Bodembacteriën maken korte metten met lachgas

Lachgas (N2O) is als broeikasgas wel driehonderd keer zo krachtig als CO2. Welbepaalde bacteriën kunnen helpen het goedje uit de lucht te halen.

Je hoort er zelden iets over, maar lachgas (N2O) is voor bijna tien procent verantwoordelijk voor het versterkte broeikaseffect. Dat komt vooral door z’n warmte-absorberende potentieel: dat is maar liefst driehonderd keer zo groot als bij CO2, de belangrijkste aandrijver van de klimaatopwarming. Bovendien blijft lachgas zeer lang in de atmosfeer hangen – zelfs langer dan een eeuw.

De (zij het beperkte) uitstoot van lachgas in de atmosfeer komt vooral van de landbouw (via bemesting van akkers) en van de chemische industrie (bijvoorbeeld via de productie van nylon). Geregeld gaan er stemmen op om die uitstoot aan banden te leggen, ook al omdat lachgas schadelijk is voor de ozonlaag. Maar in tegenstelling tot de cfk’s indertijd zijn er nauwelijks anternatieven voorhanden.

Misschien kunnen bepaalde bodembacteriën een handje helpen. Het is geweten dat bepaalde bateriën die in de bovenste grondlagen leven – en die dus toegang hebben tot de lucht – lachgas kunnen ‘ademen’ in plaats van zuurstof. Ze doen dit vooral als er een gebrek is aan het laatste.

Britse wetenschappers hebben in het metabolisme van deze bodembacteriën nu het eiwit kunnen identificeren dat hiervoor zorgt. Ze ontdekten dat dit eiwit enkel goed functioneert in bodems waar voldoende koper en zwavel aanwezig is. Is dat het geval, dan schakelen de bacteriën die over het eiwit beschikken vrij gemakkelijk over op een lachgasmetabolisme.

Als de onderzoekers nu nog een manier kunnen vinden om het zuurstofgehalte in de directe omgeving van de bodems waarin de bacteriën leven, te verminderen (zonder de concentratie lachgas aan te tasten), dan hebben ze een handige manier gevonden om alvast één hardnekkig broeikasgas aan te pakken.


Gerelateerde artikels

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

De aanpassing van het leven op aarde aan veranderende omgevingen is mogelijk  door natuurlijke selectie op basis van individuele verschillen. Deze (genetische) diversiteit binnen soorten staat echter onder druk. Het blijkt dat we als mensen onze strategieën moeten aanpassen om deze verschillen te monitoren, en zo onze biologische hulpbronnen optimaal te beheren.  Als we willen blijven profiteren van de diensten van de natuur, kunnen we maar beter deze grondstoffen van natuurlijke evolutie in de gaten houden zodat soorten zich kunnen blijven aanpassen aan veranderingen in hun omgeving.