Hormoonverstoorders: zo speelt u op veilig

Experts waarschuwen voor hormoonverstoorders in verpakkingen, kledij en voeding. Ze worden in verband gebracht met tal van ziektes. Hoe bang moeten we zijn voor hormoonverstorende stoffen?

Ze zitten in plastic verpakkingen, cosmetica, kledij en conservenblikken. In speelgoed, meubels en voeding. Ze worden in verband gebracht met verminderde vruchtbaarheid, een verstoorde ontwikkeling, obesitas, diabetes en verschillende kankers. Hoe bang moeten we zijn voor hormoonverstorende stoffen?

Zo’n 157 miljard euro. Zoveel kost de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen in de Europese Unie ons jaarlijks. Dat berekende een internationaal team experts in maart in het Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism. Volgens de wetenschappers liggen hormoonverstorende stoffen, endocrine disrupting chemicals of EDC’s, mee aan de basis van tal van gezondheidsproblemen zoals een verlaagd IQ, autisme, ADHD, obesitas, diabetes en onvruchtbaarheid. Vervolgens brachten ze daarvan de medische en economische kosten in kaart.

EDC’s zijn chemische stoffen die de werking van hormonen in ons lichaam in de war kunnen sturen. De lijst is lang en bevat naast bepaalde zware metalen, dioxines en pcb’s ook sommige pesticiden, ftalaten, parabenen en bisfenolen. Vaak gaat het om stoffen in alledaagse gebruiksvoorwerpen zoals voedselverpakkingen, speelgoed, verzorgingsproducten en kledij. Ze komen in contact met onze huid, we ademen ze in en we krijgen ze binnen via onze voeding. Vrijwel iedereen draagt een of meerdere EDC’s mee in zijn lichaam. Dat blijkt onder meer uit het Vlaams Humaan Biomonitoringsprogramma, waarbij gehaltes aan vervuilende stoffen in het lichaam van 650 proefpersonen werden bepaald. Bij 99,5 procent van hen bevatte de urine bisfenol A. Sporen van sommige organofosfaten, veel gebruikte insecticiden, kwamen bij meer dan 90 procent van de proefpersonen voor.

‘Ons onderzoek toont aan hoe hoog de kost van blootstelling aan wijdverspreide EDC’s is’, zegt Juliette Legler (Vrije Universiteit Amsterdam), een van de hoofdauteurs van de recente studie. ‘Onze schatting is bovendien een onderschatting, want we keken naar een beperkt aantal stoffen en effecten.’ In 2012 kwam het rapport State of the Science of Endocrine Disrupting Chemicals van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ook al tot de conclusie dat de gevolgen van blootstelling aan EDC’s mogelijk ernstig worden onderschat.

Verstoorde ontwikkeling

Hormonen spelen in ons lichaam een cruciale rol als informatiedrager. Ons endocrien systeem bestaat uit een aantal klieren die hormonen produceren, zoals de schildklier, de bijnieren en de hypothalamus. Die hormonen binden op receptoren elders in het lichaam. Ze spelen een essentiële rol in onze groei en ontwikkeling, ons immuunsysteem, onze stofwisseling en bij de voortplanting.

EDC’s gedragen zich als onze eigen hormonen, of binden op hormoonreceptoren. Daardoor kunnen ze die processen verstoren. Het potentiële effect van EDC’s hangt af van de timing. Tijdens bepaalde levensfasen, zoals de ontwikkeling in de baarmoeder en de pubertijd, is de gevoeligheid voor hormoonverstorende stoffen groter.

Dat EDC’s het hormonale systeem kunnen ontregelen, en dat dat nadelige gevolgen kan hebben, staat niet ter discussie. Dat maakte het geneesmiddel di-ethylstilbestrol (DES) duidelijk. DES is een krachtig oestrogeen dat van de jaren 1940 tot 1970 werd toegediend aan zwangere vrouwen met een verhoogd risico op een miskraam. DES bleek inderdaad te werken. Maar het deed nog meer dan miskramen te voorkomen. De dochters van de vrouwen die het geneesmiddel hadden gekregen liepen een hoger risico op misvormingen aan het voortplantingsstelsel en op borst- en vaginakanker. ‘DES-dochters’ kregen vaker miskramen en zetten vaker baby’s met een te laag geboortegewicht op de wereld.

