Wat een aangespoeld zeezoogdier zegt over zijn omgeving

De orka die zaterdag voor de kust van Cadzand aanspoelde en overleed, werd voor onderzoek overgebracht naar de universiteit van Utrecht. Wetenschappers proberen via een autopsie de doodsoorzaak van gestrande walvisachtigen te achterhalen. Dat levert waardevolle informatie op over de gezondheid van de Noordzee.

‘Mooi beestje!’ Morfoloog Pieter Cornillie kijkt zichtbaar uit naar de autopsie op de bruinvis die voor ons op een grote stenen tafel ligt. ‘Een vrouwtje. Het grootste dat we hier al hebben gehad. Amper lijkstijfheid, dus zeer vers, en intact. Hier kunnen we veel uit leren.’ We bevinden ons in de snijzaal van de afdeling pathologie aan de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Gent. De bruinvis is niet het enige dier dat dierenartsen in opleiding hier vandaag zullen bestuderen.

‘Strandingen verschaffen belangrijke informatie over de biologie en gezondheid van zeezoogdieren’ Jan Haelters, zeezoogdierenexpert van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)

Achter ons zijn studenten het kadaver van een kalf aan het openmaken, boven een andere tafel hangt een boerenpaard van net geen 1.000 kilogram aan een haak omhoog. De studenten die de autopsie uitvoeren, moeten net niet in de buikholte van de indrukwekkende kolos kruipen om de maag, darmen, longen en andere organen te bestuderen.

‘Elke weekdag vinden hier secties plaats. Het gaat vooral om huisdieren, paarden en runderen die worden binnengebracht door particulieren, veehouders of dierenartsen’, zegt veterinair patholoog Koen Chiers, die me uitnodigde om de autopsie op de bruinvis bij te wonen. ‘We proberen hier de doodsoorzaak te achterhalen. Die informatie is nuttig voor de diereneigenaar of dierenarts, om bijvoorbeeld bijkomende overlijdens door een in een stal circulerende infectie te voorkomen.’

De dierenartsen noteren alle uiterlijke kenmerken op een formulier.

‘De dissecties op bijzondere dieren dienen ook om een beter beeld te krijgen van hoe dieren er vanbinnen uitzien. Dat is interessant voor de studenten diergeneeskunde, maar ook voor ons als wetenschappers. We weten lang nog niet alles over de morfologie van dieren, de opbouw van hun organen en weefsels. Heel af en toe voeren we zelfs een autopsie uit in het kader van een forensisch onderzoek, als een dier in verdachte omstandigheden is overleden of aanwezig was bij een misdaad.’

Vandaag ligt een uitzonderlijke gast op tafel. ‘We krijgen hier maar zelden een zeezoogdier binnen. Dat maakt deze autopsie extra interessant.’ De bruinvis maakt indruk. Ze heeft een grijsbruin, bonkig lijf en een korte kop met - zo lijkt het toch - een vriendelijke glimlach.

De bruinvis spoelde vier dagen geleden aan op het strand van De Haan. Strandgangers hielden het onfortuinlijke dier vochtig, in afwachting van de komst van medewerkers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en de brandweer. Meestal wordt die als eerste opgeroepen bij strandingen van zeezoogdieren. De bruinvis overleed helaas tijdens de reddingsactie, een uur nadat ze op het strand was ontdekt. Het kadaver werd daarna meteen in een koelcel geplaatst en naar de snijzaal in Gent gebracht.

Eerst bejaagd, nu beschermd

Strandingen van bruinvissen zijn tegenwoordig geen uitzondering meer. ‘In de jaren 1990 spoelden er jaarlijks maar enkele bruinvissen aan langs de Belgische kust. In 2003 waren dat er ineens een veertigtal, in 2016 zelfs 130. De voorbije jaren telden we er telkens bijna honderd’, zegt Jan Haelters, de zeezoogdierenexpert van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), die ik in de aanloop naar de autopsie opbelde.

Dat het aantal strandingen van bruinvissen zo sterk is toegenomen, valt eenvoudig te verklaren: vandaag verblijven er veel meer bruinvissen in dit deel van de Noordzee. ‘In ons stukje Noordzee, nog geen 3.500 vierkante kilometer groot, zijn het hele jaar door enkele duizenden bruinvissen aanwezig. Er leeft ook een honderdtal zeehonden’, zegt Haelters. ‘En, o ja, één solitaire tuimelaar.’

‘Midden jaren 1990 vond een vreemde shift plaats van bruinvissen van noord naar zuid. Waarschijnlijk had dat te maken met voedseltekorten in het noorden. Ook de broedvogels, die afhankelijk zijn van dezelfde vis, deden het toen heel slecht. Vermoedelijk leden die vissen op hun beurt onder een verandering in het aanbod aan plankton ten gevolge van de klimaatverandering.’

