Fossiele vondsten in Marokko plaatsen het ontstaan van onze soort naar 315.000 jaar geleden, 100.000 jaar eerder dan huidige oudste sporen. De vindplaats suggereert bovendien dat onze "Tuin van Eden" veel groter was, en vermoedelijk gans Afrika omvatte.
De CT-scans met hoge resolutie werden ook gebruikt om verborgen structuren te analyseren in de tandkronen en de grootte en vorm van tandwortels in de kaken. Deze analyses vormen de focus van mijn bijdrage aan het onderzoek en onthullen enkele dentale kenmerken die gelijkaardig zijn aan andere fossielen van de vroege moderne mens. Hun tanden zijn primitiever dan die van de huidige moderne mens, maar vertonen duidelijke verschillen met bijvoorbeeld de Homo heidelbergensis en Homo neanderthalensis. De nieuwe vondsten en wetenschappelijke analyses bevestigen dat Jebel Irhoud een belangrijke archeologische site is, die een vroeg stadium vastlegt van het ontstaan van onze soort.
Ik ben een paleoantropoloog die focust op het bestuderen van fossiele botten en tanden, en vaak wordt me gevraagd waarom we niet gewoon genetische analyses gebruiken om vragen rond het ontstaan van de mens te beantwoorden. Dankzij analyses van genetisch materiaal van honderdduizenden jaren oud hebben er inderdaad interessante ontwikkelingen plaatsgevonden. Er zijn echter twee belangrijke redenen waarom genetische analyses niet alle vragen kunnen beantwoorden.
Ten eerste waren deze interessante ontwikkelingen alleen mogelijk onder specifieke (en jammer genoeg ook zeldzame) omstandigheden. Zo moet de temperatuur laag en stabiel blijven bij de begraving en fossilisatie van stoffelijke resten. Dat betekent dat er fossielen zijn waar we misschien nooit genetische gegevens uit kunnen halen en waarbij we dus enkel kunnen afgaan op een morfologische analyse.
Ten tweede vertellen onze genen maar een klein deel van het verhaal over wat het betekent om mens te zijn. Ons gedrag tijdens ons leven kan bijvoorbeeld de externe en interne botstructuur van ons hand veranderen. Die botstructuur kan dus aanduiden hoe we onze handen gebruikten om werktuigen te vervaardigen. Ook de chemische samenstelling en celstructuur van onze tanden kunnen ons vertellen wat we vroeger aten en hoe snel we als kind ontwikkelden. Naast genetische analyses zijn er dus ook andere analyses die ons helpen begrijpen op welke manieren jij en ik gelijkaardig zijn en hoe wij verschillen van de eersten van onze soort.
Bovendien mogen we niet vergeten dat we dankzij archeologische onderzoeken weten wanneer we voor het eerst kunst maakten, onze lichamen versierden met juwelen, gesofisticeerde werktuigen vervaardigden en welke planten en dieren we aten. Sommige van deze gedragingen zouden misschien zelfs al eerder vertoond geweest zijn door menselijke soorten ouder dan de Homo sapiens.
Verder onderzoek zal onthullen hoe uniek we eigenlijk zijn in de evolutionaire geschiedenis van onze afstamming. Laten we dus een nieuwe generatie van jonge wetenschappers aanmoedigen om op zoek te gaan naar nieuwe fossielen en archeologische vondsten te maken die ons zullen helpen om uiteindelijk het volledige verhaal over de menselijke evolutie te achterhalen.
Vertaling: Annelies Dotselaere
Fossielen dateren
Archeologie versus genetica
Op school leerden we dat alle mensen op Aarde afstammen van een volk dat ongeveer 200.000 jaar geleden in Oost-Afrika leefde. Daar is betrouwbaar bewijs voor, waaronder genetische analyses van mensen over de hele wereld en in Ethiopië gevonden fossielen van menselijke stoffelijke resten die 195.000 tot 165.000 jaar oud zijn. Nu is een groot wetenschappelijk team waar ik deel van uitmaakte echter gestuit op nieuwe fossiele beenderen en stenen werktuigen die deze visie in vraag stellen. Volgens nieuwe studies gepubliceerd in Nature ontstond onze soort 100.000 jaar vroeger en leefde de vroege moderne mens verspreid over het grootste deel van Afrika.
Over de hele wereld en doorheen de geschiedenis wil de mens achterhalen waar hij vandaan komt, zowel biologisch als cultureel gezien. Archeologische opgravingen en de artefacten die daarbij gevonden worden werpen licht op complexe gedragingen, zoals het vervaardigen van werktuigen, het begraven van de doden en het maken van kunst. De twee voornaamste bronnen van bewijsmateriaal die ons helpen onze biologische afkomst te begrijpen zijn fossiele botten en tanden. De laatste jaren biedt ook oud genetisch materiaal, zoals DNA, belangrijke inzichten.
De nieuwe vondsten werden gemaakt in de Marokkaanse grot Jebel Irhoud, die sinds de jaren ’60 bekend staat om de menselijke resten en gesofisticeerde, stenen werktuigen die er gevonden worden. De Irhoud-fossielen zijn echter moeilijk te interpreteren door voortdurende onzekerheid omtrent hun geologische leeftijd. In 2004 begonnen de evolutionaire antropologen Jean-Jacques Hublin en Abdelouahed Ben-Ncer er aan een nieuw opgravingsproject. Ze vonden er stenen werktuigen en nieuwe Homo sapiens-fossielen van ten minste vijf verschillende individuen, vooral schedel- en kaakfragmenten, tanden en enkele botten van ledematen.
Geochronologen van het team pasten thermoluminescentiedatering toe om de op de site gevonden stenen werktuigen te dateren. Als oude werktuigen begraven worden, begint er straling van omliggende sedimenten zich op te hopen. Deze straling verdwijnt als de werktuigen opgewarmd worden. We kunnen dus opgehoopte straling meten om te bepalen hoe lang de werktuigen begraven zijn geweest. Uit de analyse bleek dat de werktuigen ongeveer 315.000 jaar oud zijn, met ongeveer 34.000 jaar speling.
Om de tanden te dateren gebruikten de onderzoekers elektronspinresonantie, een gelijkaardige dateringstechniek. Uit de analyse van een tand van een van de menselijke kaken bleek dat die ongeveer 286.000 jaar oud is, met een foutmarge van 32.000 jaar. Het blijkt dus dat de Homo sapiens, ofwel de moderne mens, al veel eerder in Noordwest-Afrika bestond dan we dachten.
Maar hoe kunnen we zeker zijn dat deze fossielen toebehoren aan onze soort en niet aan een nog oudere voorouder van de mens? Om hier een antwoord op te krijgen hebben anatomen van het team computertomografische scans (CT-scans) met een hoge resolutie gemaakt van de fossielen. Daarop hebben ze virtuele technieken toegepast om het gezicht, de schedel en de onderkaak te reconstrueren. Met gesofisticeerde meettechnieken konden ze ook vaststellen dat de fossielen moderne mensachtige gelaatstrekken hebben. Op die manier konden ze onderscheiden worden van alle andere stoffelijke resten van mensen die nog vroeger in Afrika leefden.