Moeten we bang zijn voor aliens?

Driekwart van alle uitgestorven landdieren woonde op een eiland. De overgrote meerderheid viel ten prooi aan een ‘invasive alien species’. Via een spelletje geurcluedo met een kleine Kroatische hagedis ontdekte ik waarom eilanddieren zo gevoelig zijn voor aliens.

Foto: © Josip Stipisic

Daar zat ik dan. In een half afgewerkte hotelkamer op het Kroatische eiland Vis, de vensters afgeschermd met lakens, starend naar een karsthagedis (Latijnse naam: Podarcis melisellensis) die door het spiegelglas geen weet van mij had. Elke beweging noteerde ik. Elke keer ik zijn gevorkte tong zag piepen, turfde ik. Ik zat middenin een gedragsobservatie van een hagedis die ik een dag eerder ving op de rotsen van Mali Barjak, het naburige eiland met een diameter van nog geen 100 m. Die karsthagedis was er één van de meer dan tweehonderd die mijn collega’s en ik te pakken kregen op verschillende Kroatische locaties. In totaal deed ik zo’n vijfhonderdvijftig observaties op die hagedissen. “Waarom zou een mens zich daar in vredesnaam mee bezighouden?” hoor ik je denken. Wel, omdat die kleine eilandhagedis mij kon vertellen waarom zijn achterneef op het Kroatische vasteland wel kon vluchten van de bloeddorstige kleine Indische mangoeste en hij niet.

Een prooidier zonder reukzin heeft een aanzienlijke handicap

De kleine Indische mangoeste is een “invasive alien species” of – in het Nederlands – invasieve exoot. Exoten zijn organismen die afgereisd zijn naar een plaats waar ze oorspronkelijk niet thuis horen. In sommige gevallen brengt die exoot schade toe aan zijn nieuwe omgeving. Dan noemen we de exoot invasief. Onze kleine Indische mangoeste werd met opzet vanuit Azië geëxporteerd naar onder andere Hawaï, Fiji, Japan, Mauritius, en Kroatië. Dit om giftige slangen en rattenplagen te bestrijden. Waar niemand rekening mee had gehouden was dat de mangoeste een alleseter is. Hij lust dus ook wel eens een hagedis, en een vogeltje, ook wel een muisje of een kikker. Eenmaal aangekomen in een nieuwe regio verricht het dier vaak een bloedbad. En omdat de mangoeste nu ook op eigen houtje verder reist, is het niet meer dan logisch dat de kleine Indische mangoeste benoemd is tot één van de gevaarlijkste invasieve exoten op onze planeet.

De kleine Indische mangoeste werd met opzet geïntroduceerd op enkele eilanden en het vasteland van Kroatië. Credit: J.N. Stuart.

Specifiek op eilanden zaaien invasieve exoten zoals de mangoeste dood en verderf. We zien dit veel minder op het vasteland. Moesten we weten waarin eilanddieren verschillen van hun continentale verwanten zouden we beter begrijpen waarom net zij zo kwetsbaar zijn. Die kennis zou ons toelaten eilanddieren beter te beschermen. Dus ging ik op zoek naar waar het fout loopt bij eilanddieren. Ik focuste op de eerste, meest belangrijke stap in het ontwijken van gevaar: gevaarherkenning. En dat, via één van de oudste zintuigen in het dierenrijk: de reukzin. Een roofdier ruiken geeft drie voordelen t.o.v. eentje zien, horen, en al zeker voelen:

  • Veel prooidieren ruiken roofdieren al voordat deze te dichtbij komen en ontsnappen onmogelijk is.
  • Een roofdier is vaak meester in camouflage. Dan is geur het enige wat zijn aanwezigheid verraadt.
  • Geur blijft gewoonlijk ook een tijdje hangen. Zo kunnen prooien risicovolle plaatsen waar veel passage is door roofdieren identificeren en ontwijken.

