Vlaanderen stikt in stikstof

Onze planten en dieren kreunen onder de enorme hoeveelheden stikstof in de bodem. Vooral landbouw en verkeer zijn daar de schuldigen van. In navolging van Nederland werkt ook Vlaanderen aan maatregelen. Maar die zetten weinig zoden aan de dijk.

In Nederland is tegenwoordig veel te doen over stikstof. Volgens de Raad van State onderneemt de regering-Rutte te weinig om de stikstoflast in natuurgebieden terug te dringen. Het gevolg is dat de vergunningsverlening bij onze Noorderburen hapert. Nieuwe wegen, woonprojecten of stallen: wanneer er stikstofuitstoot mee gemoeid is, loopt het vast. 

Om uit de impasse te geraken, werd een commissie aangesteld. Die kwam vorige week met het advies om veeboeren met een grote impact op natuurgebieden uit te kopen. In een tweede advies wil de commissie dat de maximumsnelheid beperken in de omgeving van beschermde natuur. Intussen gaan politici van regeringspartij D66 en oppositiepartij GroenLinks nog een stap verder. Zij pleiten voor een halvering van de veestapel. 

In West-Vlaanderen en de Noorderkempen komt dubbel zoveel stikstof in de natuur terecht als elders in Vlaanderen

De reactie bleef niet uit: maar liefst tienduizend boeren trokken naar het Malieveld in Den Haag om hun ongenoegen te uiten over wat ze een gebrek aan politieke en maatschappelijke waardering noemen. 

Hoewel stikstof in Vlaanderen op dit ogenblik minder in de politieke aandacht staat, heeft onze natuur er net zo hard onder te lijden.

Voor alle duidelijkheid: het probleem is niet het stikstofgas (N2) dat met 78 procent overvloedig in onze atmosfeer aanwezig is. Het gaat in de plaats om reactieve stikstofverbindingen, zoals stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). Stikstofoxiden worden uitgestoten bij verbrandingsprocessen in het verkeer, de industrie en gebouwenverwarming.  De ammoniakuitstoot valt dan weer voornamelijk aan de landbouwsector toe te schrijven. 

Deze stikstofverbindingen kunnen in de natuur terechtkomen door een proces dat bekendstaat als stikstofdepositie, de transfer van reactieve stikstof vanuit de lucht naar de bodem en de vegetatie. In 2016 viel er gemiddeld 23,4 kilogram reactieve stikstof per hectare per jaar neer in Vlaanderen. In Nederland bedroeg dit landelijke gemiddelde 22.4 kilogram per hectare in 2017

Het spreekwoordelijke stikstofdeken dat over het land wordt gelegd is niet overal even dik. In het centrum van West-Vlaanderen en in de Noorderkempen, twee regio’s met geconcentreerde veeteelt, bedraagt de depositie lokaal meer dan 40 kilogram per hectare per jaar. Ook in de buurt van de belangrijkste autowegen is de stikstofdepositie merkbaar hoger.  

Stikstofdepositie in Vlaanderen, berekend met het VLOPS-model. Bron: https://www.vmm.be/data/verzuring-en-vermesting

Stikstof oefent een vermestende werking uit: planten gaan er sterker van groeien. Sommige planten profiteren daar meer van dan andere. De stikstoftolerante planten hebben bij hoge niveaus van stikstofdepositie een streepje voor op stikstofgevoelige planten, wat hen een concurrentieel voordeel verleent. 

Een typisch gevolg is de vergrassing van heide: grassoorten als bochtige smele en pijpenstrootje winnen terrein, ten koste van stikstofgevoelige soorten zoals struikhei. 

Bovendien leidt stikstofdepositie tot bodemverzuring. Als gevolg daarvan komt het toxische aluminium vrij en vermindert de beschikbaarheid van essentiële elementen zoals kalium, magnesium en calcium. Daarnaast zorgt stikstofdepositie voor een verhoogde gevoeligheid van planten aan stressfactoren zoals droogte, ziekteverwekkers en vorst. 

