‘Ik probeer oprecht blij te zijn als het regent’

De boodschap van wateronderzoekster Marjolein Vanoppen (UGent) is kristalhelder: we moeten duurzamer omspringen met water.

Voor de wateronderzoekster staat wetenschapscommunicatie op gelijke hoogte als haar onderzoek. Of het nu tijdens een lezing, op de radio of op televisie is, overal is haar boodschap dat we duurzamer moeten omspringen met water.

‘Als kind was ik een typische nerd. Ik was op jonge leeftijd al gefascineerd door het milieu. Op de leeftijd van zeven bazuinde ik rond dat ik de wereld wou verbeteren, al wist ik nog niet hoe. Als tiener raadde mijn familie me aan om rechten te gaan studeren, omdat ik het goed kon uitleggen. In het laatste jaar van de middelbare school was ik echter meer aangetrokken door bio-ingenieurswetenschappen. Ik was wel een beetje bang dat die studiekeuze te hoog gegrepen was, want ik volgde op school een richting met slechts vier uur wiskunde per week. Ik moest mezelf moed toespreken: “Weet je wat? Probeer het gewoon, als is het maar voor een jaartje”. Het draaide goed uit! De eerste drie jaren studeerde ik aan de Universiteit Antwerpen, waar ze enkel de bacheloropleiding aanbieden. Ik had op dat ogenblik een vriendje in Sinaai, wat dichter bij Gent ligt dan bij Leuven. Zo kwam ik in Gent terecht voor de masteropleiding. Met dat vriendje bleef het niet duren, maar ik leerde hier aan de faculteit wel mijn man kennen. Dat liep wel goed (lacht). Tijdens mijn masterproefonderzoek, over het gebruik van restproducten van vergisting als meststof, realiseerde ik me dat ik echt van onderzoek hield. Dan kreeg ik de kans in een doctoraatsproject te stappen onder leiding van prof. Arne Verliefde.’

'Het was pas na de publicatie van mijn eerste artikel dat ik overtuigd raakte dat ik mijn doctoraatstitel kon halen'

‘Het was altijd al mijn idee om goede relaties te onderhouden met de industrie. In het begin van mijn doctoraat stelde ik mezelf de vraag of ik wel de geschikte persoon was om te doctoreren, dus ik had een back-up plan nodig. Mijn onderzoek gebeurde in samenwerking met de industrie: in het geval dat ik het niet zou afwerken, had ik toch nuttige werkervaring opgedaan die van pas zou komen in het werkveld. Ik heb twee jaar op rij meegedongen voor een IWT-doctoraatsbeurs voor een project over zeewaterontzilting, zonder succes. Mijn doctoraatsproject zelf ging over efficiënt watergebruik in de industrie, met recuperatie van zouten en andere grondstoffen. Uiteindelijk onderzocht ik daarnaast ook nog ontzilting, als een zijproject. Beide projecten werden uiteindelijk in mijn proefschrift verwerkt. Ik heb de lat voor mezelf eerst niet te hoog gelegd, en heb hem dan gaandeweg omhoog gehesen. Het was pas na de publicatie van mijn eerste artikel dat ik overtuigd raakte dat ik mijn doctoraatstitel kon halen.’

Was je samenwerking met de industrie, naast een back-up plan, ook ingegeven door een verlangen om praktische oplossingen te vinden?

‘Ik wil er vooral op toezien dat wat we op de universiteit ontwikkelen, zijn weg vindt naar de industrie, en dat onze industriële partners weten waar we mee bezig zijn. We zitten in een periode van transitie. We moeten snel verduurzamen. De klimaatopwarming gaat echt niet op ons wachten. Het is frustrerend om te zien dat er heel wat leuke dingen gebeuren in de academische wereld zonder dat de industrie er weet van heeft. Dat is wat mij drijft om die nauwe band te behouden.’ 

Zou je graag op de universiteit blijven, of heb je een ander carrièrepad in gedachten? 