Een prooidier zonder reukzin heeft dus een aanzienlijke handicap. Dit is de reden waarom heel diverse dieren hun reukzin gebruiken om roofdieren te ontwijken. Dit gaat van vogels over zoogdieren tot vissen, insecten, en … hagedissen. Maar specifiek hagedissen hebben enkele handige eigenschappen die het gemakkelijk maken om reukzin bij eilanddieren te onderzoeken. Zij kunnen namelijk ruiken via hun tong. Deze merkwaardigheid maakt het voor mij mogelijk om de aandacht die een hagedis voor een bepaalde geur heeft op een gestandaardiseerde manier te achterhalen. Ik tel simpelweg het aantal keren dat de hagedis zijn tong uitsteekt. Als ik daarbovenop ook nog tekenen van angst noteer, weet ik exact wat mijn hagedis van de mangoestegeur vindt. Het is het ideale biologische model voor mijn onderzoek.

Eilandhagedissen zien zich mogelijk genoodzaakt om te besparen op hersenweefsel ten koste van hun reukvermogen

Dus zat ik daar op een Kroatisch eiland, ettelijke uren geurcluedo te spelen met karsthagedissen. Het doel van het spel: vind de moordenaar enkel op basis van zijn geur. Naast mangoestegeur bood ik hagedissen ook gember, een geurloos doekje, en geuren van lokale roofdieren (slangen) waarmee ze wel vertrouwd waren aan. Wat bleek: Eilandhagedissen staken hun tong niet eens uit naar de doekjes en stenen gemarkeerd met mangoeste- en zelfs slangengeur, laat staan dat ze er schrik van hadden. De vastelandshagedissen hadden er nochtans alle moordenaars uit gehaald! Het lijkt er dus op dat eilandhagedissen hun vermogen om roofdieren te ruiken verloren zijn; en daarmee ook één van hun belangrijkste verdedigingsmechanismen.

Een karsthagedis in een observatie-arena achterhaalt welke geur er aan een steen hangt.

Maar waarom gebeurt dit specifiek op eilanden? Via hersenscans achterhaalde ik wat er schort aan het reukvermogen van de eilandhagedissen. En wat blijkt? De hersendelen die instaan voor het verwerken van geurmoleculen zijn veel kleiner in eilandhagedissen vergeleken met vastelandshagedissen. Het is momenteel moeilijk te zeggen hoe dat komt, maar er is wel een hypothese die dit zou kunnen verklaren. De hersenen verbruiken veel energie en eilanden staan bekend voor hun barre omstandigheden. Eilandhagedissen zien zich mogelijk genoodzaakt om te besparen op hersenweefsel ten koste van hun reukvermogen. Hierbij staan ze sterk achter op hagedissen van het vasteland die met hun superieure geurzin beter gewapend zijn tegen invasieve exoten.

Ook al vallen veel karsthagedissen ten prooi aan mangoestes, toch zien we vandaag nog geen grote gevolgen voor het voortbestaan van die soort op Kroatische eilanden. Ik heb dan ook goede hoop voor mijn geschubde vrienden die ik weer uitzette op hun vangstlocatie. Hun grote aantal is waarschijnlijk hetgeen in hun voordeel speelt. Minder courante dieren ondervinden echter ook die barre eilandomstandigheden. Het is dan ook hoogstwaarschijnlijk dat die eilandcondities ook hen beïnvloeden en beperken in hun vermogen om invasieve exoten te ontwijken. Voor die zeldzamere dieren kan de introductie van een invasieve soort dat extra duwtje richting uitroeiing zijn.

We kunnen dus besluiten dat in een geglobaliseerde wereld waar dagelijks miljoenen dieren worden verhuisd via het wegverkeer, de scheep- of luchtvaart, we specifiek moeten inzetten op het voorkomen van de introductie van invasieve exoten op eilanden. Zo kan mijn Mali barjakaanse hagedis met een gerust hartje verder zonnen op zijn rots te midden van de Adriatische zee.

Charlotte Van Moorleghem dingt mee naar de Vlaamse PhD Cup 2022. Ontdek meer over dit onderzoek op www.phdcup.be.