Kleine IJstijd verdient die naam niet

05 april 2017 door Govert Schilling

De zogeheten Kleine IJstijd was veel minder ingrijpend dan vaak wordt gesuggereerd, en kan ook zeker niet volledig worden toegeschreven aan een langdurige periode van geringe zonneactiviteit.

Die conclusie trekken Britse onderzoekers onder leiding van Mike Lockwood van de Universiteit van Reading in een artikel in Astronomy & Geophysics, op basis van uitgebreid onderzoek aan historische en meteorologische gegevens.

Tussen 1650 en 1710 en tussen 1790 en 1825 was de zon veel minder actief dan gemiddeld (de twee perioden staan bekend als het Maunder- en het Dalton-minimum), en in de 17de eeuw kwamen in Europa regelmatig zeer strenge winters voor, die onder andere werden vastgelegd door Nederlandse en Vlaamse landschapsschilders.

Lockwood en zijn collega's vinden de term 'Kleine IJstijd' echter misleidend. De gemiddelde temperatuur in Europa was slechts 0,5 graden lager dan normaal (tijdens een 'echte' ijstijd gaat het om een verschil van minstens 8 graden); de effecten waren regionaal; naast incidentele strenge winters was er ook regelmatig sprake van zeer hete zomers, en de zon kan zeker niet als enige oorzaak worden aangewezen.