Ook waarnemingen bij wilde dieren deden de bezorgdheid over de effecten van EDC’s toenemen. Een bekend voorbeeld is de vermannelijking van vrouwelijke zeeslakken na blootstelling aan tributyltin, dat op de romp van schepen werd aangebracht om algengroei te voorkomen, en inmiddels is verboden. Grijze zeehonden in de Baltische zee met veel pcb’s in het lichaam bleken vaker gezwellen in de baarmoeder te hebben. En alligators die in de jaren 1980 in Florida na een ongeluk werden blootgesteld aan hoge dosissen van bepaalde pesticiden vertoonden vaker afwijkingen aan de geslachtsorganen. Recenter zijn ook onvruchtbaarheid bij sitkaherten in Alaska en verlaagde testosteronspiegels en kleinere teelballen bij ijsberen in verband gebracht met blootstelling aan EDC’s.

Dierproeven in het lab laten eveneens duidelijke effecten van EDC’s zien. Zo blijkt uit experimenten met ratten en muizen onder meer dat blootstelling aan verschillende EDC’s tijdens de zwangerschap kan leiden tot een verstoorde ontwikkeling, verminderde vruchtbaarheid, een hoger gewicht, een verhoogd risico op kankers en afwijkingen aan het voortplantingsstelsel bij de nakomelingen.
 

Meer ziektes

Het rapport van de WHO wijst erop dat samen met het gebruik van EDC’s een aantal gezondheidsproblemen waarbij hormonen een rol spelen, in verschillende delen van de wereld de voorbije decennia is toegenomen. ‘Het punt is niet dat EDC’s dé oorzaak zijn van die ziektes’, zegt Greet Schoeters, hoogleraar Milieu en Gezondheid aan de Universiteit Antwerpen en leider van het Vlaams Humaan Biomonitoringsprogramma. ‘Daarbij spelen meerdere factoren een rol. Maar blootstelling aan EDC’s, zeker in het begin van het leven, verhoogt je risico op bepaalde ziektes wel. Zo kan een verstoorde stofwisseling ertoe bijdragen dat je, als je ongezond eet en weinig beweegt, sneller bijkomt.’ De explosie van het aantal gevallen van obesitas en diabetes is een van de voorbeelden die het WHO-rapport aanhaalt.

Daarnaast laten verschillende studies zien dat de spermakwaliteit de voorbije vijftig jaar is afgenomen. In verschillende landen kampt twintig tot veertig procent van de mannen vandaag met verminderde vruchtbaarheid – waarbij hun sperma minder dan veertig miljoen zaadcellen per milliliter bevat. Ook het aantal gevallen van niet-ingedaalde teelballen en hypospadie, waarbij de plasbuis niet uitmondt in de top maar aan de onderkant van de penis, is in veel landen gestegen. Net als mannen hebben ook vrouwen vaker vruchtbaarheidsproblemen. Meisjes komen vroeger in de pubertijd en in veel landen komen vroeggeboortes en een te laag geboortegewicht vaker voor.

Het WHO-rapport wijst verder op de toename van hersenontwikkelingsstoornissen zoals autisme, ADHD en leerproblemen. Tot slot neemt ook een aantal hormoongevoelige kankers toe, zoals borst-, eierstok-, baarmoederslijmvlies-, prostaat-, schildklier- en teelbalkanker.

Of de cijfers ook écht een toename van die aandoeningen weerspiegelen, is niet altijd even duidelijk. Zo is de aandacht voor ADHD toegenomen en screenen artsen intensiever op allerlei kankers. Ook de stelling dat de spermakwaliteit daalt, blijft omstreden omdat die van erg veel factoren afhankelijk is en op verschillende manieren wordt gemeten. Toch is er, alles bij elkaar genomen, volgens het WHO-panel voldoende bewijs voor een toename van hormoongevoelige gezondheidsproblemen, en is het ‘waarschijnlijk’ dat EDC’s daarbij een rol spelen. Een rapport in opdracht van de Europese Commissie kwam tot eenzelfde conclusie.