Niet enkel planten ondervinden schade van vermestende depositie, ook dieren die van die planten afhankelijk zijn lijden eronder. Zo sleurt de achteruitgang van de klokjesgentiaan door vermesting en verzuring het gentiaanblauwtje mee de dieperik in. Die is voor haar voortplanting van het plantje afhankelijk. 

Recent onderzoek aan de KU Leuven bracht bovendien de nadelige effecten van stikstofdepositie op bodemschimmels aan het licht. 

Gentiaanblauwtje op de bloem van de Klokjesgentiaan, de waardplant voor de vlindersoort.

Habitats verschillen in hun gevoeligheid voor stikstofdepositie. Een voorbeeld: slikken en schorren kunnen 34 kilogram stikstof per hectare per jaar verdragen, terwijl voor droge heide de grens al op 15 kilogram per hectare per jaar ligt. Deze specifieke drempelwaarde staat bekend als de kritische last van de habitat. 

In 2016 was maar liefst 82% van de totale oppervlakte Vlaamse natuur in overschrijding van deze kritische last. Hoewel dat een hele verbetering is ten opzichte van 1990, toen een 99% overschrijding werd opgetekend, is er nog een hele weg te gaan om onze natuur volledig te vrijwaren van een teveel aan reactief stikstof. De Europese Unie verplicht ons om in onze Europees beschermde topnatuur, die deel uitmaakt van het Natura 2000-netwerk, inspanningen te leveren om de stikstofdruk te verlagen. 

Natuurbeheerders kunnen herstelmaatregelen toepassen om de negatieve effecten van een te hoge depositie te reduceren. Ze kunnen bijvoorbeeld graslanden verschralen door regelmatig te maaien en het maaisel af te voeren, of via extensieve begrazing door schapen. Een andere, ingrijpender optie is plaggen, waarbij de stikstofrijke bodem wordt uitgegraven en verwijderd. 

Maar als de stikstofdepositie jaar na jaar hoger is dan wat de habitat aankan, dan komen zulke maatregelen neer op dweilen met de kraan open. We moeten die kraan zien dicht te draaien. Een verdere daling van de uitstoot van reactieve stikstofverbindingen dringt zich op. 

Van de totale hoeveelheid reactieve stikstof die jaarlijks neerslaat in Vlaanderen komt 48 procent vanuit het buitenland aanwaaien en is 52 procent te wijten aan binnenlandse bronnen. (Niet dat we zelf vrijuit gaan: we exporteren bijna drie keer zoveel stikstofoxiden dan we importeren.)

Kijken we naar de binnenlandse bronnen, dan zien we dat landbouw (45 procent) en verkeer (35 procent) voor de hoofdmoot van de emissies instaan. Geen wonder dat precies die sectoren in het vizier komen om de stikstofcrisis te bezweren. 

De bijdrage van het verkeer kan verminderd worden door een verlaging van de rijsnelheid, elektrificatie van het wagenpark en een modal shift naar meer milieuvriendelijke vervoersmodi. Om de ammoniakemissie van stallen en mestopslagplaatsen te verminderen bestaan er luchtwassers en emissie-arme stalsystemen. Ook een betere afstemming van het eiwitgehalte in het voeder van de dieren vermindert de stikstofuitstoot. De ammoniakuitstoot bij het uitrijden van de mest op de akkers en weiden kan worden verminderd door de mest in de grond te injecteren. 

Diagram boven: percentueel aandeel van de verschillende sectoren in vermestende emissie in 2016. Bron: Jaarrapport Lucht. Emissies 2000-2016 en luchtkwaliteit in 2017 in Vlaanderen (Vlaamse Milieumaatschappij, 2018). 

In Nederland werd een Programma Aanpak Stikstof (PAS) uitgewerkt in een poging om economische ontwikkelingen te verzoenen met de instandhoudingsdoelstellingen in het Natura 2000-netwerk. 

