Hoe vruchtbaar is de man nog?

In het kort

De helft van alle vruchtbaarheidsproblemen is te wijten aan de man. Ook bij jonge mannen lijkt de zaadkwaliteit erop achteruit te gaan.

Vroege oorzaken zijn vervuilende stoffen die zwangere vrouwen binnenkrijgen en doorgeven aan de foetus.

Gezonde en gevarieerde voeding, beweging en minder alcohol verhogen de kwaliteit van de zaadcellen.

Naar schatting 15 procent van de koppels raakt binnen het jaar niet spontaan zwanger. In de helft van de gevallen ligt dat aan de man. De vervuiling van het milieu en zijn levensstijl tasten zijn zaad aan.

Verschillende procedures vormen ook vandaag nog een probleem. ‘Als we een spermastaaltje verdelen en naar tien verschillende laboratoria sturen, dan krijg je nog altijd tien verschillende resultaten terug’, zegt T’Sjoen. Het is al voldoende dat het ene lab een andere telkamer (het objectglaasje waarop je het staaltje aanbrengt) gebruikt dan het andere om een totaal verschillend resultaat te bekomen. Of dat het ene lab de zaadcellen onmiddellijk telt en het andere ze eerst nog invriest. ‘Zelfs als een spermastaal niet optimaal wordt opgevangen en bijvoorbeeld de eerste druppel verloren gaat, vertekent dat de cijfers enorm, want net in die eerste druppel zitten de meeste zaadcellen’, zegt Punjabi.

De onderzoekers hadden verder geen rekening gehouden met welke mannen in de studies waren opgenomen. Waren dat jonge, gezonde mannen die zich hadden aangemeld als spermadonor? Oude mannen die zich wilden laten steriliseren? Of mannen die naar een vruchtbaarheidskliniek waren gekomen omdat ze vruchtbaarheidsproblemen hadden? Deze groepen kan je onderling niet vergelijken, en zijn zeker niet representatief voor de algemene bevolking.

Ook hoe lang de mannen zich hadden onthouden voor ze een staaltje inleverden, hadden de onderzoekers niet onder controle gebracht. ‘Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn de zaadcellen het gezondst wanneer een man twee tot zeven dagen geen seks heeft gehad’, vertelt Punjabi. ‘Wie dagelijks masturbeert, zal minder zaadcellen tellen dan wie zich langer onthoudt. Maar wie te lang geen seks heeft gehad, slaat teveel zaadcellen op in de bijbal, wat ten koste gaat van hun kwaliteit, beweeglijkheid en vorm.’

Gestandaardiseerd onderzoek

Is het aantal zaadcellen dan toch niet afgenomen? ‘Er is nog altijd geen enkele studie die daar een definitief antwoord op kan geven’, zegt Punjabi. ‘Al zijn er wel steeds meer publicaties die in die richting wijzen’, vult T’Sjoen aan. Daartussen zitten ook onderzoeken die wel op een gestandaardiseerde manier werden uitgevoerd.

Een daarvan was de studie van Matthieu Rolland van het Institut de Veille Sanitaire in het Franse Saint-Maurice dat in april 2014 werd gepubliceerd. Rolland onderzocht 26.609 mannen van gemiddeld 35 jaar die zich tussen 1989 en 2005 hadden aangemeld bij een van 126 grote Franse vruchtbaarheidscentra. Voor al deze mannen was het de eerste keer dat ze een beroep deden op geassisteerde medische bevruchting. Telkens deden ze dat omdat hun partner verstopte of afwezige eileiders had en daardoor volledig onvruchtbaar was. Met de mannen was er op het eerste gezicht niets aan de hand.

Uit de resultaten bleek dat het aantal zaadcellen van dertigers in een tijdspanne van 17 jaar was gedaald van gemiddeld 73,6 miljoen per milliliter sperma naar 49,9 miljoen. Bovendien daalde het aantal zaadcellen dat in goede vorm was van 60,9 miljoen per milliliter in 1989 naar 39,2 miljoen in 2005. Er was ook goed nieuws: de beweeglijkheid van de zaadcellen was door de jaren heen lichtjes gestegen. In 1998 was 48,2 procent van de zaadcellen in staat vlotjes naar een eicel te zwemmen, in 2005 53,6 procent.

