug naar de tekentafel’ om een nieuwe allesomvattende theorie te bedenken. ‘We willen een dynamisch model ontwikkelen. Dat model moet niet alleen voorspellen wie meer kans hebben op een depressie, maar ook wanneer en onder welke omstandigheden. Want een depressie heeft, niet één, twee of drie oorzaken. Allerlei factoren beïnvloeden de kans om ziek te worden. En die factoren veranderen ook nog eens over de tijd. Op die manier kunnen we uiteindelijk aangrijpingspunten vinden om depressies beter te behandelen en te voorkomen’, aldus Bockting.