In het kader van die PAS werden activiteiten die extra bijdragen aan de stikstofdepositie in natuurgebied toch vergund, met het idee dat toekomstige herstelmaatregelen en generieke emissiereducties de schadelijke effecten van de bijkomende depositie zouden tenietdoen. Precies daar wringt het schoentje: de Nederlandse Raad van State is van oordeel dat de overheid bij de vergunningsverlening niet mag vooruitlopen op de zaken. 

In navolging van Nederland heeft ook Vlaanderen haar eigen PAS uitgewerkt. Als een Vlaams landbouwbedrijf meer dan 50 procent van de kritische last in een habitat bijdraagt aan stikstofdepositie, dan kan ze in principe geen vergunning krijgen. De vijftigtal boeren die in deze situatie verkeren, kunnen een beroep doen op een vergoeding om hun bedrijf voortijdig te sluiten, te verplaatsen of drastisch aan te passen. 

Bedrijven die tussen 5 en 50 procent van de kritische last bijdragen, kunnen enkel uitbreiden als die uitbreiding niet gepaard gaat met een verhoogde ammoniakuitstoot. Ook deze bedrijven, een kleine vijfhonderd, hebben recht op een vergoeding. 

Maar deze maatregelen zetten weinig zoden aan de dijk. Dat blijkt uit een analyse van het Instituut van Natuur- en Bosonderzoek (INBO), die stelt dat maar liefst 77 procent van de stikstofdepositie afkomstig van stallen komt van landbouwbedrijven die minder dan 5 procent van de kritische last in een beschermde habitat bijdragen.  

Om het structurele probleem van hoge stikstofdeposities in de Vlaamse natuur aan te pakken is meer nodig dan het uitkopen van een beperkt aantal veeteeltbedrijven in de buurt van Europees-beschermde natuurgebieden. Alle sectoren die stikstof uitstoten zullen een duit in het zakje moeten doen. 

Het voordeel is dat niet enkel de natuur, maar ook onze gezondheid er wel bij zou varen. In verschillende Vlaamse steden en gemeenten wordt de stikstofdioxidenorm overschreden. Bovendien dragen zowel stikstofoxiden als ammoniak bij aan de vorming van fijnstof. Minder reactief stikstof in de natuur betekent dus ook minder reactief stikstof in onze longen. 

De voorbije decennia is de uitstoot van reactief stikstof door verbranding sterker gedaald dan stikstofverliezen in de landbouw. De decarbonisering van transport, energie en industrie in functie van de aanpak van klimaatverandering zal in de toekomst ook het stikstofprobleem helpen te reduceren. 

Voorts is een verdere verbetering van de stikstofefficiëntie, de verhouding stikstof in een landbouwproduct ten opzichte van de hoeveelheid stikstof in de input (meststoffen bij plantaardige productie, voeder bij dierlijke productie) cruciaal om stikstofverliezen in de landbouw te verminderen. 

Technologische innovaties zoals precisielandbouw kunnen daar zeker aan bijdragen. De vraag is of dit zal volstaan om de grote bijdrage van veeteelt aan stikstofdepositie voldoende in te dijken. De stikstofefficiëntie van dierlijke productie is namelijk inherent lager dan van plantaardige productie. 

Als we er hier voor kiezen om de wereld van vlees te voorzien, dan gaat dat ten koste onze natuur

De discussie over de omvang van de veestapel zal dus niet meteen luwen, niet alleen als onderdeel van het stikstofdebat, maar ook van het klimaatdebat. Nu is een groot aandeel van de vleesproductie in Vlaanderen en Nederland bestemd voor exportmarkten. 

Boeren verdedigen zich door erop te wijzen dat de productie in onze gewesten tot de wereldtop behoort wat betreft efficiëntie. Als minder productie bij ons gepaard gaat met een hogere productie elders, dan zou het weleens kunnen dat de wereldwijde emissies stijgen. Wat betreft broeikasgasuitstoot zouden we dan met zijn allen slechter af zijn. 

Voor stikstof ligt dat anders, omdat dit probleem een lokale dimensie heeft. Als we er hier voor kiezen om de wereld van vlees te voorzien, dan gaat dat ten koste van de natuur bij ons.