Hoe stadsboeren zonder teelaarde of natuurlijk licht aan landbouw doen

Door stadslandbouw kunnen we voedsel in kleine ruimten en onder eender welke omstandigheid produceren.

Een volkstuin in Rotterdam.
Ze worden toch zo snel groot.
Bij aquaponics leveren vissen de nodige voedingsstoffen voor de planten.

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog werd de stadslandbouw voor het eerst populair. In tijden dat grondstoffen uiterst schaars waren, voorzagen de boerderijen de stedelingen van eten. Maar in de daarop volgende decennia werden de percelen die als volkstuintje of stadsboerderij hadden gediend, weer opgekocht in het kader van stedelijke ontwikkeling. Sinds kort is er echter een vernieuwde interesse in stadslandbouw; de motieven zijn alleen anders dan vroeger.

Onlangs is er onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de stadslandbouw in Europa. Daaruit is gebleken dat mensen gemakkelijker nieuwe landbouwprojecten opstarten als landbouw deel uitmaakt van hun nationale cultuur. In landen zoals Griekenland en Slovenië, waar (stads)landbouw niet tot de traditie behoort, zijn er minder initiatieven. Toch beginnen er ook daar een paar gemeenschapsprojecten op te duiken.

De stadsboeren van vandaag doen niet enkel aan landbouw om eten te produceren; voor hen is het ook een manier om de diversiteit van planten en dieren in de stad te bevorderen. Bovendien brengt stadslandbouw mensen met verschillende achtergronden en leeftijden samen, verbetert het de mentale en fysieke gezondheid en doet het achtergestelde buurten heropleven.

Het blijft echter moeilijk om gepaste groene omgevingen voor de nieuwe landbouwprojecten te vinden. Gelukkig bestaan daar creatieve oplossingen voor: boeren telen hun gewassen in containers of op daken, op sites die slechts tijdelijk vrijstaan, of in verhoogde perkjes op verlaten industrieterreinen. Ze gebruiken zelfs technologieën zoals hydrocultuur, aquacultuur en aquaponics (een ecologisch verantwoorde combinatie van visteelt en hydrocultuur) om de beschikbare ruimte zo goed mogelijk te benutten.

Van groenten tot… vis?

Het doel van hydrocultuur is om aan landbouw te doen en daarbij de beschikbare ruimte en grondstoffen uiterst efficiënt te gebruiken. Vandaag wordt de methode vooral toegepast om op een industriële schaal gewassen te telen; in 2016 brachten groenten gekweekt in hydrocultuur naar schatting wereldwijd 5,6 miljard euro op.

Er is bovendien geen teelaarde of natuurlijk licht nodig om aan hydrocultuur te doen. In plaats daarvan groeien de wortels van de planten in blokken poreus materiaal en zorgen energiezuinige leds voor kunstlicht. Een onderzoek rond slateelt heeft aangetoond dat hoewel er beduidend meer energie nodig is om gewassen in een hydrocultuur te telen, het minder water verbruikt en duidelijk meer opbrengt vergeleken met de gebruikelijke manier.

Om aan hydrocultuur te doen, heb je normaal gezien ingewikkelde technologie, specifieke vaardigheden en een dure installatie nodig. Een versimpelde versie zou echter wel voor iedereen betaalbaar en gemakkelijk te gebruiken zijn.

Hemmaodlat, bijvoorbeeld, is een organisatie gevestigd in Malmö, een Zweedse stad waar vooral immigranten en mensen met een laag inkomen wonen. Het gebied is dichtbebouwd, waardoor er geen groene ruimte beschikbaar is om lokaal voedsel te kweken. Bovendien is de Zweedse zomer kort en dus niet altijd ideaal om aan landbouw te doen. Daarom wil de organisatie hydrocultuur promoten zodat lokale gemeenschappen op een goedkope manier hun eigen verse groenten en fruit kunnen telen.

Een ander voorbeeld is het Bristol Fish Project, een initiatief dat door de lokale gemeenschap ondersteund wordt. Het is een “aquaponics”-boerderij, wat betekent dat ze een viskwekerij combineren met het telen van gewassen; ze gebruiken het organisch afval afkomstig van de vissen om de planten, die ze in een hydrocultuur kweken, te bemesten. De onderneming GrowUp, gevestigd in een pakhuis in Oost-Londen, doet iets gelijkaardigs en gebruikt daarbij enkel kunstlicht. Dan is er nog Growing Underground, dat gewassen teelt in Londense tunnels die aanvankelijk aangelegd waren om tijdens de Tweede Wereldoorlog te schuilen voor luchtaanvallen.

Een nieuwe trend?

Door stadslandbouw kunnen we voedsel in kleine ruimten en onder eender welke omstandigheid produceren. In een stedelijke context zijn dat belangrijke voordelen. Maar die nieuwe technologieën zorgen er ook voor dat we minder tijd buiten doorbrengen, waardoor we dus ook niet meer aan de natuurlijke cycli van de seizoenen blootgesteld worden. Bovendien worden hydroculturen vaak bemest met chemische meststoffen, maar gelukkig zijn er nu ook steeds vaker organische varianten beschikbaar. Veel telers volgen organisch verantwoorde werkwijzen om hun eigen voedsel te produceren, deels omdat een overmatig gebruik van chemische meststoffen het grondwater vervuilt en schadelijk is voor de vruchtbaarheid van de bodem.

Om te kijken of de stadsboeren omwille van die nadelen niet meer aan hydrocultuur zouden willen doen, hebben wetenschappers een vooronderzoek gedaan in Portsmouth. Ze installeerden twee kleine hydroculturen in twee lokale volkstuinen, en interviewden vrijwilligers en personen die de tuinen bezochten. De meerderheid van hen bleek goed geïnformeerd te zijn over hydrocultuur, en wisten dat sommige groenten uit de supermarkt ook volgens die methode geteeld worden.

Velen waren gefascineerd door het idee om binnen hun lokale gemeenschap gewassen te telen zonder teelaarde nodig te hebben. Aan de andere kant waren ze echter niet helemaal overtuigd om de oogst op te eten, omdat voor hydrocultuur vooral chemische meststoffen gebruikt worden. Sommige voelden zich ook wat ongemakkelijk bij de gedachte dat hun eten niet op een natuurlijke manier geteeld was. De onderzoekers plannen om het experiment in de nabije toekomst te herhalen, om na te gaan of de publieke opinie ondertussen veranderd zou zijn.

Hoewel hydrocultuur het genot van een moestuintje niet kan vervangen, kan het in een wereld waar middelen steeds schaarser worden wel water bezuinigen en zowel binnen als buiten veilig voedsel produceren. Als we leren om deze nieuwe technologieën te gebruiken en te integreren in bestaande projecten, zullen we nog meer voedingsmiddelen op een duurzame manier kunnen produceren. Het kan wel een tijdje duren voordat die nieuwe methoden aanvaard zullen worden, maar dat is wel vaker zo bij technologische vooruitgang. Toch zijn er al tekenen dat de nieuwe technologie zich klaarmaakt om het brede publiek te veroveren. IKEA verkoopt bijvoorbeeld al verplaatsbare hydrocultuur-setjes, en er worden ook al keukenkastjes gemaakt en verkocht waarmee je hydrocultuur in je keuken kan integreren.

Vertaling: Anneleen Huyzentruyt