Wetenschappers bespioneren paarlustige paling

28 oktober 2015 door TV

De wegen van de paling waren lange tijd ondoorgrondelijk. Waar ze zich voortplanten was bijvoorbeeld lange tijd een mysterie. Tot wetenschappers de beestjes uitrustten met een satellietzendertje.

Aristoteles speculeerde dat paling ontstond uit de 'ingewanden van de vochtige bodem'. En de vader van de psychoanalyse, Sigmund Freud, sneed als student vergeefs honderden palingen open op zoek naar mannelijke voortplantingsorganen – en kwam dat blijkbaar nooit meer helemaal te boven.

Wat men wel wist was dat sommige palingen, doorgaans eerder gelig van kleur, in de vroege zomer een meer metalige glans kregen – we spreken dan van 'zilverpaling' – en vervolgens richting zee zwommen. Dat was namelijk het moment waarop palingvissers er jaarlijks heel wat onderschepten.

Die palingen zag men vervolgens nooit meer terug, maar elke lente arriveerden er vanuit de oceaan ontelbare doorschijnende 'glasalen' (die u mogelijk kent als de witte sliertjes met ogen op sommige Baskische pintxos). In hun onstuitbare zoektocht naar een geschikte plek om op te groeien, waarbij ze zelfs door nat gras durven te kruipen, versterkten die elk jaar de palingpopulaties in heel Europa.

Ook in de palingen die naar zee zwommen werden nooit eitjes gevonden, maar het leek niettemin aannemelijk dat ze zich stiekem ergens in de onmetelijke oceaan gingen voortplanten. Maar waar?

Een eerste belangrijke doorbraak kwam er aan het einde van de negentiende eeuw, toen twee Italiaanse wetenschappers observeerden hoe de onooglijke zeediertjes die bekend stonden als de afzonderlijke soort Leptocephalus ('smalkop'), in het lab tot glasaaltjes transformeerden.

Daar waren ze dus, de kleine palinkjes, maar de voor de kust van de Siciliaanse stad Messina opgeviste larven waren al zeven centimeter lang, dus hun geboorteplek was dit vermoedelijk niet.

Dus begon de Deense bioloog Johannes Schmidt in 1904 aan een jarenlange campagne op zoek naar steeds kleinere larven, in de hoop dat die hem bij de broedplaats van de paling zouden brengen. Maar doorzichtige larven vinden in de Atlantische Oceaan is geen sinecure, dat begrijpt u wel.

Met zijn allen naar de Sargassozee

Omdat de kleiner wordende larven hem steeds verder van de kust weglokten, en er inmiddels ook een Wereldoorlog woedde, vroeg Schmidt aan de schippers van handelsschepen om af en toe water te scheppen. Daaruit bleek dat de larven steeds kleiner werden naarmate Amerika in zicht kwam.

Dus ging Schmidt daar na de oorlog verder zoeken, en uiteindelijk had hij beet: in de door de Amerikaanse zuidoostkust en de Carabische eilanden omringde Sargassozee, een erg zoute en op het eerste gezicht levenloze zee, vond hij de allerkleinste smalkoplarven, Amerikaanse én Europese.

Ongelooflijk dat onze palingen helemaal naar daar zwemmen om zich voort te planten, vond men toen, en hoewel er wetenschappelijk nog weinig twijfel bestaat over dat scenario, was er wel nog een probleem. Er was in de Sargassozee nog nooit ofte nimmer een volwassen paling aangetroffen.

Daar komt nu eindelijk verandering in: in Nature Communications rapporteren Canadese wetenschappers hoe ze één van hun 38 met een satellietzendertje uitgeruste Canadese palingen konden volgen tot in de Sargassozee. Vermoedelijk werden de andere opgevreten.

Dat is bijzonder leerzaam voor wie wil weten welke zwemroutes de palingen volgen en hoe ze zich daarbij mogelijk oriënteren. Tenminste: voor wat betreft de Noord-Amerikaanse paling. Want een eerder experiment waarbij Europese palingen in volle zee werden losgelaten was geen succes: de in gevangenschap gekweekte vissen zwommen namelijk onbeholpen allemaal een andere kant uit.

Bovendien is parende palingen bespioneren natuurlijk nog wat anders. En ook over de levenswijze van de larven weten we bijzonder weinig, aldus evolutionair bioloog Dominique Adriaens (UGent).

'Tot voor kort hadden we geen flauw idee wat de smalkoplarven eten', vertelt hij. 'Een recente analyse van hun maaginhoud gaf wel enkele hints, maar welke doorzichtige zeediertjes elkaar op welke manier opeten, is erg moeilijk te achterhalen – het meeste onderzoek gebeurt nog altijd met het schepnet.'

Met enkele medewerkers bestudeerde Adriaens onlangs in detail de bouw en werking van de kop van de larve. 'Een heel vreemde kop heeft die, met schuin vooruitstekende tanden. We weten nu beter weten wat de larve daar in theorie mee kan, maar nog steeds niet waar ze echt voor dienen.'

Lastig, want hoewel men er intussen wel in geslaagd is om palingen in gevangenschap tot voortplanting aan te zetten, wil het maar niet lukken om de larven tot glasaaltjes te doen uitgroeien. 'Ze eten helemaal niets, en vervolgens gaan ze dood', weet Adriaens. 'Dus is men vandaag nog steeds aangewezen op het vangen van wilde glasalen, die in gevangenschap opgekweekt worden.'

Dat is een probleem, want de Europese paling is sterk bedreigd: zowel de zilverpalingen die stroomafwaarts zwemmen als de glasaaltjes die stroomopwaarts zwemmen stranden vaak op een van de vele obstakels die we in waterlopen en in het landschap hebben opgeworpen. Bovendien worden die laatste dus massaal opgevist, al wordt een deel van die vangst in waterlopen uitgezet.

Hopelijk kan deze palingmijlpaal, en de bijbehorende opwinding, het onderzoek naar het lot van de paling een duwtje in de rug geven, en kunnen we deze smakelijke vis binnenkort ook kweken zonder daarvoor glasalen te gijzelen. Om onze paling in 't groen te redden, natuurlijk. Maar vooral omdat het toch doodzonde is dat al die kleine visjes vergeefs de Atlantische Oceaan oversteken.