Ook de zeehond doet het tegenwoordig heel goed voor de Belgische kust. ‘Dat is een ander verhaal. Zeehonden kwamen hier ooit in groten getale voor. De grijze zeehond verdween al in de middeleeuwen door overbejaging. De gewone zeehond verdween in de twintigste eeuw door een combinatie van jacht, vervuiling en verstoring. Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw worden ze beschermd, en de dieren zijn geleidelijk teruggekomen. Eerst de gewone zeehond, later ook de grotere grijze zeehond. Nu leven er meer grijze zeehonden in de Noordzee dan ooit tevoren, en de populatie blijft groeien. Het is nog wachten op een evenwicht.’

‘Zeehonden hebben hier geen natuurlijke vijanden meer. Het voedselaanbod en ziektes zullen de populatie op termijn in bedwang houden. En laten we hopen dat hun groeiende aantallen natuurlijke predatoren aantrekken, zoals de orka’, voegt Haelters er ietwat enthousiast aan toe.

Paniekreactie

Intussen is de autopsie van de bruinvis begonnen. De dierenartsen noteren eerst alle uiterlijke kenmerken op een formulier: 60 kilogram, 160 centimeter van snuit tot staart, vinlengte van 10 centimeter, vrouwelijk …

Koen Chiers wijst me ook op enkele dwarse strepen op de linkerflank van de bruinvis: ‘Littekens van oude snijwonden. Bruinvissen kunnen die oplopen wanneer ze verstrikt raken in een visnet, of zelfs door een aanval van een grijze zeehond. De dieren overlijden dan meteen, of ze sterven aan de gevolgen van een wondinfectie.’

‘Dat is hier niet zo. De wonde is goed hersteld, en dus niet de oorzaak van overlijden. Ook de dikte van de speklaag helpt de onderzoekers niet echt verder. ‘Deze bruinvis was goed doorvoed toen ze stierf. Mogelijk gaat het hier dus om een acute doodsoorzaak.’

‘In dit deel van de Noordzee leeft ook een honderdtal zeehonden. En één solitaire tuimelaar’

‘Lacterende melkklieren!’ Twee woorden van een aandachtige student doen de spanning rond de snijtafel i­neens stijgen. ‘De bruinvis is dus ofwel zwanger, of recent bevallen’, zegt Pieter Cornillie. Het blijkt het tweede te zijn. En recent is in dit geval echt zeer recent. ‘Dat leiden we af uit de eigenschappen van de baarmoeder. Vermoedelijk is het kalf dood geboren en is de moeder tijdens of net na de bevalling aangespoeld.’

De longen vertellen intussen weinig over een mogelijke doodsoorzaak. ‘Als we schuim in de longen vinden, dan kan je denken aan verdrinking in een visnet’, zegt Chiers. ‘Dat is bij dit dier niet het geval.’ De onderzoekers treffen wel levende, parasitaire wormen aan in het longweefsel. ‘Maar eigenlijk is dat normaal voor een wild dier. Meestal zijn zowat alle organen door parasieten aangetast. De dieren gaan daar zelden aan dood.’

De darmen en maag (of magen, want een bruinvis heeft er drie) vertellen de dierenartsen wel iets meer over de laatste uren voor het overlijden. ‘Helemaal leeg! Dat is problematisch. Bruinvissen zijn warmbloedige dieren die leven in een koude omgeving. Hun lichamen zijn bovendien heel gedrongen, waardoor ze in verhouding met hun lichaam veel huidoppervlak hebben waarlangs warmte verloren gaat. De dieren moeten continu eten om hun lichaamstemperatuur op peil te houden.’

De combinatie van een recente bevalling en een lege maag kan volgens Chiers wijzen op stress. ‘Misschien raakte de moeder in paniek en spoelde ze uiteindelijk uitgeput aan op het strand. Al is dat hooguit een onderbouwde speculatie. De echte oorzaak van een stranding kunnen we zelden met 100 procent zekerheid achterhalen.’

Intussen is de bruinvis bijna volledig ‘gedemonteerd’. De studenten nemen van elk orgaan nog een monster voor verder onderzoek. De weefselmonsters kunnen nu of later getest worden op de aanwezigheid van vervuilende stoffen of infecties.

De toestand van de organen kan op een doodsoorzaak wijzen: Verdronken? Verhongerd? Of overleed de bruinvis na een infectie?

‘De laatste tien jaar zien we steeds vaker bruinvissen met een virale ontsteking in de hersenen’, zegt Chiers. ‘Zo’n ontsteking kan leiden tot de dood en dus een stranding. Om de precieze rol van de betrokken virussen te bestuderen, kunnen we gearchiveerde monsters met geavanceerde moleculaire technieken onderzoeken.’

Iedereen kan walvissen redden

Het autopsierapport van deze bruinvis komt straks ook op het bureau van Haelters terecht. ‘Strandingen verschaffen wetenschappers en natuurbeheerders belangrijke informatie over de biologie en gezondheid van zeezoogdieren. En – omdat ze bovenaan de voedselpiramide staan – eigenlijk over het complete mariene ecosysteem.’