Recenter, in januari van dit jaar, publiceerde Wenbing Zhu van de universiteit van Hunan in China de resultaten van zijn studie bij 30.636 jongvolwassen mannen die zich tussen 2001 en 2015 hadden aangemeld bij de spermabank van de provincie Hunan. Om te zien of ze wel geschikt waren als spermadonor werden hun zaadcellen onderzocht op aantal, vorm en beweeglijkheid.

De onderzoekers stelden bij al deze parameters een dalende trend vast. Het aantal zaadcellen was de voorbije 15 jaar gedaald van 68 miljoen per milliliter sperma naar 47 miljoen. De hoeveelheid beweeglijke zaadcellen was teruggevallen van 34 miljoen per milliliter naar 21 miljoen. De vorm zat in 2001 goed bij 31,8 procent van de zaadcellen, in 2015 nog maar bij 10,8 procent. De onderzoekers concludeerden dat er in 2015 nog maar 17,80 procent van de kandidaten geschikt was om zaadcellen te doneren, terwijl er dat in 2001 nog 55,78 procent waren.

Reden tot bezorgdheid

Uit de analyse van zijn sperma blijkt dat Remi 41 miljoen zaadcellen per milliliter sperma telt. Is dat een probleem? Volgens de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie niet. Volgens hen moet een gezond ejaculaat ten minste 15 miljoen zaadcellen per milliliter sperma bevatten. Toch vindt androloog Ahmed Mahmoud van het UZ Gent zijn resultaat niet geruststellend. ‘Uit een studie van Jens Peter Bonde van het universitair ziekenhuis van Aarhus in Denemarken blijkt dat een man 40 miljoen zaadcellen per milliliter sperma nodig heeft om een vrouw binnen het jaar te bevruchten. Telt hij er minder, dan zakt de kans op een spontane zwangerschap spectaculair snel.’ Remi zit nog niet op dat punt, maar komt er toch gevaarlijk dicht bij.

Wat de vorm en de beweeglijkheid van de zaadcellen betreft, schrijft de Wereldgezondheidsorganisatie voor dat meer dan 32 procent een goede mobiliteit moet hebben en meer dan 4 procent normaal gevormd moet zijn. Remi haalt die normen niet, waardoor zijn zaadcellen Eva’s eicel moeilijker kunnen bereiken en ze minder snel zwanger raakt.

Uit recent onderzoek wordt ook steeds duidelijker dat het DNA van de zaadcellen vaak schade heeft opgelopen, ook als ze er op het eerste gezicht nog helemaal goed uitzien, zowel in vorm als in beweeglijkheid. Die schade leidt tot minder kans op zwangerschap omdat de vorming van een embryo in het gedrang komt, een hoger risico op miskramen omdat de innesteling van een embryo moeilijker verloopt, en een mogelijk hoger risico op kinderen met schizofrenie, autisme, bipolaire stoornissen en kanker.

Omgeving en levensstijl

Waar komen Remi’s problemen vandaan? Voor een stuk ligt het aan onze omgeving. Via onze voeding, ademhaling en huid krijgen we tal van vervuilende stoffen binnen.

Een van de grootste boosdoeners daarbij zijn endocriene verstoorders, oestrogeenachtige stoffen die het mannelijk hormoon blokkeren. Je vindt ze in gechloreerde pesticiden, weekmakers die verpakkingen van voedingswaren soepel maken, en gebromeerde vlamvertragers die verwerkt zitten in onder meer verpakkingen, kledij en meubels. Wordt een zwangere vrouw eraan blootgesteld, dan komen die stoffen via de placenta bij de foetus terecht. Gebeurt dat tussen de zevende en de twaalfde week van de zwangerschap, het moment waarop de teelballen gevormd worden, dan dreigt de ontwikkeling ervan fout te lopen. ‘De gevolgen daarvan uiten zich pas vele jaren later’, zegt Mahmoud. Wellicht werd Remi’s moeder eraan blootgesteld tijdens haar zwangerschap, waardoor Remi nu minder zaadcellen en minder testosteron aanmaakt.

