Gletsjers lekken massaal methaangas

De Katla is een van IJslands grootste en actieve vulkanen. Niet alleen stoot de berg grote hoeveelheden CO2 uit, door warmte en gassen produceert hij ook nog eens massa’s methaangas.

Neen, de mens is niet de enige die het klimaat doet opwarmen met z’n uitstoot van broeikasgassen. Ook de natuur doet dat, al gelden voor haar verzachtende omstandigheden dat ze grote hoeveelheden broeikasgas ook weer opneemt.

Vulkanen behoren tot de grootste bronnen van broeikasgas, niet alleen van CO2 maar ook van methaan (CH4), dat een bijzonder sterk ‘opwarmend effect’ heeft – liefst 28 zo sterk als dat van koolstofdioxide.

Terwijl ze de CO2 rechtstreeks de atmosfeer in blazen, gebeurt de productie van methaangas bij vulkanen veeleer onrechtstreeks. Dat hebben Britse geologen ontdekt bij de Katla-vulkaan, een van grootste en meest actieve vulkanen van IJsland, gelegen in het zuiden van het vulkanische eiland.

De Katla ‘lost’ elke dag liefst 41 ton aan methaangas in de atmosfeer, zo maten en berekenden de onderzoekers. Dat gebeurt weliswaar enkel in de zomer, want het is het smeltwater van de gletsjer (de Sólheimajökull) boven de Katla dat het broeikasgas naar buiten voert. De hoeveelheid is te vergelijken met de methaanuitstoot van (losjes geschat) 130.000 boerende koeien, of met die van de grootste draslanden (wetlands) op aarde, de grootste individuele emitters van methaangas.

Klaarblijkelijk ontstaat het methaan onder de gletsjer door microbiële activiteit. Die wordt gestimuleerd door de warmte van de vulkaan, de vochtige omgeving én de vulkaangassen die het zuurstofgehalte naar omlaag duwen – zuurstof heeft immers de neiging om methaan ‘op te branden’ tot CO2.


Gerelateerde artikels

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

Klimaatverandering is een feit! Evolutie schiet te hulp

De aanpassing van het leven op aarde aan veranderende omgevingen is mogelijk  door natuurlijke selectie op basis van individuele verschillen. Deze (genetische) diversiteit binnen soorten staat echter onder druk. Het blijkt dat we als mensen onze strategieën moeten aanpassen om deze verschillen te monitoren, en zo onze biologische hulpbronnen optimaal te beheren.  Als we willen blijven profiteren van de diensten van de natuur, kunnen we maar beter deze grondstoffen van natuurlijke evolutie in de gaten houden zodat soorten zich kunnen blijven aanpassen aan veranderingen in hun omgeving.