Veilige dosis?

De potentiële effecten van EDC’s zijn duidelijk, maar de grote vraag is of ze ook schadelijk zijn in de concentraties waaraan we dagelijks worden blootgesteld. Net als in het DES-verhaal, werden wilde dieren waarbij schadelijke effecten zijn vastgesteld vaak aan hoge dosissen blootgesteld. Ook proefdieren krijgen vaak hogere dosissen te slikken dan u en ik. Bovendien is een dier geen mens, en blijft het altijd de vraag in hoeverre conclusies op basis van dierproeven van toepassing zijn op de mens.

Volgens de klassieke toxicologie maakt de dosis het vergif. Boven een bepaalde drempel wordt een stof schadelijk, daaronder is er geen gevaar – met uitzondering van stoffen die ons DNA beschadigen. Het is nog onduidelijk in hoeverre dat voor EDC’s het geval is. Sommige studies doen vermoeden dat de relatie tussen dosis en effect voor bepaalde EDC’s een bijzonder verloop kent. Ze zijn bijvoorbeeld erg actief in hoge én in lage dosissen, en niet daar tussenin, of net omgekeerd. Tot dusver is het niet duidelijk hoe alomtegenwoordig en belangrijk dergelijke effecten bij lage dosissen zijn.

Het is niet makkelijk om schadelijke effecten van EDC’s bij mensen aan te tonen. Studies waarbij een groep proefpersonen blootgesteld wordt aan een bepaalde stof en een andere groep niet, zijn om ethische en praktische redenen onmogelijk. Daarom moeten wetenschappers op zoek naar andere vormen van bewijs.

Epidemiologische studies, die voor een groep mensen zowel de blootstelling aan EDC’s als het voorkomen van bepaalde gezondheidsproblemen in kaart brengen, spelen daarbij een belangrijke rol. Dergelijke studies vonden onder meer een verband tussen blootstelling aan ftalaten en bisfenol A tijdens de zwangerschap en een verhoogd risico op overgewicht bij het kind. Blootstelling van de foetus aan organofosfaatpesticiden en de vlamvertrager PBDE bleek gelinkt met verminderde cognitieve ontwikkeling en een lager IQ. En een hoge blootstelling aan pcb’s gaat gepaard met een hoger risico op borstkanker, verminderde spermakwaliteit en een laag geboortegewicht. Voor veel stoffen is dit soort studies echter niet beschikbaar, of spreken de weinige onderzoeken elkaar tegen. Eenvoudig is het onderzoek zeker niet: het gaat om subtiele effecten, je moet de blootstelling op het juiste moment meten én de proefpersonen lang genoeg opvolgen. Dat we aan een mengsel van stoffen worden blootgesteld, en dat de schadelijke effecten die ze veroorzaken meerdere oorzaken hebben, maakt het er niet makkelijker op. Bovendien kunnen epidemiologische studies wel een verband aan het licht brengen, maar leveren ze geen bewijs voor een oorzakelijk verband.

Dus wikken en wegen wetenschappers alle beschikbare studies – bij mensen en dieren – om te beoordelen hoe sterk het bewijs voor schadelijke effecten is. Legler en haar collega’s pasten een techniek toe die ook het VN-klimaatpanel IPCC gebruikt, waarbij ze op basis van alle beschikbare gegevens aangeven hoe waarschijnlijk het is dat bepaalde EDC’s bepaalde gezondheidseffecten veroorzaken. Zo achten ze het 70 tot 100 procent waarschijnlijk dat blootstelling aan organofosfaatpesticiden en de vlamvertrager PBDE leiden tot IQ-verlies, en 40 tot 69 procent waarschijnlijk dat ftalaten mee aan de basis liggen van onvruchtbaarheid en obesitas. Voor sommige stoffen en effecten is het bewijs zwakker, of is er simpelweg nog onvoldoende onderzoek gedaan.

Topje van de ijsberg

Maar niet iedereen interpreteert de beschikbare studies op dezelfde manier. Volgens sommige experts is onze blootstelling aan EDC’s zo laag dat we ons geen grote zorgen hoeven te maken.

