Iguanodon van Bernissart

28 mei 2015 door Eos-redactie

In 1878 stuitten kompels in een Waalse mijnschacht op een enorme hoeveelheid iguanodonbeenderen.

Het idee van dino’s was toen nog nieuw. Vijftig jaar eerder waren in Engeland botten gevonden die wetenschappers lieten vermoeden dat er miljoenen jaren geleden immense dieren leefden. Sir Richard Owen, die als eerste dinobotten bestudeerde, bedacht de naam ‘dinosauriërs’, naar het Grieks voor ‘verschrikkelijke hagedis’. Na het nieuws van de mijnwerkers trok een legertje paleontologen van het Natuurhistorisch Museum enthousiast naar Bernissart om nog meer fossiele resten van iguanodons te zoeken. Ze haalden uit de 350 meter diepe kleilaag uiteindelijk dertig volledige skeletten, die nog precies in de houding lagen waarin ze miljoenen jaren eerder waren gestorven.

Omdat ze de skeletten onmogelijk in één stuk naar boven konden brengen, deelden de wetenschappers elk geraamte in de mijnschacht op en verpakten ze de stukken in gipsen blokken. Uiteindelijk werden 600 blokken van in totaal 130 ton uit de mijn gehaald. De collectie in het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel is een van de grootste verzamelingen complete dinoskeletten ter wereld.

De negen rechtopstaande exemplaren in het museum staan overigens al meer dan een eeuw verkeerdelijk op twee poten. Eind 19de eeuw vond men dat het bekken en de achterpoten op die van struisvogels geleken. Conclusie toen: iguanodons liepen op hun achterste poten. Vandaag gaan we ervan uit dat ze op vier poten liepen en zich alleen oprichtten om voedsel te grijpen of om snelheid te halen. Het museum heeft de bekende dino’s toch rechtop laten staan, uit respect voor de historische opstelling die op maat was gemaakt – met ingenieuze 19de-eeuwse armaturen waarop de zware botten rusten.