Minder testosteron leidt op zijn beurt tot een hoger risico op niet-ingedaalde teelballen, hypospadie (een afwijking waarbij de plasbuis niet aan de top van de penis uitkomt) en teelbalkanker. Ook van deze aandoeningen zijn er aanwijzingen dat ze steeds vaker voorkomen. ‘Mannen zijn er zich te weinig van bewust dat een verminderde aanmaak van zaadcellen en teelbalkanker eenzelfde oorzaak kunnen hebben’, vertelt uroloog Gert Dohle van het Erasmus MC in Rotterdam. ‘Wie te weinig zaadcellen produceert, laat zich het best op teelbalkanker testen.’

Remi’s problemen kunnen ook te maken hebben met zijn levensstijl. ‘Mannen kunnen de kwaliteit van hun zaadcellen voor een stuk zelf bepalen’, zegt T’Sjoen. ‘Meestal volstaat het om de gangbare gezondheidsadviezen op te volgen: stoppen met roken, minder alcohol drinken, gezonder en gevarieerder eten, meer bewegen, een gezond gewicht aanhouden, psychologische stress vermijden … (zie ‘Gezonde zaadcellen krijg je zo’). Soms kunnen we mannen specifiekere adviezen geven: wie vaak anabole steroïden gebruikt of geregeld marihuana rookt, kan daar maar beter mee stoppen. Ook alles wat de temperatuur van de teelballen verhoogt, laat Remi beter achterwege.’

Uiteraard heeft Remi niet alles in de hand. Wordt hij op zijn werk vaak blootgesteld aan giftige stoffen of hitte, dan kan hij daar niet zomaar weg. En om het milieu minder vervuilend te maken, moet vooral de overheid maatregelen nemen.

Natuurlijke selectie

Na een jaar geraakt 80 tot 90 procent van de koppels spontaan zwanger, na twee jaar 90 tot 95 procent. Eva en Remi behoren tot de vijf procent bij wie het niet spontaan lukt. Zijn Remi’s problemen niet op te lossen met een verandering van levensstijl of met een medische interventie, dan kunnen ze nog altijd hun toevlucht nemen tot een geassisteerde medische bevruchting. Bij ivf of in-vitrofertilisatie worden eicellen buiten het lichaam bevrucht met zaadcellen. Bij ICSI of intracytoplasmatische sperma-injectie wordt een geschikte zaadcel in het lab rechtstreeks in de eicel geïnjecteerd.

Maar ook die vruchtbaarheidstechnieken zijn niet zonder gevaar. Ze omzeilen de natuurlijke selectie, die ervoor zorgt dat zo weinig mogelijk schade aan een volgende generatie wordt doorgegeven. Zo zijn zaadcellen met beschadigd DNA meestal minder beweeglijk en slagen ze er zelden in de eicel te bereiken. Wetenschappers vrezen dat zonder die natuurlijke selectie Remi zijn verminderde vruchtbaarheid zou kunnen doorgeven aan zijn zonen.

Een team onder leiding van professor Herman Tournaye zocht uit of dat inderdaad zo is. Tournaye is werkzaam aan het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde van het UZ in Jette, waar de ICSI-techniek in 1992 werd ontwikkeld. Tussen maart 2013 en april 2016 vergeleek hij de spermakwaliteit van 54 twintigers die tussen 1992 en 1996 met ICSI waren verwekt met die van 57 leeftijdsgenoten die rond dezelfde periode waren geboren na een spontane zwangerschap.

De spermastalen van de ICSI-jongens telden gemiddeld aanzienlijk minder zaadcellen per milliliter sperma dan die van de controlejongens – 17,7 miljoen tegenover 37 miljoen. Ook het totale aantal zaadcellen in hun spermastaal lag beduidend lager dan in dat van de controlegroep – 31,9 miljoen tegenover 86,8 miljoen. En zelfs de hoeveelheid beweeglijke zaadcellen lag ver uiteen – 12,7 miljoen tegenover 38,6 miljoen.

De kwaliteit van het sperma van de ICSI-jongens was dus duidelijk slechter dan dat van de jongens die zonder hulp waren verwekt. Maar of dit ook betekent dat ICSI-zonen de verminderde vruchtbaarheid van hun vaders erven, is volgens Tournaye te kort door de bocht. ‘De spermakwaliteit van de zonen in onze studie kwam niet altijd lijnrecht overeen met de spermakwaliteit van hun vaders. Er is altijd een genetische achtergrond, waardoor een slechtere zaadkwaliteit een familiaal patroon vertoont. Maar er moeten zeker ook andere factoren hebben meegespeeld, zoals de omgeving, ontwikkelingsstoornissen in de baarmoeder enzoverder.’