‘Ik ben net 30 geworden, en dat is blijkbaar bij uitstek de leeftijd om al je levenskeuzes in vraag te stellen. Eind vorig jaar twijfelde ik of ik wou blijven, omwille van de onzekerheid die gepaard gaat met academische carrières. Misschien verander ik nog van gedachte, maar op dit ogenblik heb ik geen interesse om professor te worden. Voor mij is niet enkel de link met de industrie, maar ook de link met het algemene publiek, via wetenschapscommunicatie, belangrijk. Ik ben even op zoek geweest naar jobaanbiedingen die me zouden toelaten daar meer tijd aan te besteden. Op dit ogenblik is wetenschapscommunicatie een soort hobby naast mijn professionele bezigheden. Nu realiseer ik me dat ik in eender welke andere job die ik zou doen, bepaalde aspecten zou missen van het werk dat ik nu doe.’

Op jouw website staat ‘wetenschapscommunicator’ op gelijke hoogte met ‘waterwetenschapper’. Zijn beide rollen even belangrijk voor jou?

‘Ja. Ik ben zeer gepassioneerd door wetenschapscommunicatie, en ik wil daar in de toekomst zeker mee doorgaan. Ik denk dat we zowel fundamentele wetenschappers nodig hebben die echt de diepte induiken, als mensen zoals ik die zich comfortabel voelen bij het communiceren naar het grote publiek. Heel weinig van mijn wetenschapscommunicatie gaat over het specifieke werk dat ik doe, namelijk circulaire watertechnologieën. Ik probeer algemene vragen die mensen over water hebben te beantwoorden, en doorgaans gaan die veeleer over drinkwater dan over hoe de industrie water hergebruikt. Voor groepen spreken, en daarbij ondervinden dat mensen echt iets bijleren, geeft me voldoening. Het idee dat mensen misschien twee keer gaan nadenken de volgende keer dat ze op het punt staan flessenwater te kopen, geeft me veel energie.’

Kan je een specifiek voorbeeld geven van een weetje over water die mensen aan het denken zet tijdens jouw lezingen? Een verrassend feit, bijvoorbeeld?

‘Ik vraag de mensen doorgaans of ze weten hoeveel water we gemiddeld verbruiken in Vlaanderen. De meeste mensen weten dat het zo’n 100 liter per persoon per dag is. Om precies te zijn is het nu gemiddeld 114 liter. Daarna bespreek ik de watervoetafdruk, en ga ik in op hoeveel water er nodig is voor de productie van een blikje Coca-Cola, of een biefstuk, of een tasje thee. Ik stel steeds dezelfde vraag: “Hoeveel water hebben we elke dag nodig om alle producten te maken die we consumeren?” Nog nooit kreeg ik daarop het juiste antwoord. Als er in de zaal al iemand “1000 liter” oppert, dan hoor je de mensen al fluisteren: “Ben je gek?”. Het antwoord is 7400 liter per persoon per dag! Telkens opnieuw is het publiek daarover verbaasd. Dat is het moment waarop ik weet dat ik hun aandacht heb, en dat ik daar dieper op kan ingaan. Dan begint de bewustmaking, en kan ik hen vertellen dat we niet al dat water in ons land verbruiken. We verbruiken het op plaatsen waar water al schaars is. Ik hoop dat het hen aan het denken zet.’

Consumptiepatronen hebben een invloed op waterverbruik. In hoeverre kunnen we niet-duurzame consumptie verminderen door bewustmaking?

‘We hebben een grote impact op waterverbruik door de keuzes die we maken in de winkel. We onderschatten de impact van onze keuzes als consument. Het is gemakkelijk om met een beschuldigende vinger naar de industrie en de landbouw te wijzen, maar zij maken de producten die wij kopen. Met mijn wetenschapscommunicatie probeer ik mensen richting duurzame consumptie te sturen. We hebben al een Nutriscore om mensen te helpen gezonde keuzes te maken. Niemand houdt ervan een product te kopen met een rood label. Waarom ontwikkelen we geen Ecoscore, waar we hetzelfde doen, maar dan voor klimaatimpact? Als mensen een zelfde boodschap voldoende horen, vanuit verschillende hoeken, dan kan er echt wel wat veranderen. Mensen zijn op dat vlak kuddedieren: we doen wat al de anderen doen.’

Tot de verbazing van velen is Vlaanderen een waterschaarse regio. Wat kunnen we anders doen om meer efficiënt met water om te gaan? Wat moeten we veranderen?

