De delicate toestand van een delicatesse

Sluizen laten gigantische schepen door, maar de zalm geraakt er amper langs. Een verhaal van zoekgedrag, gemiste kansen, tevergeefse pogingen, desoriëntatie en verwondingen.

Het water kleurt zilvergrijs. De rivier zwelt op uit zijn bedding en dreigt uit zijn oevers te treden. Gestroomlijnde lichamen vormen een dynamische massa die zich tegen de stroming in beweegt, in een laatste krachtmeting, een laatste uitdaging van de natuur om het nageslacht te verzekeren. Daarna hebben de zalmen hun taak volbracht en worden ze voedsel voor de roofdieren.

Een natuurfenomeen waar we in onze streken alleen kunnen van dromen. Als er in de Maas al eens een zalm stroomop zwemt, wordt het diertje opgevist om er kunstmatig mee verder te kweken. Dit maakt deel uit van een heruitzettingsprogramma om terug zalm in de Belgische rivieren te krijgen. Jonge zalmen worden uitgezet in de hoop dat ze de zee bereiken, er volwassen worden en ooit terugkeren om te paaien. In 2002, bijna 70 jaar nadat onze zalm verdwenen was, zwom het eerste exemplaar terug de Maas op. Meer succesvol dan een tiental per jaar is het sindsdien echter niet geworden.

In 2002 zwom de eerste zalm terug de Maas op

De problemen beginnen al bij de jonge zalmen die hun weg naar zee zoeken, gehinderd door talrijke barrières. Het effect van bijvoorbeeld dammen en waterkrachtcentrales is al meermaals bestudeerd. De impact van sluizen bleef tot nu toe onderbelicht, ondanks dat hun aantal wereldwijd stijgt. Daar brengt mijn doctoraat verandering in. Met een systeem van zenders en ontvangers konden we zien welke problemen een zeewaarts migrerende zalm ondervindt aan een sluis.

Een kruisweg onder de loep

In de kwekerij van Erezée in Wallonië worden de onderschepte zalmen gebruikt om de volgende generatie zalmpjes te kweken. Met een honderdduizendtal worden ze jaarlijks uitgezet in kleine grindriviertjes die aftakken van de Maas. In de lente, als ze voldoende zijn gegroeid, beginnen ze hun tocht naar zee.

Ter hoogte van Luik staan ze voor de keuze: verder zwemmen via de Maas, of afslaan naar het Albertkanaal. Wat hen in de Maas te wachten staat, weten we min of meer. In de 300 km die hen nog rest om via Nederland de delta te bereiken, komen ze verscheidene dammen tegen. Aan de meeste van deze dammen zijn vistrappen gebouwd. Via deze vistrappen kunnen volwassen zalmen die stroomop zwemmen, de dam omzeilen. Onze jonge zalmen op weg naar zee, zijn er echter niet veel mee. Zij volgen de hoofdstroom, wat energetisch het meest efficiënt is. Die gaat niet langs de vistrap, maar door de turbines van de waterkrachtcentrale, met het risico op verwonding of vermaling tot gevolg.

Wie langs de Maas zwemt, loopt het risico vermalen te worden in turbines. Wie het Albertkanaal verkiest, moet zes sluiscomplexen overbruggen.

Minder duidelijk was tot voor kort wat er precies gebeurt als ze het Albertkanaal in zwemmen. Om dat beter te begrijpen, plantten we een 70-tal jonge zalmen een zendertje in. In het kanaal zijn er zes sluiscomplexen, met telkens drie sluizen naast elkaar. Ongeveer een kilometer stroomop van één van die sluiscomplexen, lieten we de gezenderde zalmen te water. Niet te ver, zodat onze zalmen (en dure zenders!) niet allemaal in aalscholvers zouden verdwijnen, maar ook niet te dicht, om zo goed mogelijk een natuurlijke situatie te creëren. Met behulp van ontvangers, verspreid over een zone rond en in het sluiscomplex, konden we hun bewegingen en gedrag precies volgen.

