Van stemrecht tot #metoo: Op de barricaden voor vrouwenrechten

Vrouwen die opkomen voor hun rechten, hebben dit altijd op hun brood gekregen: moet dit echt? Moet dit nu?

Vrouwen die beseffen dat ooit dichtbij nooit ligt, moeten eisen stellen. Zich verenigen. Betogen. Het maakt hen niet altijd populair. Je niet neerleggen bij ongelijke man-vrouwverhoudingen vinden veel mensen bedreigend. Want gelijke rechten eisen tussen mannen en vrouwen brengt politiek binnen in je meest intieme leven: je gezin en je relatie met je partner. Het feminisme legt de vinger op de wonde: het persoonlijke is politiek. Hoe je je leven inricht: het lijkt een hoogst persoonlijke keuze, maar in feite zijn je keuzes sterk bepaald door de sekse waarmee je geboren bent.

Revolutionaire peetmoeders

Een eerste golf van georganiseerde vrouwenbewegingen situeren we in de tweede helft van de 19de eeuw, als overal in Europa en Noord-Amerika vrouwen het recht opeisen om volwaardig deel te nemen aan de nieuwe democratieën. Uiteraard komen die eisen niet uit de lucht vallen. Ook in de eeuwen daarvoor laten feministen avant la lettre van zich horen.

In de 18de eeuw zijn vrouwen politiek totaal onmondig. Net als het grootste deel van de mannen, trouwens. Maar er bruist wat in Europa en Amerika. Het Verlichtingsdenken biedt volop munitie voor een intellectueel gevecht voor vrouwenrechten: de filosofie van de rede en de vooruitgang, de nieuwe visies op opvoeding, de groeiende nadruk op persoonlijke ontplooiing. Zowel op het politieke forum als in het culturele leven roepen vrouwen: en wij? Zijn wij dan geen mensen, geen burgers?

‘Een onbeschaamd manwijf die haar natuurlijke bestemming verloochent’, zo luidt het doodvonnis van activiste Olympe de Gouges

Tijdens de revoluties en omwentelingen die de 18de eeuw afsluiten staan vrouwen mee op de barricades voor een nieuwe samenleving. Ze vechten voor kiesrecht, tegen slavernij, voor een meer rechtvaardige verdeling van de rijkdom. Maar als ze vragen om de burgerrechten waarvoor ze samen strijden, ook aan vrouwen te gunnen, krijgen ze lik op stuk.

Twee jaar na de Franse Revolutie publiceert de activiste Olympe de Gouges, ontgoocheld over de nieuwe grondwet die vrouwen uitsluit van de politiek, de Déclaration des Droits de la Femme et de la Citoyenne: mensenrechten zijn ook vrouwenrechten! Maar de revolutie doodt haar eigen dochters. In 1793 worden alle vrouwenverenigingen verboden. Olympes hoofd rolt op de guillotine. De procureur noemt haar een onbeschaamd manwijf die haar natuurlijke bestemming verloochent. Napoleon schroeft de klok terug. Zijn Code Civil van 1804 stelt de vrouw juridisch gelijk met een minderjarige.

Openbare korset-verbranding door Dolle Mina’s bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker. Amsterdam, 1970.

In Londen volgt Mary Wollstonecraft de gebeurtenissen in Parijs op de voet. In 1785 heeft ze al haar eigen school en discussieert ze met denkers die gelijke rechten voor alle ‘mensen’ bepleiten; volgens haar bedoelen zij al te vaak alleen mannen. In 1792 reist ze naar Parijs en bezoekt ze de nieuwe vrouwenclubs waar volop over vrouwenrechten gedebatteerd wordt. Zij ontsnapt aan de terreur en publiceert A Vindication of the Rights of Women.

In een periode waarin vooral de verschillen tussen de zogenaamde mannelijke en vrouwelijke ‘natuur’ benadrukt worden, klinkt haar betoog revolutionair: volgens haar zijn vrouwen en mannen bij hun geboorte gelijk. Als ze al verschillen vertonen in rationaliteit of het vermogen te denken, dan ligt dat louter aan hun opvoeding. De opvoeding van vrouwen en mannen moet anders: meer rede moet de passies temperen zodat een omgang op voet van gelijkheid mogelijk is.