Doordat we aangewezen zijn op het oordeel van wetenschappers sluipt er onvermijdelijk een beetje subjectiviteit in het proces’, zegt Olwenn Martin, verbonden aan het Centre for Toxicology aan Brunel University London en een van de auteurs van het rapport in opdracht van de Europese Commissie. ‘Niet iedereen komt tot dezelfde conclusies.’ Dat bleek ook eerder dit jaar toen de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) een rapport uitbracht waarin ze besloot dat de blootstelling aan bisfenol A geen risico inhoudt voor de consument, omdat die ruim onder de veilig geachte dosis blijft. Een conclusie die Deense wetenschappers van het National Food Institute prompt in twijfel trokken, onder meer omdat de veilige dosis die EFSA hanteert te hoog zou liggen. Op dit moment analyseert ook het RIVM de bevindingen van EFSA.

Veel zekerheden over de effecten van EDC’s zijn er niet, en het zal nog even duren voor die er komen. Zo is het niet duidelijk aan hoeveel EDC’s we precies worden blootgesteld. Volgens het WHO-rapport is van een achthonderdtal stoffen bekend dat ze met het hormonale systeem interfereren. Maar slechts voor een beperkt aantal stoffen worden onze blootstelling en mogelijke effecten in kaart gebracht. Die vertegenwoordigen volgens de experts maar het ‘topje van de ijsberg’. Evenmin is duidelijk wat het totale effect van die cocktail is. Moeten we de effecten van verschillende stoffen gewoon optellen, versterken ze elkaar of heffen ze elkaar op?

‘Vaak is ook niet bekend welke chemicaliën er in producten zitten, want bedrijven hoeven dat niet bekend te maken’, zegt Åke Bergman, hoofdauteur van het WHO-rapport. ‘De regelgeving beschermt de burger onvoldoende.’

Wetenschappers pleiten voor veiligheidstests voor chemische stoffen die ook rekening houden met EDC’s. Dat is nu te weinig het geval. Ook de Belgische Hoge Gezondheidsraad formuleerde al zo’n advies.

Het gebruik van een handvol stoffen, waaronder bisfenol A en de ftalaat DEHP, is al aan banden gelegd. ‘Maar of de stoffen die hen vervangen veel veiliger zijn, is niet duidelijk’, zegt Greet Schoeters. Volgens sommige wetenschappers is het, uit voorzorg, beter om de blootstelling aan EDC’s zoveel mogelijk te beperken, zeker voor zwangere vrouwen en jonge kinderen (zie ‘Zo speelt u op veilig’). Kind en Gezin verspreidde eerder dit jaar een folder met tips. ‘De blootstelling aan EDC’s beperken is een taak voor de overheid’, vindt Martin. ‘Niet voor de consument, en zeker niet voor zwangere vrouwen, die al zoveel aan hun hoofd hebben.’ Volgens Legler wachten regelgevers beter niet op zekerheid. ‘Die komt er misschien nooit. Kijk hoe lang het duurt voor de schadelijke effecten van lood en asbest zijn erkend. Daar moeten we lessen uit trekken.’

Zo speelt u op veilig:

- Eet biologisch. Biologische producten bevatten minder residu’s van pesticiden.
- Vermijd voedsel uit blik. De coating aan de binnenkant van conservenblikken bevat vaak BPA.
- Verwarm geen eten in plastic schaaltjes en dozen in de microgolfoven. Glas of porselein zijn een alternatief.
- Vermijd voedselverpakkingen van polycarbonaat, dat vaak BPA bevat.
- Koop fopspenen, zuigflessen en speelgoed dat BPA-vrij is.
- Maak geregeld schoon om de blootstelling van rondkruipende kinderen via handen en mond te beperken.
- Vermijd verzorgingsproducten met parabenen. Dat staat vaak aangegeven op het etiket. Ftalaten zitten vaak in producten van PVC. Ftalaten zoals BzBP, DEP en DMP worden soms op het etiket vermeld.
- Was nieuwe kleren voor u ze draagt. Foto’s en logo’s op textiel bevatten vaak PVC-coatings en ftalaten. Kleding met anti-microbiële eigenschappen kan tributyltin bevatten.