Eos Blogs

Wetenschapscommunicatie: durven en doen

Over de afgelopen jaren leerde ik tijdens mijn doctoraat en postdoc het één en ander over wetenschapscommunicatie. Hier introduceer ik de grootste wedstrijden van Vlaanderen voor zij die graag een uitdaging aangaan, en sluit ik deze blogreeks af met enkele tips om je outreach naar een hoger niveau te tillen.  

Onze reis door de wereld van scicomm nam ons al doorheen opleidingen en sociale media, workshops en festivals, en artikels en podcasts. Hopelijk gaf dit je al inspiratie, enthousiasme en concrete opties om zelf aan de slag te gaan. Al is je eigen stijl en favoriete format vinden iets persoonlijks, geef ik hier nog wat advies mee over wat voor mij gewerkt heeft. Maar eerst: een korte omweg via enkele wetenschapswedstrijden.

Ga de uitdaging aan

Heb je een competitief kantje? Dan moet je overwegen om mee te doen aan één van de vele wedstrijden rond wetenschapscommunicatie. Mijn eerste ervaring hiermee – en zo ook mijn eerste aanraking met outreach – was een inzending voor de Vlaamse Scriptieprijs. Die biedt een kans voor bachelor- en masterstudenten om hun thesis in de kijker te zetten, en is een aanrader voor iedereen die graag schrijft.

Tijdens mijn PhD won ik de #ThesisThread wedstrijd, waarbij ik mijn onderzoek in twintig toegankelijke Tweets moest voorstellen – een leuke uitdaging, die jammer genoeg is stopgezet. Een andere aanrader is de Wetenschapsbattle, waar elk jaar wetenschappers hun onderzoek uit de doeken doen voor een publiek én jury van kinderen.

Het begin van mijn Twitter-draadje over verouderingsonderzoek in een worm

Dan is er natuurlijk nog dé grootste scicomm-competitie van het land – de PhD Cup. Vorig jaar zat ik in de jury en was ik enorm onder de indruk van alle boeiende en sterk gebrachte pitches. Behaalde je je doctoraat in de afgelopen twee jaar, dan is dit je kans bij uitstek om je onderzoek écht tot in de media te krijgen. Als je in de (halve) finale geraakt, krijg je bovendien al een heel aantal interessante trainingen cadeau.

Je comfortzone verlaten

Boodschap van algemeen nut: jij bent een expert. Niet enkel in dat éne gen of die enkele historische tekst die je bestudeert, maar ook in biologie of geschiedenis in het algemeen. Als iemand uitleg nodig heeft over DNA of de Middeleeuwen, zit jij in de top paar percent van de bevolking die daar iets over weet. Onderzoekers durven vaak enkel te spreken over hun héél niche onderwerp, maar je mag (moet?) het echt wel breder trekken als je verder wilt geraken in de wereld van de wetenschapscommunicatie. Onderschat je eigen kennis niet.

Vandaar ook mijn advies om (bijna) nooit nee te zeggen. Grijp elke kans die je pad kruist. Ook al denk je “er is toch iemand anders die daar meer over weet?”, als iemand je uitnodigt voor een artikel of interview, dan hebben zij besloten dat jij een gepaste kandidaat bent. Duw die impostor syndrome even aan de kant. Hier is natuurlijk wel een limiet aan, vandaar de “bijna”. Ik werd ooit gevraagd om gezondheidstips te geven over vasten, dankzij mijn fundamenteel onderzoek op veroudering in wormen – dat werd mijn ene “nee”.

Niet alleen qua onderwerp, maar ook qua format moet je af en toe uit je comfortzone treden. Dat heb ik zeker moeten doen om te ontdekken welke media me het beste liggen. Voor een zaal van 800 tieners staan op Juniorcollegedag, mijn eigen stem op een podcastopname horen, of een video op TikTok plaatsen waren zaken die ik in eerste instantie respectievelijk enorm eng, nogal onaangenaam en redelijk gênant vond. Maar intussen geniet ik van ze allemaal (wat niet wilt zeggen dat ik geen plankenkoorts krijg). Dus probeer eens iets nieuws!

Ik uit mijn comfortzone, op podium in een volle Nerdland-tent

Wetenschappers zijn ook mensen

Als wetenschapper word je opgeleid om droog en serieus te zijn. Maar bij outreach mag je heus wel een persoonlijkheid hebben en wat emotie tonen. Meeste onderzoekers hebben overvloedige passie voor hun topic, en door dat enthousiasme te uiten worden andere mensen zelf ook enthousiast – het is enorm aanstekelijk. Wees dus jezelf, en laat zien hoe boeiend/ontroerend/grappig je je onderzoek wel niet vindt.

Een andere zijde van de wetenschap die je ook mag tonen, is wat er achter de schermen gebeurt. We communiceren vaak enkel over resultaten, maar die zijn het eindproduct van een lang en soms boeiend, soms frustrerend proces. Ik merk dat mensen vaak ook daarover willen horen: hoe je op een idee bent bekomen, hoe het leven van een wetenschapper er uit ziet, of hoe het wel eens kan mislopen. Inzage geven in dat proces is van maatschappelijk belang, zowel om mensen een kritisch denkvermogen aan te leren, als om vertrouwen in de wetenschap te bevorderen.  

Op de radar

Als je ambitie verder gaat dan eenmalig een artikel schrijven of een lezing geven, dan is mijn grootste advies om een sterk netwerk uit te bouwen. Leer andere wetenschappers en communicatoren kennen, en er gaat een wereld aan opportuniteiten open. Spreek mensen aan op evenementen, reik uit op LinkedIn of wordt lid van BE SciComm, en wees vooral niet verlegen om mensen rechtstreeks aan te spreken.

Zorg er ook voor dat je activiteiten en prestaties zichtbaar zijn. Sociale media kunnen daarbij een grote rol spelen, maar denk ook verder dan dat – zo nam ik contact op met Stad Leuven om het te hebben over wetenschapscommunicatie in de stadmagazine LVN. Als mensen weten dat je daarin actief bent, word je ook sneller uitgenodigd of gevraagd om mee te werken aan andere initiatieven.

Wees creatief met de kanalen die er bestaan

Daarmee komen we op het einde van onze reis door de wetenschapscommunicatie – en hopelijk aan het begin van je eigen tocht erdoorheen. Ik heb geprobeerd een beeld te schetsen van het landschap in Vlaanderen op basis van mijn eigen ervaringen, maar er zijn daarbuiten nog veel andere geweldige initiatieven, zoals Soapbox Science, STEM Universiteit of Pint of Science. Veel succes met je scicomm-inspanningen, en reik zeker uit als je vragen hebt of gewoon wilt connecteren!


Gerelateerde artikels