Vleesetende plant biedt kraamkamer aan slachtoffers

Een vleesetende plant die insecten in een dodelijke val lokt, biedt zijn slachtoffers net voor hun levenseinde nog de kans om nageslacht te produceren. De prooien halen dus ook voordeel uit deze fatale ‘samenwerking’.

Beeld: Wikimedia

Vleesetende planten kunnen hun prooien niet achterna rennen. Ze gebruiken daarom uiteenlopende tactieken om insecten richting hun levenseinde te lokken. Zo kunnen sterk geurende bloemen insecten verleiden om op de plant te landen, waar ze vervolgens blijven kleven in verteringssappen en tergend traag verorberd worden. Nieuw onderzoek bij de vleesetende plant Arisaema thunbergii toont aan dat de slachtoffers niet enkel en alleen slachtoffer zijn. De plant gebruikt een muskusachtige geur om varenrouwmuggen naar hun komvormige bloemen te lokken. De muggen kunnen ontsnappen uit mannelijke bloemen, maar alleen nadat ze bedekt zijn met het stuifmeel van de plant. De vrouwelijke bloemen zijn een dodelijke val. De muggen die in een vrouwelijke bloem duiken, raken er niet meer uit omdat de binnenkant te glad is. De bloem wordt op die manier bestoven en de mug eindigt als maaltijd voor de plant.

Over en uit? Toch niet, ontdekten Japanse biologen. Zij bestudeerden de dodelijke vallen en merkten dat vrouwelijke varenrouwmuggen eens gevangen nog snel eitjes in de bloemen leggen. Die eitjes komen na een paar weken uit, waarna de larven zich voeden met de bloem die op dat moment zelf begint te rotten. Eens volwassen kunnen de jonge muggen meestal terug ontsnappen. Het lijkt er dus op dat de roofplant-prooidier-relatie een soort samenwerking is waar beide partijen voordeel uit halen. Anderzijds kunnen de varenrouwmuggen hun eitjes even goed elders leggen, zonder verlies van hun leven, waardoor ze meer eitjes kunnen verspreiden. De fatale samenwerking heeft dus ook nadelen voor de mug, wat volgens de onderzoekers illustreert dat er veel tinten van mutualisme bestaan, en dat beide partijen niet altijd even hard profiteren in een win-winsamenwerking. De studie is gepubliceerd in het tijdschrift Plants People Planet.

Bron: Kobe University, Japan