‘De reden dat Vlaanderen zo waterschaars is, is het feit dat we op een relatief kleine oppervlakte met veel mensen samenwonen. Ongeveer 15% van Vlaanderen is verhard. Als het regent verdwijnt er heel wat water door verdamping, en een groot deel regenwater spoelt rechtstreeks af naar de riolering of naar rivieren, in plaats van in de bodem te infiltreren. Een tweede verklaring, tegelijkertijd de reden waarom het pas recent echt een probleem is geworden, is klimaatverandering. In 2018 hadden we een neerslagdeficit van 200 mm. Ook 2019 zal wellicht ook droger dan gewoonlijk uitdraaien. De voorbije zomer was er een nat weekend, waarin mijn vader me vroeg of het nu genoeg geregend had. Ik zocht de grondwaterniveaus op, waarop ik hem toch heb moeten duidelijk maken dat het niet volstond. Ik probeer oprecht blij te zijn als het regent.’

Wat is er beleidsmatig nodig om tot een duurzaam waterbeheer te komen in Vlaanderen?

‘We moeten het volledige plaatje bekijken: huishoudelijk waterverbruik, afvalwaterzuivering, industrieel waterverbruik, landbouwwaterverbruik, bevaarbare waterlopen, en niet te vergeten ook de ecologische waarde van water voor de natuur. We durven wel eens voorbij gaan aan het feit dat we weliswaar geen water vernietigen, maar dat we ook geen bijkomend water kunnen maken. We gaan de schaarste bijvoorbeeld niet oplossen door al ons afvalwater te hergebruiken als drinkwater, want dan creëren we elders schaarste. De uitdaging in Vlaanderen is om alle stakeholders op één lijn te krijgen. In Nederland hebben ze daartoe de positie van Deltacommissaris gecreëerd. Het team rond die Deltacommissaris stelt elk jaar een rapport op over de watercyclus in Nederland, met directe adviezen voor de regering.’

Zullen we in de toekomst zeewater moeten ontzilten om aan voldoende drinkwater te geraken?

‘Dat denk ik wel. Een van de redenen is de ruimtelijke en temporele verdeling van water. Sommige regio’s zijn zeer nat en overstromen nu en dan, terwijl andere regio’s te lijden hebben onder extreme droogte. Klimaatverandering versterkt die problemen. Het zou kunnen dat het evenveel regent als voorheen, maar dan in kortere periodes. Weerpatronen worden extremer, wat het moeilijker maakt om water op te slaan in onze grondwaterreserves. Ontzilting wordt dus belangrijk voor de drinkwatervoorziening. Redelijk wat landen in het Midden-Oosten, waaronder Saudi-Arabië en Israël, passen het al decennia lang toe. We hebben veel meer grondwater en oppervlaktewater dan hen, maar zij hebben olie.

'Het is een uitdaging om ontzilting een plaats te geven in een breder kader van duurzaam waterbeheer'

Ontzilting is geen technologische uitdaging, maar een energetische uitdaging. Het is al vrij efficiënt, maar het verbruikt nog steeds 2 tot 4 kilowattuur per kubieke meter, wat gelijk is aan het gemiddelde energieverbruik per persoon in ons land. De uitdaging is om ontzilting een plaats te geven in een breder kader van duurzaam waterbeheer. Door te ontzilten in Vlaanderen hebben we meer lokale bronnen van zoetwater, waardoor we minder zoetwater moeten transporteren van het binnenland naar de kust. Een andere optie is om enkel te ontzilten in tijden van schaarste, om de druk op onze grondwatertafels te verlichten. Een van de projecten waar ik nu aan meewerk onderzoekt of we de piekproductie van windenergie op zee kunnen gebruiken voor ontzilting. Energie en water hangen nauw met elkaar samen. Het kost energie om water te zuiveren, het kost energie om water te ontzilten, en je hebt ook water nodig om energie te produceren.’

Zie je naast technologische oplossingen, ook een rol voor maatschappelijke verandering?

‘Ik denk eerlijk gezegd dat we op een punt zijn aangekomen waarop we beiden nodig hebben. Als je kijkt naar de verwachte impact van klimaatverandering, en wat er nodig is om die crisis te bezweren, dan volstaat technologie alleen niet. Er bestaat geen twijfel over dat we technologie nodig hebben, maar daarmee alleen zullen we het niet redden. We hebben technologie nodig om ons te voorzien van duurzame energie en producten, die ons dan toelaten om de shift te maken naar minder consumptie en een levensstijl in harmonie met de grondstoffen waarover we beschikken. De economie kan niet oneindig groeien. We moeten er ons van bewust worden dat minder consumptie niet gelijk staat met minder geluk of met een lagere levenskwaliteit. We zijn er zo gewend aan geraakt om geluk te verbinden met de dingen die we bezitten en de activiteiten die we kunnen doen, maar zouden we niet gelukkiger zijn met minder verkeer en groenere steden om in te wonen?’