De vrouwenzaak wordt ook door mannen bepleit. In 1869 publiceert de Engelse John Stuart Mill het essay The Subjection of Women. Het wordt een van de basiswerken van de liberale egalitaire stroming. Deze stroming legt de nadruk op de gelijkenissen tussen de seksen en stelt gelijke rechten voorop. Beïnvloed door zijn levensgezellin Harriet Taylor Mill eist hij dat de beloften van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring ook voor vrouwen zouden gelden.

Eén vrouw, één stem, één job

De 19de eeuw is de eeuw van de Industriële Revolutie. Mannen én vrouwen, zelfs kinderen, trekken massaal naar de fabrieken. De arbeidsomstandigheden zijn slecht, de lonen laag. Vrouwen krijgen bovendien nog beduidend minder loon dan de mannen. Andere vrouwen werken in de thuisnijverheid of als meid op boerderijen of bij rijkere burgers thuis.

De opkomst van de anticonceptiepil geeft vrouwen een sleutel tot veel meer zelfbeschikking dan ze tot dan toe ooit hebben gekend

De gegoede burgerij stelt daartegenover het ideaal van het kerngezin, met de man als kostwinner en de vrouw als huishoudster en verzorgster van de kinderen. Burgervrouwen krijgen geen toegang tot hogere opleidingen, laat staan tot vrije beroepen. De scholing van burgermeisjes is louter gericht op hun rol als huisvrouw en moeder.

Als reactie ontstaan overal in Europa socialistische bewegingen. Ook vrouwen staan hier hun mannetje. En opnieuw krijgen ze te horen dat hun eisen moeten wachten: eerst de rechten van de arbeiders, dan zullen de heren revolutionairen zich ook eens met vrouwenrechten bezighouden. Veel socialisten nemen trouwens het burgerideaal van het kerngezin over. Als deel van hun strijd voor betere sociale wetten eisen ze vaak de vermindering, of zelfs de afschaffing, van de vrouwenarbeid.
Socialistische vrouwen zoals de Duitse Clara Zetkin gaan hiertegen in het verzet. Tijdens de Tweede Internationale in 1889 te Parijs houdt Zetkin een vlammend pleidooi voor de economische en sociale gelijkheid van de vrouw. Voor het eerst krijgt de idee vorm dat ‘arbeid’, en dus een eigen inkomen, bevrijdend kan werken voor de vrouw.

In België wordt Emilie Claeys het gezicht van de socialistische vrouwenbeweging die in 1886 met de Gentse ‘Socialistische Propagandaclub voor Werkvrouwen’ van start gaat. ‘Wij vrouwen hebben een dubbelen strijd te voeren’, stelt ze, ‘Wij hebben ons niet enkel vrij te maken tegenover de kapitalist-uitbuiter, maar ook tegenover den allerheerschende echtgenoot’. In 1893 richt zij samen met de Nederlandse Nellie Van Kol de ‘Hollandsch Vlaamse Vrouwenbond’ op. Aan de eisen voor politieke rechten en voor gelijk loon koppelt Claeys ‘moederschap naar keuze’. Vrije toegang tot veilige geboortebeperking vindt zij even essentieel als economische onafhankelijkheid. Dit standpunt zal de alliantie met de christelijke vrouwenbeweging niet vergemakkelijken.

Met ludieke acties wilde de Dolle Mina beweging de rechten van de vrouw verbeteren.

In Gent krijgt ze zelfs een ‘Antisocialistische Vrouwenbond’ tegenover zich. Toch komen steeds meer christelijke vrouwen op voor gelijke rechten. In 1897 ijvert Louise Van de Plas met haar vereniging, ‘Le Féminisme Chrétien de Belgique’ voor alle feministische eisen die niet expliciet ingaan tegen de katholieke leer. Het is dansen op een slappe koord, als je weet dat paus Leo XII in zijn encycliek ‘Arcanum’ van 1880 nog eens de vrouwelijke gehoorzaamheid beklemtoonde, een bepaling die dan overigens ook nog in het burgerlijk wetboek staat in de meeste Europese landen.

