Traumatherapie lokt pseudoherinneringen uit

De traumabehandeling die stressvolle gebeurtenissen doet vervagen door simpele oogbewegingen kan onjuiste herinneringen veroorzaken.

Wie kampt met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kan zich laten behandelen met de zogenoemde Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR)-behandeling. Tijdens deze populaire ‘oogtherapie’ maakt de patiënt simpele oogbeweging en denkt gelijktijdig aan de traumatische gebeurtenis. De behandeling is doeltreffend in het vervagen van de nare herinnering. Toch blijkt nu uit promotieonderzoek van Maastricht University en de KU Leuven dat deze therapie pseudoherinneringen kan stimuleren. Dat zijn onjuiste herinneringen aan gebeurtenissen uit het verleden of herinneringen aan gebeurtenissen die nooit hebben plaatsgevonden.

Woordenlijsten

De psychologen voerden twee onderzoeken uit. In het eerste experiment moesten ruim zeventig studenten een aantal woorden leren. Direct na deze leerfase werden ze bevraagd over wat ze nog wisten en moesten ze in een woordenlijst aangeven welke woorden ze herkenden. Tijdens de ondervraging kreeg een deel van de vrijwilligers de oogtherapie. Aan het tweede experiment deden zo’n zeventig andere studenten mee die ook woordjes moesten stampen. Deze studenten werden pas na 48 uur aan de tand gevoeld en behandeld met EMDR. Na 48 uur zijn de woorden namelijk in het lange termijn geheugen opgeslagen.

Beter en foutief

De deelnemers van het eerste experiment scoorden allemaal nagenoeg gelijk op de geheugentesten, ongeacht of ze wel of geen therapie hadden gekregen. In het tweede experiment zagen de wetenschappers wel verschillen. Ten eerste scoorden de deelnemers die oogbewegingen maakten beter op de geheugentesten dan hun mededeelnemers die geen therapie kregen. Ten tweede herinnerden en herkenden de EMDR-deelnemers ook vaker woorden die ze helemaal niet moesten leren.

Seksueel misbruik

Promovenda en hoofdauteur Sanne Houben startte haar onderzoek omdat een aantal zedenzakenexperts vraagtekens plaatsen bij EMDR-therapie. ‘Sommige aangiftes zijn gebaseerd op herinneringen aan seksueel misbruik die tijdens of na EMDR-therapie ontstonden’, vertelt ze. Volgens geheugenwetenschappers bestaan er geen verdrongen herinneringen. Plotseling opkomende herinneringen zijn zogenoemde pseudoherinneringen, ofwel onjuiste herinneringen. Geheugenwetenschappers stellen dat er geen bewijs is voor het verdringen van herinneringen en dat negatieve gebeurtenissen juist zeer goed herinnerd worden. ‘Pseudoherinneringen die na behandelingen ontstaan zorgen dus mogelijk voor de veroordeling van onschuldige mensen’, meent Houben. 

Geheugenknopen

Hoe oogbewegingen enerzijds het correcte geheugen versterken en anderzijds pseudoherinneringen oproepen is niet duidelijk. Dat is voer voor vervolgonderzoek. Houben haalt wel de zogenoemde Association Activation Theory (AAT) aan. ‘Hoe meer ‘knopen’ in een netwerk actief zijn, hoe hoger de kans dat ook een incorrecte knoop aan gaat’, legt ze uit. ‘Als je bijvoorbeeld de woorden ‘bloed’ ‘politie’ en ‘pistool’ moet leren, springt de geheugenknoop voor ‘moord’ misschien ook aan omdat je ‘moord’ associeert met de geleerde woorden.’

Bewustzijn

Hoewel het onderzoek eerst gerepliceerd moet worden is het volgens Houben al wel belangrijk dat therapeuten en patiënten zich bewust zijn van het ontstaan van mogelijke pseudoherinneringen. ‘Een therapeut moet alleen werken met herinneringen die een patiënt zich aan het begin van de therapie herinnert. En patiënten moeten weten dat als er tijdens de therapie een herinnering opkomt dit ook een pseudoherinnering kan zijn.’

Volgens Ad de Jongh, hoogleraar, GZ-psycholoog en EMDR-expert, hebben de bevindingen weinig betrekking op de praktijk. ‘Oogbewegingen zijn ten eerste slechts een beperkt onderdeel van het EMDR-therapieprotocol. Tegenwoordig worden ook geluiden of ingewikkelde spellingstaken gebruikt’, legt De Jongh uit. ‘Ten tweede hoeven patiënten tijdens de EMDR-therapie nooit een woordenlijst te onthouden. Bovendien weten we niet of dit bijeffect ook optreedt bij andere vormen van traumabehandeling. Dat is helaas niet onderzocht.’

De bevindingen zijn gepubliceerd in het vakblad Behaviour Research and Therapy.