Kan je als wetenschapper tegelijkertijd ook activist zijn?

‘Ik zie niet in waarom we ons als wetenschapper van activisme zouden moeten weghouden. Ik wandelde mee op klimaatmarsen, mensen zagen me daar lopen, en ik denk dat ik zelfs tweets rondgestuurd heb over mijn aanwezigheid daar (lacht). Als academicus werken we een beetje in een gouden kooi. Heel veel mensen die we bereiken zijn eigenlijk al overtuigd van de zaak. Dus ja, we moeten ergens ook wel activist zijn, al kan dat moeilijk zijn als wetenschapper omdat je het risico loopt dat jouw boodschap aan nuance moet inboeten. Ik heb mezelf nooit als activist beschouwd. Ik vecht gewoon voor wat de wetenschap ons vertelt, namelijk dat we snel in actie moeten schieten omdat de wereld anders een zeer onaangename plek wordt.’

Wat vind je van het activisme van Greta Thunberg?

‘Ik heb heel veel waardering voor wat zij doet, daar is veel lef voor nodig. Ik denk dat het niet gemakkelijk is, ik vraag me dikwijls af hoe ze het volhoudt. Ik speel zelf maar een kleine rol in de communicatie over klimaatverandering, en toch raak ik er soms door in een dipje. Als je heel sterk communiceert over klimaatverandering, zoals Greta doet, dan heb je een grote groep achter je, maar ook een hele hoop mensen die je tegenwerken, die alles wat je zegt of doet proberen te ondermijnen.’

Sommige Belgische politici keuren de scholierenstakingen af, met als boodschap dat de scholieren beter op de schoolbanken zitten om dan in de toekomst met oplossingen te komen. Hoe kijk jij daar naar?

‘Tegen de tijd dat die kinderen afstuderen en beginnen te werken aan potentiële technologische oplossingen, is het al te laat. Het is zo frustrerend dat we geen politici hebben die moedig genoeg zijn of die de urgentie van het probleem voldoende bevatten, om het beleid te voeren dat nodig is. Dat is het probleem. Bovendien onderschatten we het aantal mensen die er helemaal niets om lijken te geven.’

Is dat uit ‘zalige onwetendheid’?

‘Dat is een deel van de verklaring. Mensen zijn evolutionair niet uitgerust om dat soort problemen te begrijpen. Ik hoor vaak dat we als mens ons belang overschatten als we denken dat we een impact hebben op het klimaat. Dat illustreert heel goed hoe moeilijk het is om onze rol in het complexe aardse systeem te begrijpen. We kunnen nauwelijks bevatten hoe ons universum of een molecule eruit ziet.

'We zijn zo snel geëvolueerd als mens, we zijn nog maar net onze grotten uit'

Evenzo is het zeer moeilijk voor ons om ons zorgen te maken over gebeurtenissen die zich in de toekomst zullen voordoen. Waarom zouden we ons daarover zorgen moeten maken? We zijn zo snel geëvolueerd als mens, we zijn nog maar net onze grotten uit. Het enige waarover we toen moesten nadenken is wat onze volgende maaltijd zou zijn. We zaten toen niet in met wat er de komende week, maand of jaar zou gebeuren. Langs de andere kant denk ik er soms ook heel rationeel over na: de aarde zal blijven bestaan. De hamvraag is: zullen wij er nog deel van uitmaken? Als dat niet het geval zou zijn, dan zal een andere soort hier wel de plak zwaaien.’

Maar samen met ons slepen we ook veel andere soorten de dieperik in.

‘Dat klopt, maar dat is al eerder gebeurd. Dit is niet de eerste uitstervingsgolf.’

Wie gaat er dan hier blijven om de grote mysteries van het universum op te lossen?

‘Niemand. Op dit ogenblik zijn wij wellicht de enigen die zich daar mee bezig houden binnen een straal van een aantal lichtjaren.’

 

Marjolein Vanoppen was ook te gast in de Eos-podcast "Vraag het Aan":