De sluis-challenge

Een groot deel van de tijd gebeurt er weinig aan zo’n sluiscomplex, tenminste in vistermen: er is amper stroming waar te nemen. Dan zwemt zo’n zalm lichtjes verdwaasd rond: waar moeten we nu naartoe voor die beloofde zee? Als ze niet opletten, zwemmen ze te ver terug stroomopwaarts en missen ze hét moment: gemiddeld wordt één keer per uur één van de drie sluizen versast.

Bij gebrek aan stroming, zwemt de zalm gedesoriënteerd rond voor het sluiscomplex (rode lijn).

Met ontvangers geïnstalleerd in het kanaal (groene bolletjes), konden we de gezenderde vis volgen in de buurt van het sluiscomplex.

Bij zo’n versassing stroomt gedurende een tiental minuten water naar een vulriool aan weerskanten van de sluis om ze te vullen. Voor de zalm is het een dilemma: nu is er wel duidelijk een stroming, maar die is zo sterk dat het ruikt naar gevaar. Twijfelt het visje te lang: kans gemist. Waagt het zijn kans, dan is het hout vasthouden voor een goede afloop in deze wilde passage door het vulriool. Vijf zalmen die deze weg hadden gevolgd, bleven nog maanden signalen uitzenden in de sluis. Althans, hun zender. De dieren zelf hadden het vermoedelijk niet overleefd.

Aangekomen in de sluis, is het opletten geblazen: zodra het water in de sluis op niveau staat van het hoger gelegen stuk kanaal, gaan de deuren open, zodat schepen uit en in kunnen varen. Dit is echter de richting waar onze zalm net vandaan komt. Met een beetje pech, zwemt deze dus terug de sluis uit en begint het hele avontuur opnieuw.

De zalmen moeten in het Albertkanaal zes sluizen overbruggen, telkens een risicovolle uitdaging

Open sluisdeuren kunnen uiteraard ook gebruikt worden om de sluis binnen te zwemmen. Te midden van hun zoektocht komen zalmen wel eens op die manier in de sluis terecht. Dit zijn dan de geluksvogels onder de vissen, aangezien er geen stroming en dus geen ‘cue’ was om hen deze route aan te duiden.

Als de zalm erin slaagt om de sluis te passeren, is dat niet noodzakelijk garantie op succes: een aantal bleek niet meer verder te migreren. Vermoedelijk waren ze gedesoriënteerd of verwond door de wilde passage in het vulriool.

De zalmen die er wel in slagen verder te migreren, wacht nog vijf keer hetzelfde avontuur. Niet te verwonderen dus dat er nog geen 10% uiteindelijk de zee haalt.

De jonge zalmen staan aan elke sluis opnieuw voor een uitdaging: mits een goede timing en veel durf kunnen ze via het vulriool passeren, met wat geluk zwemmen ze via de sluisdeuren binnen.

Einde van een delicatesse?

Het doel van de zalmen is om, als ze genoeg (gegeten) hebben van de zee, uiteindelijk weer de rivier op te zwemmen naar hun geboorteplek om er te paaien. Een deel van hen komt echter ooit in een net terecht en zo misschien als wilde zalm op je bord. Maar de meeste zalmen die we eten worden gekweekt in bassins. Deze gekweekte zalmen dragen bij aan de achteruitgang van de wilde zalm: ontsnapte kweekzalmen zijn een bron van ziektes en infecties waartegen hun wilde neven en nichten niet bestand zijn.

Gekweekte zalmen dragen bij aan de achteruitgang van de wilde zalm

Mijn onderzoek heeft vooral problemen blootgelegd, maar oplossingen zijn nog veraf. In afwachting daarvan kunnen we best de druk op andere vlakken verminderen, en deze lekkernijen van ons menu bannen.

Jenna Vergeynst is genomineerd voor de Vlaamse PhD Cup. Ontdek meer over haar onderzoek op www.phdcup.be.