Remi is gestopt met roken, gaat wat meer bewegen en eet gezonder. Eva en hij hebben besloten het nog een jaartje op de natuurlijke manier te proberen. 

Koppels moeten beseffen dat ze de vrouw tal van ingrijpende onderzoeken kunnen besparen als ze eerst de man laten testen
Vrouwen kunnen ingrijpende onderzoeken vermijden als de man eerst een spermastaal laat nemen

Eva en Remi zitten in de wachtzaal van de gynaecoloog. Ze maken zich zorgen. Toen ze afgestudeerd waren, stelden ze hun kinderwens nog enkele jaren uit om aan hun carrière te werken. Maar op hun 33ste besloten ze er toch voor te gaan. Dat is nu twee jaar geleden en Eva is nog altijd niet zwanger.

Volgens endocrinoloog Guy T’Sjoen van het UZ Gent is het een heel herkenbaar scenario dat koppels met vruchtbaarheidsproblemen pas hulp zoeken wanneer het bijna te laat is en dat ze daarvoor eerst bij een gynaecoloog terechtkomen. ‘Om de een of andere reden ligt de drempel om naar een androloog te stappen veel hoger’, vertelt hij. ‘En dat is totaal onterecht. Op honderd koppels met vruchtbaarheidsproblemen ligt dat bij een derde aan de man, bij een derde aan de vrouw en bij een derde aan allebei.’

Bovendien is het een wijdverspreide misvatting dat mannen een leven lang perfect vruchtbaar blijven. Iedereen weet dat het aantal eicellen en de kans op een spontane zwangerschap bij een vrouw snel afneemt na haar 35ste. Dat ook bij een man de kwaliteit van het sperma afneemt na zijn 35ste is veel minder bekend. Als oudere mannen toch kinderen krijgen, is dat vaak te danken aan de gezonde eicellen van hun jongere vrouw, die de slechte kwaliteit van hun zaadcellen compenseren.

Verder zijn de onderzoeken die een vrouw moet ondergaan om na te gaan of ze verminderd vruchtbaar is, veel belastender dan die bij een man. Waar een vrouw vaak een gynaecologische echo moet ondergaan om de baarmoeder en eierstokken na te kijken, een kijkoperatie om endometriose uit te sluiten, een hysteroscopie om de baarmoederholte na te kijken en een infectie uit te sluiten, en een HyFoSy-echo om de doorgankelijkheid van de eileiders te testen, volstaat het bij een man vaak om een spermastaaltje in te leveren. Het is hoog tijd dat koppels als Eva en Remi beseffen dat ze de vrouw tal van ingrijpende onderzoeken kunnen besparen door eerst uit te zoeken of er niets scheelt bij de man.

Alarmbel

Dat vruchtbaarheidsproblemen in de helft van de gevallen aan de man te wijten zijn, ligt uiteraard niet alleen aan hun leeftijd. Ook jonge mannen hebben steeds vaker problemen. De eersten die daarover de alarmbel luidden, waren Deens endocrinoloog Niels Skakkebaek en gynaecologe Elisabeth Carlsen. Zij bestudeerden 25 jaar geleden 61 wetenschappelijke artikelen die tussen 1938 en 1991 waren gepubliceerd over de spermakwaliteit van in totaal 14.947 mannen. Uit hun analyse bleek dat de hoeveelheid zaadcellen in hun sperma de voorbije vijftig jaar drastisch was gedaald: in 1940 telden onderzoekers gemiddeld 113 miljoen zaadcellen per milliliter sperma, in 1990 nog amper 66 miljoen.

Skakkebaek en Carlsen kregen bakken kritiek over zich heen. Sceptici vonden dat je de resultaten van technieken uit de jaren veertig niet zomaar kon vergelijken met die van nu. Terecht, stelt professor Usha Punjabi, hoofd van het IVF-laboratorium van het UZ Antwerpen. ‘Om tellingen van zaadcellen correct met elkaar te vergelijken, moet de procedure waarmee je die hebt uitgevoerd exact overeenkomen. Dat was in dit geval volledig uitgesloten.’