Gelijke rechten

Ook op juridisch vlak ligt er op dat moment nog heel wat werk op de plank. Het burgerlijk feminisme legt de prioriteit bij juridische gelijkheid: hervorming van het huwelijksrecht, kiesrecht voor vrouwen, toegang tot alle onderwijsniveaus, toegang tot alle – vooral vrije – beroepen. Nationale vrouwenraden zullen trachten de krachten te bundelen van de diverse vrouwengroepen, over de ideologische verschillen heen.

Boegbeelden van deze beweging in België zijn Marie Popelin, eerste vrouwelijke doctor in de rechten, en Isala Van Diest, eerste vrouwelijke arts. Popelin kan haar diploma niet te gelde maken omdat het beroep van advocaat niet te rijmen zou zijn met ‘haar aangeboren zwakheid’. Met Louis Frank, de advocaat die haar zaak bepleit , richt ze de ‘Ligue Belge du Droit des Femmes’ op, de voorloper de ‘Conseil National des Femmes Belges’, de ‘Nationale Vrouwenraad’, die in 1905 van start gaat.

Wij vrouwen, hebben een dubbelen strijd te voeren. Wij hebben ons niet alleen vrij te maken tegenover de kapitalist-uitbuiter, maar ook tegenover den alleenheerschende echtegenoot

In Nederland richt Wilhelmina Drucker in 1889 de ‘Vrije Vrouwen Vereeniging (VVV)’ op. In 1894 komt het kiesrecht meer op de voorgrond met de start van de ‘Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVK)’, waarvan Aletta Jacobs een kwart eeuw aan het hoofd zal staan. Aletta Jacobs wordt het boegbeeld van het eerstegolffeminisme in Nederland. Ze is de eerste vrouwelijke arts in Nederland en zal vanuit haar sociale bewogenheid gratis spreekuren voor vrouwen inrichten. Seksuele voorlichting en een verbetering van de werkomstandigheden van vrouwen – ze bekomt voor winkeljuffrouwen het recht om te gaan zitten tijdens hun werk – zijn enkele van haar prioriteiten.

Stap voor stap komen er wetswijzigingen die de handelingsbekwaamheid verhogen, ook al lijken de stappen klein: het recht om een spaarboekje te hebben, het recht om hun eigen salaris te innen, kunnen functioneren als getuige en als voogd. Maar het stemrecht voor vrouwen blijft in België buiten bereik tot 1948. In Nederland krijgen de vrouwen in 1917 passief en in 1919 actief stemrecht.

Naast de feministische verenigingen, die altijd kleine groepen bleven, organiseren vrouwen zich massaal binnen de zuilen. Aan katholieke kant ontstaat de KAV of de Katholieke Arbeiders Vrouwengilden, later Katholieke Arbeidersvrouwen, nu ‘Femma’ en de Boerinnenbond of KVLV (Katholiek Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen), nu ‘Vrouwen met vaart’. Aan socialistische kant sluiten de lokale vrouwengroepen aan bij SVV, de Socialistische Vooruitziende Vrouwen, nu ‘Viva-SVV’.

Herstal: de lont in het kruitvat

Na het vrouwenkiesrecht lijkt de feministische beweging wat in te dommelen. Aan de basis floreert het – verzuilde – verenigingsleven. De grote vrouwenorganisaties investeren sterk in de vorming van vrouwen, een factor van belang in een tijd dat meisjes nog beduidend minder onderwijskansen hebben dan hun broers.

In 1957 tekent België het Verdrag van Rome. Daarin staat dat alle lidstaten er moeten op toezien dat mannen en vrouwen gelijkwaardige lonen krijgen voor gelijkwaardig werk. Een principe dat in ons land ondanks herhaalde vakbondscampagnes dode letter blijft.

In de regering Martens VI (1985) wordt Miet Smet (rechts) staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie.

