Er is nog hoop voor de Europese wildernis

In tijden waarin men spreekt over een zesde massa-extinctiegolf kan het soms moeilijk zijn om de moed niet te laten zakken. Toch benadrukken onderzoekers dat er ook positieve trends zichtbaar zijn.

Het is duidelijk dat er geen snelle oplossingen bestaan om het aanhoudende biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen. Ondanks enkele lokale successen, zijn we er tot nu toe niet in geslaagd om iets te doen aan de huidige dynamiek waarbij economische expansie al tientallen jaren gelijkstaat aan de vernietiging van het milieu. Bovendien wordt geschat dat de belangrijkste onderliggende drijfkracht van biodiversiteitsverlies, ons verbruik van natuurlijke hulpbronnen, alleen maar zal toenemen.

Toch zijn specialisten optimistisch dat er verbetering in het verschiet ligt. Hoewel de biodiversiteit in Europa nog steeds afneemt, zijn er drie grote trends die aantonen dat er nog hoop is voor ons continent.

Nieuwe mentaliteit

Mensen beseffen steeds meer dat hun dagelijkse keuzes een impact hebben op het milieu. Hierdoor vindt langzaam maar zeker een culturele verschuiving plaats naar duurzaamheid. Over de hele wereld beschouwt de generatie tussen 18 en 35 jaar de klimaatverandering en de verwoesting van de natuur als het ernstigste probleem op mondiaal niveau. Nu deze generatie steeds invloedrijker wordt, zou hun mentaliteit wel eens zijn vruchten kunnen afwerpen voor de biodiversiteit. Het effect is nu al zichtbaar in de winkel: plantaardige producten en duurzame voeding zitten in de lift, wat zowel de biodiversiteit als onze gezondheid ten goede komt.

Deze toenemende focus op duurzaamheid zorgde ook al voor succesvol nieuw beleid. Zo werd vorig jaar bij een stemming in het Europees Parlement beslist verschillende producten uit wegwerpplastic te bannen, naar aanleiding van wereldwijde bezorgdheden over hun impact op de natuur.

We vragen ons ook steeds meer af hoe we maatschappelijk welzijn kunnen garanderen op een eindige planeet. Vandaar dat alternatieve ideeën die niet gebaseerd zijn op groei, zoals de theorie van de Donuteconomie, sterk worden toegejuicht. Er zijn zelfs aanwijzingen dat deze alternatieven meer invloed beginnen uit te oefenen op internationaal beleid. Zo organiseerden leden van het Europees Parlement vorig jaar bijvoorbeeld de Post-Growth Conference in Brussel.

Vleesvervangers in de lift

Vleesconsumptie vormt een enorme bedreiging voor de biodiversiteit wereldwijd. Maar liefst een zesde van de oppervlakte van Europa is nu al gewijd aan weilanden. Een veelbelovende drijfkracht achter de verminderde vleesconsumptie, die hierboven werd aangegeven, is de opkomst van ambitieuze vleesvervangers. Die zouden niet alleen de vereiste hoeveelheid landbouwgrond sterk kunnen verminderen, maar zouden indirect ook andere factoren die wegen op de biodiversiteit, zoals milieuvervuiling, positief beïnvloeden.

De kracht van vleesvervangers zit hem in het feit dat ze van mensen niet vragen om de 'ervaring' van vlees op te geven. Dat betekent dat ze in combinatie met de inspanningen om de vraag naar vlees te verminderen, een verlaging van de consumptie van landbouwproducten kunnen bevorderen.

In januari werd de Impossible Burger 2.0 voorgesteld, een plantaardige burger die echt naar vlees smaakt.

Een studie van het Amerikaanse Impossible Foods toonde aan dat iemand die de helft van zijn vleesconsumptie vervangt door de plantaardige alternatieven van het bedrijf zijn ecologische voetafdruk tot 12 % kan verlagen. Bovendien beweren ze dat hun vegetarische burger in een blinde smaaktest even hoog scoorde als een gewone burger.

Europa kan opnieuw 'verwilderd' worden

Nu onze mentaliteit verandert en smakelijke vleesvervangers populairder worden, zou de vraag naar landbouwintensief rood vlees kunnen beginnen dalen. Dat zou op zijn beurt dan weer stukken land vrijmaken waar we de natuur kunnen herstellen en ze bewust laten verwilderen.

In de laatste 40 jaar werd, verspreid over Europa, zo'n 50 miljoen hectare land achtergelaten om te verwilderen. Dat is een gebied even groot als Spanje. Samen met betere natuurwetgeving heeft die verwildering over het hele continent de comeback van beren, wolven en lynxen gestimuleerd.

Het achterlaten van landbouwpercelen om de natuur zijn gang te laten gaan heeft echter ook zijn nadelen. Het is een van de voornaamste oorzaken van bepaalde vormen van biodiversiteitsverlies (bijvoorbeeld van bepaalde landbouwvogels die houden van een open habitat) en verlies van culturen die geassocieerd worden met extensieve landbouw en traditionele landbouwgebruiken. Die moeten natuurlijk nog steeds goed beheerd worden zodat ze in de toekomst kunnen blijven bestaan.

Als wolvin Naya straks welpen krijgt, zullen die dan een toekomst hebben in België?

Daarnaast maken sommigen zich ook zorgen dat mensen net meer zouden consumeren door efficiënter gebruik van landbouwgrond, en dat er op die manier dus meer grond nodig zou zijn. Dit is het zogenaamde rebound-effect.

Toch biedt het herstellen van natuurgebieden ook enorme voordelen. Het vormt een van de belangrijkste manieren waarop Europa haar internationale doelstellingen voor klimaatverandering en biodiversiteit kan waarmaken. En dan zijn er ook nog initiatieven zoals het "rewilding-project" van Knepp Estate in West Sussex (Engeland) die aantonen hoe landschapsherstel op grote schaal economische kansen kan creëren via toerisme en low-impact oogst. In een tijd waarin landbouwsubsidies steeds onzekerder worden, bieden dat soort initiatieven een interessant alternatief voor traditionele landbouw.

Uiteindelijk bestaat er geen twijfel over dat de biodiversiteit nog steeds ernstig bedreigd wordt, zowel in Europa als over de hele wereld. Toch blijven de onderzoekers optimistisch dat de ontluikende veranderingen in mentaliteit, duurzame technologische innovaties en een toenemende erkenning van de voordelen van een 'verwilderd' landschap de biodiversiteit in Europa in de toekomst positief kunnen beïnvloeden.

Vertaling: Nikita Vanboterdael