Bruinvissen en zeehonden zijn zoogdieren. Ze zijn warmbloedig en eten vis, net zoals wij. ‘We kunnen onderzoeken welke impact vervuilende stoffen hebben op hun gezondheid, en daaruit concluderen welk risico er voor ons is om vis uit de zee te eten. Zeezoogdieren eten veel meer vis dan wij. We zullen bij hen dus ook sneller effecten vaststellen.’

In de jaren 1970 stelden biologen vast dat zeehonden zich moeilijker konden voortplanten door de aanwezigheid van polychloorbifenylen (PCB’s) in het water. ‘Deze stoffen werden vooral gebruikt in de industrie, maar ze werden ook verwerkt in kunststof en lijm’, zegt Haelters.

De onderzoekers vonden parasitaire wormen in de longen.

‘Via vervuilde vis kwamen de stoffen ook op ons bord terecht. De productie en het gebruik van PCB’s zijn daarom intussen verboden. Vandaag zien we een soortgelijk verhaal voor plastic. Beelden van zeehonden die verstrikt raken in een stuk plastic raken mensen. Ze helpen om de bevolking bewust te maken van de gevolgen van plasticvervuiling.’

Dat onze lokale zeezoogdieren het goed doen, is helaas uitzonderlijk. ‘Wereldwijd gaat het nog altijd heel slecht met de walvisachtigen’, zegt Haelters bezorgd. ‘Vervuiling, overbevissing en de groeiende menselijke activiteit oefenen nog steeds een zware druk uit op zowel grote als kleine walvisachtigen.’

‘Vooral voor de arctische soorten, zoals de beluga of narwal, oogt de toekomst onzeker. Het pakijs van de Noordpool slinkt. Daardoor kunnen orka’s op die relatief trage walvisachtigen jagen. In het verleden waren die soorten veilig, omdat de orka’s met hun lange rugvin niet onder het ijs konden. De beluga en narwal zijn makkelijke prooien. Ze bewegen zich ontzettend traag. En als het ijs verdwijnt, zullen ook de scheepvaart, de visserij, het toerisme en de zoektocht naar fossiele brandstoffen toenemen. Dat zal leiden tot meer aanvaringen met walvissen.’

‘Als mensen mij vragen wat ze als individu kunnen doen om walvissen te helpen, dan zeg ik: consumeer minder, zodat er minder schepen rondvaren met spullen die we niet nodig hebben. Eet minder wild gevangen vis en gebruik minder grondstoffen en plastic. Zo kunnen we allemaal iets voor deze wonderlijke dieren betekenen.’

Haaien en orka’s in de Noordzee?

In het Belgische deel van de Noordzee leeft welgeteld één tuimelaar. Tot in de jaren 1960 kwamen er in de zuidelijke noordzee vermoedelijk enkele tientallen of zelfs honderden tuimelaars voor. ‘Het is te druk geworden’, zegt Jan Haelters (KBIN). ‘De dolfijnen werden het slachtoffer van vervuiling of overbevissing. Ze zagen ook hun voedselaanbod slinken. Tegenwoordig zien we enkel toevallige passanten, en af en toe blijft er eens eentje een paar dagen, maanden of zelf jaren hangen. Er leeft een populatie van een vierhonderdtal kusttuimelaars voor de kust van Bretagne. Als die aangroeit, bestaat de kans dat ze zich ook naar dit deel van de Noordzee verplaatsen, maar dat kan nog lang duren. Ik sluit niet uit dat de tuimelaars ooit terugkeren, maar door de alomtegenwoordigheid van menselijke activiteiten wordt het heel moeilijk.’

‘De grote walvissen die hier aanspoelen, zoals de potvis of vinvis, zijn niet inheems maar verdwaald. Ze missen een cruciale afslag ter hoogte van het Verenigd Koninkrijk. Ze zwemmen langs onder in plaats van langs boven. Door het ondiepe water is het risico groot dat ze het niet halen. De bultrug zou zich hier wel thuis kunnen voelen. Er worden de laatste jaren steeds vaker bultruggen gezien in de Noordzee, mogelijk omdat de populatie samen met het voedselaanbod van sprot en haring toeneemt. Die voorraad is trouwens nog altijd beperkt. In de media verschijnen soms berichten dat het goed gaat met de visbestanden, maar dat klopt eigenlijk niet. Het is beter dan tien jaar geleden, maar veel slechter dan honderd jaar geleden.’

Zeehonden zijn er langzamerhand wel in overvloed. Dat maakt de komst van twee iconische zeeroofdieren iets waarschijnlijker: de orka en de witte haai. ‘Beide soorten hebben zeehonden op het menu staan. Er is al een witte haai gespot voor de Britse westkust – mogelijk zelfs twee. En er worden regelmatig orka’s gezien voor de West- en Noordkust van Schotland. Er is geen reden om aan te nemen dat beide soorten hier niet zouden opduiken.’