In 1966 is voor de arbeidsters van de wapenfabriek FN te Herstal de maat vol. Op 16 februari 1966 leggen 3.800 arbeidsters, zonder overleg met de vakbonden, het werk neer voor een staking die maar liefst twaalf weken zal duren. De gespecialiseerde arbeidsters, de ‘femmes-machines’, pikken het niet langer dat hun loon nog lager is dan dat van een ongeschoolde arbeider. Hun actie slaat in als een bom. Arbeidsters in andere bedrijven staken mee. Betogingen trekken deelnemers uit binnen- en buitenland. De staaksters slepen maar een deel van hun eisen uit de brand, maar de symbolische impact van hun actie is enorm. De staking blaast de feministische beweging nieuw leven in.

Baas in eigen buik

In verschillende Europese landen en in de VS komen talloze kleine groepen van vaak heel jonge vrouwen in actie. Ze dromen van andere tijden. De opkomst van de anticonceptiepil geeft hen een sleutel tot veel meer zelfbeschikking dan vrouwen tot dan toe ooit hebben gekend. Meisjes krijgen betere opleidingen en betere jobs, maar zowel op het werk als thuis blijven de rollen traditioneel verdeeld. Niet toevallig ontstaan de meeste actiegroepen aan de universiteiten, in de context van mei ’68, waar de meisjes het beu worden om de broodjes te smeren.

In Nederland choqueren de acties van ‘Dolle Mina’ de goegemeente. Ze verbranden een korset bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker aan wie ze hun naam ontlenen – Drucker had als bijnaam ‘IJzeren Mina’. Ze gaan op straat mannen nafluiten en in de billen knijpen. In 1970 vallen ze binnen op een vergadering van gynaecologen in Utrecht om hun beginselprogramma over abortus uit te delen, onderlijnd met de slogan ‘Baas in eigen Buik’. De Mina’s weten de media uitstekend te bespelen. Ze nodigen de cameraploegen zelf uit, hun plezier spat van het televisiescherm. Binnen de paar weken hebben ze duizenden aanhangers. In heel Nederland en Vlaanderen ontstaan lokale groepen.

Niet toevallig ontstaan de meeste actiegroepen aan de universiteiten, waar de meisjes het beu worden om de broodjes te smeren

De Dolle Minabeweging kiest bewust voor een enigszins anarchistische aanpak, zonder centraal bestuur. Na enkele jaren vallen de acties stil, maar het inhoudelijke werk gaat verder in werkgroepen en publicaties zoals ‘De Grote Kuis’ in Gent. Aan het einde van de jaren zeventig gaan de meeste Dolle Minagroepen op in de Fem-Soc beweging, een samenwerking van nieuwe vrouwengroepen die zich uitdrukkelijk in het linkse kamp plaatsen.

Een van Dolle Mina’s actieterreinen is het protest tegen het schoonheidsideaal. In 1971 zetten ze de verkiezing van Miss België op stelten met een infiltrante. Tijdens de grote finale springt Dolle Mina Danielle Colardin uit het rijtje van finalistes en roept ze, live op televisie: ‘Nee aan de uitbuiting van de vrouw!’ Vanuit het verbouwereerde publiek springen andere Dolle Mina’s op het podium met spandoeken en flyers: ‘Wij zijn geen vee’.

Aan Waalse kant treedt in deze periode Jeanne Vercheval naar voor. Zij vertaalt de Dolle Minabeweging in een Waalse tegenhanger: Marie Mineur. De naam verwijst naar een figuur uit de arbeidersbeweging van de 19de eeuw maar vertolkt natuurlijk ook de maatschappelijke ‘minderheidspositie’ waarin vrouwen zich bevinden. Jeanne Vercheval wil ook minder geletterde vrouwen uit het arbeidersmilieu bereiken. Ze schrijft mee aan het ‘Rode Boekje van de Vrouw(en)’, waarin theorie over vrouwenbevrijding en –eisen worden gemend met persoonlijke verhalen van vrouwen.

