Hongersnood veranderde mensen in melkdrinkers

Nieuw onderzoek wijst uit dat lactosetolerantie waarschijnlijk niet is ontstaan omdat de mens meer melk zou kunnen consumeren. Hongersnood en ziektes zouden die evolutie veeleer veroorzaakt hebben.

Het is een populair voorbeeld in biologielessen van hoe cultuur de evolutie stuurt: de ontwikkeling van menselijke lactosetolerantie. Die zou het meest voorkomen in gebieden met een lange traditie van veehouderij en melkveehouderij. Dat suggereert dat het begin van de consumptie van dierlijke melk samenviel met de verspreiding van de genetische veranderingen die nodig zijn om melk te verteren op volwassen leeftijd. Dit verband stellen de auteurs van een recente studie in Nature nu in vraag.

Modellering van genetische en archeologische gegevens bracht geen duidelijk verband aan het licht tussen melkconsumptie en de toename van lactosetolerantie, schrijft het team onder leiding van Richard P. Evershed, George Davey Smith en Mélanie Roffet-Salque van de Universiteit van Bristol. In plaats daarvan vonden zij dat hongersnood en bepaalde ziekteverwekkers de ontwikkeling van het enzym lactase beter verklaren.

Lactosetolerantie kwam pas frequent voor vanaf 1000 v.C.

Zij hebben de prehistorische melkconsumptie uitvoerig in kaart gebracht. Ze analyseerden 6899 vetresten van dierlijke oorsprong uit 13 181 keramiekfragmenten van 554 archeologische vindplaatsen. De resultaten suggereren dat melkconsumptie wijdverspreid was in Europa sinds het Neolithicum (vanaf ongeveer 7000 v. Chr.) maar varieerde naargelang de regio en de tijd. De 106 onderzoekers onderzochten ook de frequentie van de belangrijkste variant van het gen voor lactase onder Euraziërs door de tijd heen, op basis van beschikbare DNA-gegevens van 1786 Europese en Aziatische prehistorische individuen. Hun resultaten tonen aan dat lactosetolerantie niet wijdverbreid was tot ongeveer 1000 v. C.

Zuigelingen en jonge kinderen produceren van nature lactase; het enzym breekt de molecule lactose af in twee verteerbare suikers zodat baby's moedermelk kunnen verteren. Tot zo'n 3000 jaar geleden verdween dit vermogen echter meestal na het spenen. Vandaag is ongeveer een derde van de wereldbevolking lactosetolerant, voornamelijk in Noord-Europa. Door een analyse van hedendaagse gezondheidsgegevens uit het Verenigd Koninkrijk tonen de auteurs aan dat het vermogen om melk te verteren geen voordeel lijkt te bieden naar evolutionaire fitheid. Lactosetoleranten hadden bijvoorbeeld geen langere levensverwachting of meer kinderen.

Zij stellen daarom twee alternatieve evolutionaire paden voor om de toename van lactosetolerantie te verklaren: Ofwel was het een aanpassing aan voedselschaarste ofwel aan verhoogde blootstelling aan ziekteverwekkers, of aan beide tegelijk. In beide gevallen zou immers het vermogen om voedingsmiddelen zoals granen of vlees te vervangen door zuivelproducten, van groot voordeel kunnen zijn.

De resultaten van de studie stellen de huidige verklaring voor de evolutie van het lactasepersistentiegen in vraag en bieden perspectieven voor onderzoek naar andere plausibele hypothesen, zo schrijven de auteurs in hun conclusie.