Simone de Beauvoir in Brussel

Feministen van de tweede golf vinden enorm veel inspiratie in een stroom van boeken die hun ongenoegen vertolken en verklaren. Sommige boeken kunnen we zelfs beschouwen als het startsein van een hele beweging. In de Verenigde Staten analyseert Betty Friedan in The Feminine Mystique uit 1963 de frustratie die het huisvrouwenbestaan voor veel vrouwen veroorzaakte. Friedan krijgt zoveel brieven dat ze actief gaat deelnemen aan de Women’s Liberation Movement en de National Organisation of Women (NOW) opricht.

In Europa geeft La deuxième sexe uit 1948 van de Franse filosofe Simone de Beauvoir, en vooral de vertalingen ruim vijftien jaar later, de aanzet. Haar stelling ‘Je wordt niet als vrouw geboren maar tot vrouw gemaakt’ wordt het motto van vele generaties feministen.

In Nederland is het Joke Smit die in 1967 met haar artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ de vinger op de wonde legt. Haar persoonlijke relaas vertolkt het ongenoegen van velen en lokt massale reacties uit. Samen met Hedy d’Ancona richt Smit in 1968 het platform Man Vrouw Maatschappij (MVM) op.

De agenda van Simone de Beauvoir bepaalt dat de Vrouwendag in België niet op 8 maart valt maar op 11 november

In België zoeken de jonge feministische groepen een forum voor het ongenoegen dat ook hier leeft. In 1972 rijpt het idee om een Nationale Vrouwendag te organiseren. Geen studiedag maar een dag van discussie en debat waar iedereen die dat wil het woord kan nemen. Het nieuwe Vlaamse Vrouwen Overleg Komitee (VOK) zal het evenement voorbereiden; Lily Boeykens, voorzitter van de Nederlandstalige Vrouwenraad, trekt mee aan de kar.

Centrale gast op de eerste Vrouwendag is niemand minder dan Simone de Beauvoir. Haar agenda bepaalt dat de Vrouwendag in België niet op 8 maart valt maar op 11 november. De eerste Vrouwendag is met 10.000 deelnemers een gigantisch succes. Het concept blijft en zet elk jaar opnieuw op 11 november actuele vrouwenthema’s op de agenda.

Gelijke kansen: van actie naar beleid

De vrouwenhuizen zijn een typisch fenomeen van het tweedegolffeminisme. Vrouwen zoeken veilige ontmoetingsruimtes waar ze kunnen discussiëren en werken aan hun eigen bewustwording. Mannen zijn er vaak niet welkom, omdat veel vrouwen dan niet vrijuit kunnen spreken. Het draagt bij tot het imago van feministen als mannenhaatsters, hoewel bijna alle organisaties een actieve samenwerking met mannen vooropstellen. De strijd tegen partnergeweld en tegen seksueel geweld is een van de speerpunten van deze beweging. Naast vrouwencafés en –praatgroepen ontstaan vrouwenvluchthuizen, in Nederland beter bekend als ‘blijf-van-mijn-lijfhuizen’ waar mishandelde vrouwen op geheime adressen een schuiloord vinden.

Begin jaren tachtig wordt België bijzonder hard getroffen door een economische crisis. Er gaan stemmen op om de uitkeringen van ‘niet-gezinshoofden’ drastisch te verlagen. Vrouwen verenigd in het actiecomité ‘Vrouwen tegen de Krisis’ komen massaal op straat: ‘vrouwelijke verdiensten zijn geen bijverdiensten!’

Emancipatie begint bij bewustwording maar moet handen en voeten krijgen in concrete beleidsmaatregelen. In België begint de overheid pas in de jaren zeventig met het opzetten van een gelijkekansenbeleid. In 1974, net vóór het Internationale Jaar van de Vrouw in 1975, komt er een Commissie Vrouwenarbeid. In 1985 krijgt het gelijkekansenbeleid een gezicht én een ziel als Miet Smet staatssecretaris wordt voor Maatschappelijke Emancipatie, na 1991 minister van Gelijke Kansen. Met haar taboedoorbrekende campagnes tegen geweld en tegen seksuele intimidatie op het werk bereikt ze een breed publiek. In 1995 komt er ook een Vlaamse minister voor Gelijke Kansen.

Sinds 2002 zorgt het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen op federaal niveau voor het waarborgen van de gelijkheid van vrouwen en mannen en voor de bestrijding van discriminatie op basis van het geslacht.

Baas over eigen hoofd

Aan de universiteiten ontstaan centra voor vrouwen- of genderstudies die de ongelijke verhoudingen tussen vrouwen en mannen op wetenschappelijke wijze verklaren. Ze reiken nieuwe methodes aan die de visies en ervaringen van vrouwen, tot dan toe vaak onzichtbaar, naar boven spitten. Een nieuwe generatie van academische feministes blaast de beweging nieuw leven in.

In Antwerpen gaat het Centrum voor Vrouwenstudies van start, met professor Magda Michielsen. Losse cursussen over uiteenlopende disciplines worden gebundeld in een aanvullende studie die leidt tot een heus diploma ‘Vrouwenstudies’. In 2007 moet het centrum wegens een gebrek aan middelen de deuren sluiten. Nu biedt elke Vlaamse universiteit een beperkt aantal cursussen in genderstudies.

In Nederland ontstaan verschillende scholen. Een van de bekendste is deze van Utrecht waar de flamboyante hoogleraar Rosi Braidotti een mentor was en is voor veel academische activistes. Femke Halsema, tot 2010 politiek leider van GroenLinks, was een van haar pupillen.

Toch heerst in de laatste decennia van de 20ste eeuw een sfeer van ‘postfeminisme’. Heeft de vrouwenbeweging niet alles bereikt? Is feminisme nog wel nodig? Hier, in ons rijke westen, is toch alles goed geregeld…? Niet de goed opgeleide, goed verdienende blanke vrouw moet worden bevrijd, wel meisjes en vrouwen uit andere culturen die nog de oude patriarchale machtswellust ondergaan. Of zo klink toch het discours van enkele ‘witte ridders’ die migrantenvrouwen desnoods manu militari willen emanciperen.

Als reactie op het hoofddoekverbod voor stadspersoneel met publieke functies in Antwerpen, ontstaat in 2007 het actieplatform BOEH! BOEH! wil dat vrouwen zelf beslissen wat ze op hun hoofd dragen, zonder bemoeienis van wie dan ook en komt op voor gelijke rechten voor vrouwen en mannen. Luiden zij een derde golf in of zetten de tweede golf verder? Feit is dat deze beweging feministen van zeer diverse afkomst bij elkaar heeft gebracht: vrouwen uit de migratie discussiëren met vrouwen uit de westerse vrouwenorganisaties. Ze vinden elkaar in het ideaal dat sinds de start van het feminisme vooropstaat: dat alle vrouwen de kans hebben om echt eigen keuzes te maken.

#Metoo

Dit artikel is een geüpdate versie van een artikel dat eerder verscheen in Eos Geschiedenis, nummer 4, 2012. We plaatsten het terug online naar aanleiding van het wereldwijde #metoo-debat. De update dateert van november 2017. Deze laatste paragraaf werd toegevoegd door de redactie.

Nadat de Amerikaanse actrice Alyssa Milano op Twitter vrouwen opriep om ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag te delen, werd de hashtag #metoo in geen tijd wereldwijd trending. De zinsnede werd "bedacht" door de New Yorkse activiste Tarana Burke. Zij schreef in 2006 een blog waarin ze betreurde dat ze in een gesprek met een misbruikte tiener had gezwegen over haar eigen negatieve ervaringen, en niet gewoon "me too" had gezegd. Ze moedigde vrouwen aan om dat in het vervolg wel te doen.

#metoo ging in 2017 viraal op sociale media na de onthullingen dat Harvey Weinstein sinds het begin van de jaren 1990 minstens acht keer tot een minnelijke schikking gekomen was met vrouwen die hem beschuldigd hadden van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tienduizenden vrouwen reageerden met #metoo om te laten weten dat ze ooit in hun leven een afgedwongen seksuele ervaring hadden gehad. Die getuigenissen brachten heel wat "toegedekt" seksueel misbruik en intimidatie aan het licht. Het debat over wat normaal en wat onaanvaardbaar is in de relaties tussen mannen met vrouwen is daarmee helemaal terug van nooit weggeweest.